Hoogtepunten van vijftig jaar sportvissen

Hoogtepunten van vijftig jaar sportvissen

Door Ron Smits  
 
Tijdens mijn loopbaan had ik het altijd heel druk. Werk weken van zeventig uur en meer waren eerder regel dan uitzondering. Ik had dan ook heel weinig tijd om naar de televisie te kijken en gisteren keek ik naar een, door mijn vrouw opgenomen, DVD van het afscheidsconcert van BZN in Ahoy, enkele jaren geleden. De zesenvijftig Top veertig hits, waarvan meer dan dertig top tien noteringen, brachten ons welgeteld tweeënveertig jaar terug. Bijna dezelfde periode heb ik mijn vrije tijd met sportvissen doorbracht.
 
Op mijn zesde jaar ben ik begonnen in het haventje van Ossendrecht, waar eb en vloed nog vrij spel hadden. Het absolute hoogtepunt was toen mijn eerste gevangen paling. Iedereen mocht het horen dat ik een paling had gevangen, mijn allereerste vis ooit. Ik ging compleet uit mijn dak. Achteraf was dit helemaal niets bijzonders, want er zat echt heel veel paling. 
 
Vissers met grote kruisnetten aan ingewikkelde takelinstructies verdienden er hun brood mee. Na het palingavontuur gingen we ook regelmatig naar Sint Maartensdijk op het eiland Tholen, om daar de platvis te belagen. Heerlijk vissen daar, als het water amper dertig centimeter hoog stond kwamen de eerste platvissen al boven en doubletten en zelfs tripels waren geen uitzonderingen. 
 
Een echt hoogtepunt kan ik mij daar niet meer herinneren: veel gezonde vis vangen was heel normaal. Met laag water kon je daar snel een portie zeepieren steken, genoeg voor een dagje vissen.
 
We gingen ook naar andere stekken, zoals de vuurtoren van Gorishoek (eiland Tholen). We zagen daar een paar Belgen met 'plastic ballen' vissen en vreemde vissen met snavels en een groene graat vangen. We hebben daar veel hoogtepunten gekend. Mijn vader ving daar een geep van drieënnegentig centimeter, ikzelf een van vijfenzeventig en later nog een van zesenzeventig centimeter.
 
Verder veel makreel gevangen met het verenpaternoster, terwijl we als vissers schouder aan schouder stonden, palingen zo dik als een pols hebben we zien vangen aan zachte krab, ook een bot van bijna zestig centimeter heb ik zien vangen, ’s avonds finten vangen, mijn zoon heb ik daar leren vissen en zijn eerste geep was zeker een hoogtepunt. 
 
De Zeeland brug. Nog steeds een bekende stek.
 
Maar voor mij was het absolute hoogtepunt dat op een avond in mei, terwijl wij op geep visten, het water in de verte in beroering kwam, zoals bij een school jagende makreel. Maar het was veel groter en het kwam snel naar de kant. Op een bepaald moment stonden we met onze laarzen in het water terwijl de kleine aasvisjes tegen onze laarzen tikten en zelfs massaal op de kant sprongen. De kant lag werkelijk bezaaid met allerlei kleine zilveren visjes. 
 
Al gauw werd duidelijk waarom deze visjes uit het water op de kant sprongen. Vele zeebaarzen, gepen en makrelen waren achter deze visjes aan het jagen en kwamen zelfs zo dicht onder de kant, dat we ze zagen (vr)eten en dikwijls met geweld tegen onze laarzen botsen. Wij stonden als versteend te kijken naar dit schouwspel wat zeker vijftien tot twintig minuten duurde. Enkele omstanders schepten met hun schepnetten de vis uit het water: zeebaars en makreel. 
 
Wij zijn nog heel vaak terug geweest naar deze stek, maar hebben dit nooit meer mogen aanschouwen, ook niet op andere stekken. Wel zag ik regelmatig scholen makreel die zelfs heel kort langs de kant zwommen. Als je geluk had bleven ze wat langer aan de kant en kon je met je geephengeltje heel wat makreel bij elkaar vangen. Mij staat nog bij dat ik op een avond met mijn geephengeltje, er meer dan dertig had. ’s Avonds op de BBQ en vele camping gasten hebben gesmuld. 
 
Een heel bijzondere stek, want je zag er regelmatig zeehonden, die zich soms tot tien meter uit de kant lieten zien. Vele duikers tijdens hoog en laag water en op de camping daar hoorde je hun verhalen over kreeften, zeebaarzen, schollen van een groot formaat. Ik kreeg ook veel informatie over deze bijzondere, maar gevaarlijke visstek. Ieder jaar waren er altijd één of meer duikers in problemen, die zich lieten verrassen door de sterke stroming als het water op of afging. 
 
Op sommige plaatsen was het meer dan veertig meter diep en op andere plaatsen waren er als het ware onderaardse gangen uitgesleten door de stroming, waar zich volgens de duikers, monsters van zeebaarzen ophielden. In de bocht van de pier lagen met laag water heel veel stenen bloot. Zodra je op deze stenen kon vissen, kon je daar grote en dikke botten vangen. 
 
