In de winter met de pen de polder in! (deel 2)
Door Niels Patijn
Struinen in de polder langs weilanden en grindweggetjes, het geeft vaak een bijzonder vrij gevoel. Maar waar begin je in de winter? Het is absoluut niet de eenvoudigste periode voor het zoeken van stekken, maar toch zijn er wel plaatsen te noemen waar Cyprinus Carpio zich vaak ophoud.
Hartje winter is voor mij geen reden om ‘de hengels in het vet te zetten’ zoals ze dat bij ons wel eens zeggen. Veel stekken waar doorgaans tijdens de warmere periode van het jaar door menig hengelaar goed wordt gevangen, leveren gedurende de winter geen vis meer op. Winterstop? Echt niet! Juist op zoek gaan naar de plaatsen waar de karper zich wel ophoudt is mijn antwoord.
Nu verschilt de zoektocht naar geschikte penstekken voor in de winter wel per watertype. Vijvers bijvoorbeeld laat ik meestal links liggen. Je ziet vaak dat de vis hier ’s winters behoorlijk verspreid over het water ligt. Als je doorzet lukt het wellicht op zo’n vijver ook wel om een visje te vangen, maar wanneer je ergens veel meer kunt vangen hoef ik jullie niet uit te leggen waar de keuze op valt.
Bij mij speelt zich alles af op een kanaal. Het gebeurt niet geheel zelden dat karpers in grote getale bij elkaar scholen op overwinteringsplaatsen.
Plaatsen die lonend zijn om eens te proberen zijn duikers. Die hebben toch altijd wel een bepaalde aantrekkingskracht op vis. Vooral wanneer de duiker redelijk wat diepte heeft in verhouding tot de rest van het water is het interessant.
Een duiker kan een overwinteringsplaats zijn voor vis.
Ook gemaaltjes en stuwkleppen kunnen zo hun vis opleveren. Je zult tijd moeten investeren om deze potentiële stekken uit te proberen. Het is overigens niet altijd zo dat de vis diep ligt in de winter. Stroming kan er bijvoorbeeld voor zorgen dat ze net om een hoekje van de duiker gaan liggen. Laatst ving ik ze om zo’n hoek van een duiker op amper 50 centimeter water terwijl het water in de duiker zelf een diepte van drie meter had.
Op amper 50 centimeter water lagen ze!
Nu hoeft het natuurlijk niet per definitie om een hoekje van een duiker te zijn. Het gaat erom dat je meedenkt met de vis. Karpers houden niet echt van veel bewegen bij lage watertemperaturen.
Bij een sterke stroming zullen ze dus proberen om uit die stroming te gaan liggen. Dat kan ook een splitsing zijn van twee kanalen of een kommetje waar er een grotere waterkolom is dan de rest van het kanaal.
Aan de stroomnaad kun je ook heel wat aflezen en geloof me, op een (uitwaterings)kanaal kan het soms serieus ‘spoelen’. Is er zo’n plaats waar ze uit de stroming kunnen liggen, dan blijven ze ook wanneer het niet stroomt vaak wel in de buurt.
Let altijd goed op aan je viswater. Aalscholvers en futen kunnen je zomaar wat informatie verschaffen waar er vis aanwezig is.
De hoeveelheid karper per stek verschilt natuurlijk. Op de ene plaats liggen ze gewoon wat meer verspreid dan op de ander. Wanneer de karper echt ‘opgestapeld’ ligt kun je je lol vaak niet op, een sessie in de dubbele getallen in de winter is natuurlijk ook geweldig.
Toch wil ik meegeven dat je dergelijke stekken ook weer niet te vaak moet bevissen. De aantallen die je vangt zouden dan toch snel wat minder worden en de winterstek verstoren willen we natuurlijk al helemaal niet.
Komende week beginnen we aan de vakantie, ook dan staat er natuurlijk weer een dagje pennen gepland. In het derde deel gaan we het aas en de techniek zelf eens belichten met betrekking tot de koude periode van het jaar.
Tot dan!