Durfde je het aan om heel kort tegen een niet zichtbare strekdam te vissen, kon je er tong, zeebaars en werkelijk dikke palingen vangen. Zeker als je dan ook met zachte krab viste was de paling soms meer dan een pols dik en ook vriend zeebaars was van de partij. Ook bij de veerpont van Zijpe was het ‘s zomers goed vissen op geep, makreel en soms een zeebaars. 
 
In het najaar gingen we naar de Val van Zierikzee. Mijn vader zei altijd: “even een emmertje schar vangen”. Vreemd, maar het klopte wel. Vele mooie dagen hebben we daar gekend, maar voor mij was het absolute hoogtepunt wel om met een heel licht hengeltje voorzien van vijfentwintig gram lood aan 0,25 mm lijn, net achter de stenen mooie scharren te vangen. Met het hengeltje in de hand voelde ik de schar tot in mijn kleine teen als deze het aas belaagde, echt een Zwitserleven gevoel. 
 
In de zomer een fijne stek voor de geep en makreel, maar ook als het wat kouder werd kon je er een gulletje, wijting of zelfs een schelvis vangen. Vele avonden hebben we daar doorgebracht. Als we weer huiswaarts keerden, gingen we met de pont van Zijpe, met als absoluut hoogtepunt een overheerlijke kom erwtensoep. Aan boord van deze veerpont zagen we voor het eerst een kabeljauw van meer dan een meter, die op Burgh Sluis was gevangen. U kunt het al raden waar wij het volgende weekend naar toe gingen.
 
We hadden ons door Nol Jurgens uit Bergen op Zoom goed voor laten lichten, vol goede moed, gewapend met mustad 5/0 en mustad 6/0 haken en voldoende verse zeepieren gingen we het kabeljauw avontuur op Burgh Sluis aan. Absoluut hoogtepunt was wel een waslijn in de tuin met zeven kabeljauwen van ca. een meter, de vangst van afgelopen nacht. We hadden er wel meer gevangen, maar alleen de hele grote gingen mee naar huis. 
 
De rest mocht weer verder groeien. We hadden in die tijd nog geen diepvries en ook overdag vroor het stevig, zodat de vis diepgevroren bewaard kon blijven. Heerlijk zo’n vers gevangen visje. Een ander hoogtepunt was dat er ’s nachts een paar mannen met een kar en daarop een grote pan snert langs de vissers gingen om een lekker warme kop snert te verkopen. 
 
Dergelijke lampen waren toen heel schaars.
 
Nou, u kunt zich wel voorstellen dat er iedere nacht uitgekeken werd naar de snert. Ik weet ook nog dat in de begin periode van het kabeljauw vissen, er een oudstrijder uit Korea aan het vissen was. Op een gegeven moment had hij een echt grote kabeljauw aan de hengel hangen. Je zag duidelijk in het schijnsel van de lampen dat de kabeljauw wild met zijn staart sloeg en iedere keer weer de diepte in dook. Grote klappen op de hengel, een gierende slip lieten zien dat de kabeljauw zich niet zomaar gewonnen gaf. 
 
Na verloop van tijd was het de kabeljauw gelukt om achter een steen te duiken, onder aan de dijk en bleef daar roerloos liggen. Wat de visser ook probeerde, de kabeljauw was niet van plan om achter de steen uit te komen. In die tijd was het ’s nachts heel koud en heel vaak sprongen de stukjes ijs van de binnen gedraaide draad af of was het topoog geheel dicht door ijs. 
 
De visser weigerde echter om zich gewonnen te geven en kleedde zich uit om in Adams kostuum vervolgens het ijskoude water in te duiken om zijn kabeljauw te gaan halen. Even later stond hij dan ook lachend met zijn prachtige kabelU aan de kant. En heel even was hij de koude vergeten. Later verwarmde hij zich aan een houtvuurtje. Wellicht was hij de voorloper van Rocky. Ondertussen waren we verhuisd van Hoogerheide naar Elburg. 
 
Mijn vader was beroepsmilitair en regelmatig verhuizen hoorde daar nu eenmaal bij. Ook vanuit Elburg gingen we vaak naar Burgh Sluis, maar eerst bij Krabbendijke pieren steken voor de komende nacht. Ja, we hadden er veel voor over om een visje te vangen. In de zomermaanden gingen we vaak vanuit Elburg naar de afsluitdijk ter hoogte van de Lorentz sluizen. In Zurich kochten we ons bestelde aas, diepgevroren spiering was daar een veel beter aas dan zeepieren of zagers. 
 
Ik was toen een jaar of dertien, veertien. Een geweldig goede stek voor platvis en geep in de zomer. We hebben daar zelfs vissers aan de kant gezien met vaste hengels van een meter of zes, voorzien van een dobber, die volop platvis vingen op een diepte van ongeveer een meter, terwijl het daar veel dieper was. Het vreemde was dat je daar op de bodem geen vis kon vangen. 
 
Wel met onze werphengels ver uit de kant was het goed vissen. Ook visten we veel aan het Veluwe meer, waar we zelfs met onze zeehengels tussen de zwemmers door mooie palingen uit het randmeer vingen. Hoogtepunt daar was een baars van achtenvijftig centimeter die mijn vader aan zijn zeehengel ving met landwormen als aas. Wat een prachtige vis. Mooi getekend en voorzien van grote, prachtige stekels. 
 
In de stadsgracht van Elburg heb ik veel gevist op brasem, baarsjes, voorn, maar ook op snoek en paling. Snoeken deed ik in die tijd met levende baarsjes, want deze hielden het veel langer vol dan voorntjes. Echt grote snoek heb ik niet gevangen, maar het absolute hoogte punt was een paling van eenentachtig centimeter, die een levend baarsje pakte met mijn haak erin. 
 
Een geweldige aanbeet was het zeker niet. Het leek wel of de lijn vastzat, want door de stroom werd de dobber onder getrokken en bleef constant op dezelfde plaats staan. Zodra ik echter de hengel voorzichtig omhoog tilde, waarbij ik contact kreeg met het baarsje, voelde ik aan de andere kant duidelijk dat er een vis aan trok. Ik liet de hengel liggen en wachtte af. Na verloop van tijd kwam er beweging in en ik tikte aan. 
 
Geweldig want wat ging het nu tekeer aan de andere kant van mijn hengel. Dit moest een wel monster van een vis zijn. Boven de kant viel de paling eraf, want de haak was gebroken. Toen de paling op de kant lag te kronkelen om weer terug in het water te geraken, had ik beide handen, voorzien van zand, nodig om die paling in bedwang te houden. Wat een monster. 
 
Mijn vismaatje hielp mij de paling te ontdoen van het restant van de afgebroken haak. Het restant van de gebroken haak was er snel uit en we gaven, na het meten van  de vis, de grote paling weer de vrijheid. Zoet water vis kan mij niet zo bekoren, zelfs geen snoekbaars. Een uitzondering was wel de paling uit de randmeren en IJsselmeer. Zeker als deze ook nog vers gerookt was.
 
’s Winters werd het op Burgh Sluis steeds drukker en drukker, de tamtam werkte in die tijd ook al. Soms gingen de vissers elkaar zelfs te lijf met hengelsteunen en dit deed ons besluiten om ons geluk elders te proberen. Zo gingen we aan de overkant op de Veerse Dam vissen, juist daar waar vroeger de diepere geul naar het huidige Veerse Meer liep. Heerlijk rustig, het was maar hoogst zelden dat er ook andere lichten aan het strand brandden. 
 
We vingen daar ook goed vis. Het waren er niet zo veel en ook niet zo groot als op Burgh Sluis, maar we hoefden ook niet zo ver te lopen. De dam over en vissen maar. Mooie wijtingen en mooie gullen hebben we daar gevangen. Hoog, laag, opkomend of afgaand water maakte niets uit, elk getijde bracht vis. Een bepaalde nacht in november, met dood tij tegen de morgen was heel speciaal. 
 
Gedurende de avond en nacht hebben we geen beet gehad. Mijn vader en ik waren van het kaliber “we zijn er nu toch” en naar huis gaan deden we pas als het weer licht was. Om ongeveer zes uur ’s morgens kwam er toch wat leven in de brouwerij. Een mooie aanbeet bij mijn vader en even later lag er een mooie gul van dik in de zeventig centimeter op het strand. Ik heb deze voor hem uit het water gepakt en op de kant gelegd. 
 
In mijn ooghoeken zag ik vervolgens dat mijn hengel geheel krom getrokken werd, waarna de lijn helemaal slap viel. Werkelijk als een speer zo snel liep ik terug naar mijn eigen hengel. Rustig probeerde ik de slappe lijn weer strak te draaien, maar dit lukte niet, het was net of de lijn gebroken was. Ik kon blijven draaien, maar de lijn kwam niet strak. Ik zag het al somber in. 
 
Maar in het minder diepe water begon er iets te bewegen aan mijn hengel, de lijn kwam nu wel strak. Sterker nog, grote klappen waren op de hengeltop te zien en ik voelde hoe de vis meter voor meter door de toch al zware slip trok. De vis zwom gewoon richting de kant tot het ondieper begon te worden. Ik kon niets anders doen dan de hengeltop omhoog te houden en de lijn strak te houden, terwijl de vis op de hengeltop beukte en de lijn en de slip van de molen zwaar op de proef stelde. 
 
Ik wist dat dit een kanjer moest zijn. Uiteindelijk kon ik metertje voor metertje aan draad winnen. Nog steeds kreeg de hengel flinke klappen te verwerken, maar uiteindelijk zag mijn vader de vis en zei: “Het is een grote”. Even later lag er een echte kabelU van ruim tweeëntwintig pond aan de kant. Mijn grootste kabelU ooit vanaf de Nederlandse kust. Wat een hoogtepunt, wat een beest. 
 
Strand van Westenschouwen.
 
Voor de Veerse Dam verzandde de boel en ik moest toen uitwijken naar de Banjaard of naar Vrouwenpolder. Eerst ging ik naar de Banjaard. Het was een eindje hobbelen, maar dat was ik al aardig gewend. Ik zocht altijd de restanten van een bunker op, waarvan de laatste stukken van die bunker tijdens het afgaan van het water pas zichtbaar werden. Zo kort als mogelijk was viste ik tegen de bunker. 
 
Niet alle brokstukken waren zichtbaar, zelfs bij laag water lagen er nog grote stukken steenpuin in het water. Mooie gullen, grote wijtingen heb ik daar gevangen, niet in zulke grote hoeveelheden, maar voor mijn vrouw en mezelf meer dan genoeg voor een lekker maaltje verse zeevis.
 
Ik leerde ondertussen Cor Willemse kennen en hij vertelde over zijn successen op en aan de Westerschelde. De Vijgeneter bij het strand van de Dishoek en ook het Nollenstrand waren volgens hem een heel goede stekken voor gul en platvis. Samen gingen we er op uit en mooie gullen, wijtingen en platvis vingen we vanaf het strand van de Dishoek. 
 
Cor was een wedstrijdvisser en lid van De Edelkarper, waar vele andere wedstrijdvissers, zoals bijvoorbeeld Eric Goossens, Wil Rijsdijk, Wil Franken, Nel en Hans Willemse, Miranda Rijsdijk (later Miranda Willemse) ook lid waren. Een gezellige club vissers, die geen geheimen voor elkaar kenden. Goede stekken werden dan ook met elkaar gedeeld en zo gebeurde het dat ik op Vrouwepolder, De Boswachter bij Haamstede, Westenschouwen, West-Kapelle, Domburg  en nog een paar stekken viste. Allemaal goede stekken, met goed vis en zeker ook hoogte punten.  
 
Mooie schol.
 
Net zoals zoveel andere vissers hadden wij op elke stek wel een voorkeur voor bijvoorbeeld een paalhoofd of een bepaald stuk op het strand. Zo hadden Cor en ik ook een favoriete stek bij een paalhoofd en ging Cor een paalhoofd verder staan vissen dan ik. We kwamen aan in het licht en pakten onze spullen uit, zodat als het donker werd alles gereed stond. De lampen aan en wachten op de duisternis. Ondertussen kwam er een visser even verderop staan, met zo te zien gloednieuw materiaal. 
 
Hij kreeg zijn lamp niet aan en ik hielp hem, zodat hij niet in het donker verder moest. Dankbaar kwam hij even later met een heerlijk borreltje en wij maakten, als we elkaar in latere sessies aan het strand zagen, altijd even een praatje, onder het genot van. Het water ging inmiddels af en wij stonden nu halverwege het strand. Vaak had ik, zodra ik het strand op kon, mijn eerste gulletje al gevangen, maar vandaag was anders. 
 
Het duurde tot zeker half tij dat ik de eerste beweging pas op mijn hengel zag en even later de eerste wijting landde. Hierna direct nog een paar mooie gullen tussen zestig en zeventig centimeter. Mijn avond kon niet meer stuk. Ook Cor had een mooi maaltje vis, maar ook bij hem werd het hierna rustig. Wedstrijdvisser als hij is wisselde hij zijn gulonderlijnen voor platvisonderlijnen en even later ving hij mooie platvissen. 
 
Ik bleef eigenwijs door vissen op gul. Mijn buurman ging in die rustige tijd eens bij andere vissers kijken en kwam als laatste bij mij. Hij zei “Ik begrijp het niet, ik ben zeker bij tien vissers geweest en soms had iemand een gulletje gevangen. Ik zelf heb er ook nog geen gevangen. Maar niemand heeft er zoveel als u”. Ik vertelde hem mijn “geheim” en gaf hem een onderlijn en een stuk geankerd lood. Wees voorzichtig met het beazen van de haak (5/0), want hij is vlijmscherp, waarschuwde ik nog. 
 
Ik vertelde hem dat de gul met de stroom mee zwemt om iets eetbaars te zoeken. Wanneer hij vervolgens een geurspoor heeft gevonden zwemt hij tegen de stroom in om zijn aas te pakken. Als er geen gul te bekennen is zul je merken, dat garnalen, krabben en kleine vis je zeepieren belagen. Aangevreten of kale haken zijn dan je deel. Op het moment dat de gul aast, zijn al deze kleine krabben, garnalen en visjes ondergedoken en blijft het aas aan de haken. Snel aas verversen en laten liggen die hap. De gul vindt je aas vanzelf.  
 
Door zijn smaak en geur papillen, sikje onder de onder de onderlip en de zijlijn aan beide flanken heeft de gul voldoende zintuigen om elk spoortje op te pikken. Hij ging weer naar zijn eigen hengels terug. Net voor laag water zag ik weer de bekende doorbuiger op mijn hengeltop, gevolgd door een slappe lijn. 
 
Rustig strak draaien en onmiddellijk had ik contact met weer een mooie kabeljauw. Onder het draaien voelde ik de vis met zijn kop tegen de bodem beuken en hij zwom tegen de stroom in. Machtig gevoel was dit, wat een dreunen op de hengel. Langzaam kwam de vis korter aan de kant en aan de oppervlakte zag ik in het schijnsel van mijn beide petromax petroleum vergassers, hoe de vis met zijn staart door het water sloeg, een mooi gezicht en wat een geweld. 
 
15 Pond vanaf Dishoek strand.
 
Even later kon ik de kabeljauw laten stranden op het ondiepere gedeelte, zodat ik hem uiteindelijk kon pakken. Vijftien pond en een lengte van vijfentachtig centimeter was een heel mooie kabeljauw. 
 
Een aantal weken eerder waren we bij de boswachter van Haamstede. Werkelijk een heel fijne stek, maar wel een verschrikkelijk eind lopen. Gelukkig kon je over het fietspad en met je viskarretje was dit goed te doen. Het laatste stukje, moest je door mul zand en zelfs met viskar, moest je een goede conditie hebben om er te geraken. Ook daar was het heel rustig, geen enkele beweging op de hengeltop en Cor schakelde weer over naar platvis onderlijnen. 
 
Hij ving daar echt een mooi portie platvis en een paar wijtingen. Ik viste door met mijn vlijmscherp geslepen mustad haak 5/0 en slechts een grote wijting was mijn deel. Net nadat we besloten om weer naar huis te gaan, was de doorbuiger daar. Ik had snel de hengel in de hand en voelde de gul trekken en zwemmen. 
 
Aanslaan deed ik al lang niet meer en ik begon rustig te draaien, een gevoel van "ja, ik heb weer een heel mooie gul aan de haak", liet mij vergeten dat ik de hele avond had gestaan voor slechts een wijtinkje tot dusver, terwijl mijn vismaat Cor heel wat platvis wist te vangen. 
 
Even later haalde Cor de gul uit het water en deze woog twaalf pond, met een lengte van tachtig centimeter. Mijn avond was weer helemaal goed. Nog voor ik de gul onthaakt had was er op de andere hengel weer een aanbeet gevolgd door een slappe lijn. Strak draaien en weer wat gebonk aan de andere kant van de hengel vertelde mij dat er een andere, niet zo’n grote gul, zich vergrepen had aan mijn aas. 
 
Wat later was ook deze gul gestrand op het ondiepere gedeelte. Altijd een mooi gezicht als de imposante kop van een grote gul gestrand ligt op het zand. Even later lag er naast de eerste ook een tweede gul van bijna acht pond. Ik was even bang dat deze avond geblankt zou worden althans voor de gul. Ik kwam voor de gul en ving ook gul, zo zie je maar, de aanhouder wint, al duurde het nu wel angstvallig lang. 
 
Dat was voor mij en ook voor mijn vader de reden dat wij pas naar huis gingen als het weer licht was. Eerder noemde ik Westenschouwen. Hier heb ik ook vaak gevist en leuk gevangen. Voor de kust lag namelijk een zwin, waar gul en andere vis regelmatig kwam azen. Echt grote kabeljauw heb ik hier niet gevangen, maar altijd wel een leuk klusje gul, wijting en soms ook grote schar en bot. 
 
De grootste gul woog daar iets meer dan zes pond en vierenzestig centimeter. Hoogtepunt op diezelfde avond was wel dat ik buiten die mooie gul en nog wat kleinere gul en wijting, ook drie hele grote Noordzee krabben ving met een schaal doorsnee van ongeveer twintig tot vijfentwintig centimeter. 
 
Als zo’n krab je vinger te pakken krijgt met een van zijn scharen, wordt het nog moeilijk om vijf bier te bestellen in een gelegenheid met veel lawaai, waarschijnlijk krijg je er dan maar vier. De zes grote krabcocktails, die we hier van hebben gemaakt smaakte overigens voortreffelijk tijdens het Kerstdiner.
 
Tarbot.
 
Voor de tong ging ik bijna altijd naar de stranden van Domburg. Zowel bij de golfbaan, ’s zomers was er daar ook een strandpaviljoen, maar ook vaak bij de oversteek plaats van en naar de camping. Mooie nachten met wisselend succes. Altijd kans op een grote vis. Hoogtepunten waren wel een tong van achtenveertig centimeter, een schartong van bijna veertig centimeter, twaalf heel mooie tongen (de kleinste was dertig centimeter en de grootste tweeënveertig centimeter), mooie zeebaars en gul van vijftig tot zestig centimeter. 
 
In de laatste twee weken van oktober ging ik altijd naar de golfbaan, bij het strandpaviljoen. Hier loopt links een strekdam in het water en ik viste zo kort als mogelijk was tegen deze strekdam, in de daar, door de getijde stroom uitgesleten, aanwezige diepere plekken. Deze periode was vaak goed voor wat gul en zeebaars, maar af en toe pakte ik ook forse paling en wat grotere tong aan mijn mustad 2/0. 
 
In het voorjaar waren deze stekken altijd goed voor een paar mooie scholletjes en wat vroege scholenbaarsjes. Voordeel was wel dat je de auto tot bij het strand kon rijden, helaas niet bij de golfbaan, daar moet je een trap over, om van de parkeerplaats op het strand te geraken.
 
Bootvissen vanaf een huurboot heb ik een aantal keren gedaan. Ik stond liever met beide benen op de grond te vissen, ik vond dit veel  leuker en mooier dan het bootvissen. 
 
Echt hoogtepunten vanaf de boot heb ik niet, maar er zijn wel een paar fijne momenten geweest, zoals een makreel van vijfenveertig centimeter, die flink partij gaf, met lange runs door de slip, een wijting van vijfenveertig centimeter, een gul van drieënzeventig centimeter, mooie palingen van in de zestig en in de zeventig centimeter, drieënveertig makrelen gevangen aan een licht hengeltje, voorzien van slechts één haak: ingooien en onmiddellijk hangen. 
 
Absoluut hoogtepunt was wel twee makrelen aan één haak. De haak kwam bij de ene makreel langs de kieuw naar buiten en daar greep een andere makreel naar het veertje.
 
Zelf ben ik nu in bezit van mijn derde plezierjachtje en vis ik door heel Nederland op de vele viswateren die Nederland rijk is.  Het voordeel van zo’n boot is dat je op heel veel plaatsen komt, waar je nog nooit bent geweest. Hierdoor moet je zelf op zoek naar goede stekken en dat geeft juist een heel goed gevoel als je dan een leuke vis vangt. 
 
Ik weet nog dat ik veel plezier beleefde aan een heel licht hengeltje en een aantal karpertjes van vijfenveertig tot vijftig centimeter, een gulletje van ruim veertig centimeter aan een acht grams spinhengeltje. Aan dezelfde hengel een aantal gepen was ook leuke sport. Mijn eerste boot was er een van acht meter en toen werkte ik in de vier ploegendienst, waardoor ik door de week veel vrij was. 
 
Veel ging ik dan met mijn boot het toen nog zoute Volkerak op. Gepen, palingen, grote platvissen, makrelen heb ik gevangen aan heel licht materiaal, wat toch een heel andere dimensie aan het sportvissen toevoegt. Absoluut hoogtepunt was dat ik op een diepe plek aan het vissen was op geep. Regelmatig kwam er geep binnen aan mijn eerder genoemde acht grammer.  Op een bepaald moment krijg ik een heel flauwe, vreemde aanbeet. 
 
Ik tikte aan, maar voelde eigenlijk helemaal niets en toch hing er wat aan. Dit herhaalde zich een aantal keer en ik dacht aan een heel klein visje. Mijn geepdobbertje zag ik op een meter of twintig achter mijn boot, maar ik zag geen vis tot het dobbertje op een meter of tien achter de boot genaderd was, er hing wel degelijk vis aan, maar ik wist niet wat. 
 
Het dobbertje kwam steeds dichter bij de boot, ik zag echter geen aasje meer achter de dobber en toen de dobber op een paar meter genaderd was zag ik een enorme zeebaars achter mijn dobber en nog steeds zag ik mijn aasje niet. De zeebaars kwam mee totdat mijn dobber nog maar een meter was verwijderd van de boot, toen deed hij of zij de bek open en daar was mijn geep aasje weer. 
 
Mijn aantikken met de acht grammer heeft de zeebaars niet gedeerd, waarschijnlijk heeft deze er niets van gevoeld. Hij zwom naar de boot toe, zwaaide met zijn staart nog goedendag en verdween onder de boot. Wat een beest was dat, jammer dat ik zo licht viste, maar wel een leuke, spannende belevenis. Inmiddels heb ik een Bruys Vlet van elf meter.
 
Onze Bruys vlet Dolly.
 
Jammer genoeg heb ik een aantal jaren geleden mijn Sportex carbon strandstokken aan de wilgen gehangen. Niet omdat ik geen zin meer had, maar omdat mijn schouders het niet meer aankunnen. Ik heb mij sindsdien geheel op het spinvissen gestort, met als hoogtepunt het zeeforelvissen in Denemarken.
 
Binnenkort staat er een langer verblijf op Langeland gepland met mijn boot: fiets mee en vissen maar op de zeeforel. Sinds 1984 kom ik een a twee keer per jaar op Langeland om eerst en vooral de gul te belagen.
 
Mooi klusje gul vanaf het strand bij Strib op Funen in maart 1994.
 
Ik weet nog dat we in de eerste visvakantie geen gul vanaf de kant wisten te vangen, omdat we de kennis niet hadden van wanneer en hoe we moesten vissen op de gul. We vingen in die tijd (april) veel schar vanaf het havenhoofd van Lohals, soms met drie tegelijk. We zijn vanuit Spodsbjerg met een visclub aan boord van de RU 7 meegevaren om met de pilker de gul te belagen. 
 
Voor mij was dit de allereerste keer dat ik met een stuk blik en een dreg ging vissen. Ik ving dan ook helemaal niets, terwijl mijn vismaat toch een aantal mooie gullen wist te verschalken. Wij trakteerden de visclub op een whisky en de schipper nodigde ons uit om tijdens zijn vistrips (hij was beroepsvisser) mee te varen en tijdens het schoonmaken van zijn netten, konden wij heerlijk vissen.  
 
Mooie tong van veertig centimeter in oktober vanaf het strand van Gladved op Jutland.
 
Het was een hele ervaring om met een beroepsvisser in Denemarken mee te mogen. Ik zal hier een apart artikel aan wijden. Mijn geloof in blik was na een tweede visloze dag tot nul gereduceerd. Mijn vismaat, die vroeger geregeld met huurboten vanuit Engeland meeging, had duidelijk meer ervaring en daardoor ook meer vertrouwen in pilkers en ving ook zijn gullen. 
 
De laatste dag van ons verblijf op Langeland, ving ik mijn eerste gulletje aan blik, terwijl de gul eigenlijk niet aanwezig was, volgens mijn vismaat. Hij blankte en dat gaf mij dan toch nog een goed gevoel. In de jaren die volgden hebben we buiten gul en wijting ook veel mooie platvis gevangen. Grote botten, prachtige schollen, dikke scharren, mooie tong en zelfs een tarbot.
 
Met drie tegelijk vanaf het strand bij Gladved.
 
In 1994 ontmoette ik Leonard Muys, een Belg, die toen al enige tijd in Denemarken woonde. Samen zouden we bij Gulstav Klint op de gul gaan vissen. Vol bewondering keek hij naar de uit Nederland, meegenomen zeepieren, die prachtig rondgevormd waren door het Nederlandse zeewater. Zijn onderlijnen hadden drie platvishaakjes, waar over elke haak, net een pier over geschoven kon worden.  
 
Mijn onderlijnen hadden een dwarrellijn van bijna een meter met daaronder een geslepen mustad haak 5/0. Ik schoof een pier of vijf, zes over de haak en gooide in. Even later had ik de eerste doorbuiger, die gevolgd werd door een slappe lijn. Een paar minuten later lag de eerste mooie gul op het kiezelstrand. 
 
Gedurende een half uur tot drie kwartier herhaalde dit zich een paar keer. Hij ving zelf af en toe een gulletje van een kleiner formaat, omdat zijn onderlijnen ijzeren afhouders had en zijn hoofdlijn 0,50 millimeter dik was ten opzichte van mijn 0,30 millimeter dikte. Nadat ik hem een molen van mij leende en hem een onderlijn gaf begon hij ook meer en mooiere gullen vangen. 
 
Bruinvissen, visotters en zeehonden zie je regelmatig in Denemarken.
 
Echt grote heb ik vanaf de kant daar niet gevangen. Wel hebben we eenmaal een schitterend natuur geweld mee mogen maken. We stonden in begin april van 1994 aan Botofte strand te vissen. Het begon zachtjes te sneeuwen. Langzaam maar zeker werden de vlokken steeds groter en ook de wind nam toe. Eerst viel de sneeuw verticaal, maar met het toenemen van de wind veranderde de richting van het vallen. Eerst nog diagonaal, maar na een vijftien minuten veranderde de richting van diagonaal naar horizontaal. 
 
Door de aanwakkerende wind en de grootte van de vlokken zagen we letterlijk en figuurlijk geen hand meer voor ogen. We hebben in totaal een vijfenveertig minuten door gevist en besloten toen terug te gaan. Dat was maar goed ook. Er lag een zodanig dik pak, dat de weg naar ons vakantie huis niet meer zichtbaar was. Alleen de paaltjes met reflectoren staken nog boven de sneeuw uit en we bleven maar in het midden tussen de paaltjes rijden. 
 
Glijdend en schuivend kwamen we dan toch in ons vakantiehuisje aan. De volgende dag was het weer prachtig weer en alleen de sneeuw herinnerde ons aan het avontuur eerder. Wat een schitterend natuur geweld. Mijn grootste Deense gul heb ik gevangen vanaf het strand van Botofte. Deze woog een ruime tien pond. We visten vanaf de schemer tot ongeveer elf uur ’s avonds. 
 
Ruim tien pond gul vanaf het strand van Botofte op Langeland.
 
Rond die tijd kwam de veerdienst naar Zweden langs en je kon er de klok op gelijk zetten. Meestal hadden wij rond die tijd vis genoeg gevangen en gingen wij richting vakantiehuisje. De vis hadden wij aan de waterkant al schoongemaakt, zodat we de vis een nachtje in de koelkast konden laten liggen om ze de volgende morgen, konden invriezen. Nog steeds heeft Leonard het over mijn manier van gulvissen. Fijn dat ik hem hiermee kon helpen. 
 
Hij heeft mij ook eens om advies gevraagd voor het driftend wedstrijd vissen op platvis. Ik heb hem geadviseerd welke onderlijnen hij hier het best voor kon gebruiken. Een aantal dagen later stuurde hij een email om me te bedanken, want hij werd kampioen. Later heeft hij mij op weg geholpen om de zeeforel te belagen.
 
Ik heb mij in de biologie van de zeeforel verdiept, maar ook de diverse zeeforelprojecten hebben mij veel nuttige informatie verschaft over waar, wanneer en hoe succesvol te zijn om deze moeilijk vangbare vis te vangen. 
 
Hij wordt niet voor niets de vis van de duizend worpen genoemd. Nu informeer en adviseer ik anderen, die deze vis willen vangen in Denemarken, maar ook in Nederland. Hoogtepunten in de zeeforelvisserij zijn voor mij de eerste zeeforellen van mijn zoon en mezelf, de prachtige twee zeeforellen van dik in de zestig centimeter, die mijn zoon wist te vangen en mijn eerste zeeforel en later ook mijn grootste zeeforel in Nederland van drieënzeventig centimeter.. 
 
Mijn trotse zoon met een ruime zestiger.
 
Mijn grootste Deense zeeforellen waren net geen zestig centimeter. Maar drie van dergelijke zeeforellen in een goede drie kwartier was wel heel uitzonderlijk. Meestal had ik er gedurende een hele week zeeforel vissen een of maximaal twee grotere dan vijftig centimeter. Tot op heden heb ik het slechts eenmaal meegemaakt dat we een school jagende zeeforel zagen, zoals een school jagende makreel. 
 
In de jagende school inwerpen resulteerde onmiddellijk in een zeeforel aan de haak. Het waren geen grote, maar wel vette overspringers. Ook hebben mijn zoon slechts eenmaal een grote school staande zeeforellen gezien alsof deze aan het zonnen waren. Ook hier betekende elke inworp een zeeforel. 
 
Een ander hoogtepunt was het vangen van grote gepen aan de plug vanaf de kant van het eiland Langeland. Vangsten van meer dan veertig grote gepen per dag is niet zo moeilijk daar. Geweldige sport aan licht materiaal. Je staat tot over je middel in het water en ziet de gepen je kunstaas volgen met soms wel vijf of zes gepen tegelijk.
 
Je aasje laten zakken is de prikkel die de gepen nodig hebben en wie er het eerst is heeft de plug en zichzelf gevangen. Je ziet dit echt een paar meter voor je gebeuren, want het water is kraak en kraak helder. Gepen van negentig centimeter worden regelmatig gevangen.
 
Een mooie vijftiger.
 
De spinvisserij in het algemeen en het vissen met pluggen in het bijzonder heeft me inmiddels mooie zeeforellen, snoeken, baarzen, snoekbaars opgeleverd. Absoluut hoogtepunt was een monstersnoek van één meter tweeëndertig , die ik in Delft aan de vooravond van streetfishing, waar ik als hoofdscheidsrechter aanwezig zou zijn, heb gevangen. 
 
Deze vis was veel te groot voor mijn schepnet van zestig centimeter in doorsnede en moest met twee armen uit het water getild worden. De snoek was bijna net zo dik als mijn schepnet in doorsnede was. Wat een bek en wat een grote tanden had die snoek, die als een dikke boomstam zo dik op mij afkwam, zodra hij mij zag nam deze de vinnen en nam weer de nodige draad van mijn molen. 
 
Mooie snoek in de polder bij Gouda.
 
Als je niet wist dat dit een snoek was, zou je zweren dat het een krokodil was, zo kwam hij steeds naar me toe. De aanbeet was zoals een normale snoekaanbeet. Een ander hoogtepunt was een baars van achtenveertig centimeter. Ik viste met een drijvende Salmo hornet. Inwerpen, indraaien waardoor de hornet naar de bodem duikt. Je voelt de hornet op de stenen tikken, even een spinstop waardoor de hornet weer stijgt richting oppervlakte en weer indraaien, dat de hornet de stenen weer aantikt. 
 
Mooie aanbeten van mooie baarzen, gevolgd door een fijne dril aan mijn superlichte spinhengel. Na het onthaken van de baars weer inwerpen en de hornet naar de bodem sturen. Maar nog voor het kunstaas de bodem vond, kreeg ik een machtige dreun op de hengel, die mij in eerste instantie aan een zeeforel deed denken. Een mooie dril met forse klappen leverde uiteindelijk een baars op van achtenveertig centimeter. Een heerlijk gevoel maakte zich van mij meester. Wat een geweldige dikke.
 
Veel mensen vragen zich af wat er aan het (zee)vissen nu zo leuk is. Ik kan natuurlijk alleen mijn ervaring maar weergeven. Als ik ’s nachts, midden in de winter, helemaal alleen aan het strand aan het vissen ben, hoor je alleen de golven. Het maakt dan niet meer uit of het regent of sneeuwt. Heerlijk die stilte, je gedachten dwalen af, je hoofd is leeg... en dan plots die flinke doorbuiger op je hengel. De adrenaline giert door je keel, zou hij hangen? 
 
Je pakt je hengel en voelt meteen die machtige klappen van de gul die honderd meter verder jouw haak heeft gepakt. Als de gul dan wat later op het strand ligt en je kijkt naar die imposante kop, dan kan je vistrip niet meer kapot. Vaak herhaalt zich dit moment meerdere keren per nacht. Ongelooflijk wat dit gevoel losmaakt in je. 
 
Je accu’s zijn weer helemaal volgeladen en je kunt er weer even tegen, tot je volgende sessie aan de waterkant. Maar er is meer. Het is ook heel gezond om aan de zeekant te vertoeven. In de zeelucht zit namelijk jodium, die je inademt: goed voor de keel. Maar niet alleen dat je conditie wordt ook veel beter. Je moet nogal wat inspanning leveren om op je visplek te komen. Een lange mars met al je materiaal door mul zand vergt veel van je en je moet ook nog terug.
 
Het vissen met kunstaas op de zeeforel en geep is veelal overdag en ook vergelijkbaar met het vissen op gul. Je gedachten dwalen af, je hoofd raakt leeg, terwijl je al werpend en binnendraaiend de kust afstroopt naar zeeforel. De machtige dreun op je hengel en de geweldige dril zorgen ervoor dat je adrenaline weer op peil wordt gebracht. Als de zeeforel in je schepnet ligt maakt dit moment geweldige gevoelens los in je, die niet te beschrijven zijn. Hetzelfde kan ik zeggen tijdens het vissen op snoek in de polder.
 
Vissen, ik zou het niet willen en ook niet kunnen missen...