Het pennetje leeft

Het pennetje leeft

Door Noud Govers

Het karpervissen met de pen lijkt uit de mode. Toch is er nog steeds een aantal fanatiekelingen dat zich vol overgave stort op deze spannende manier van karperen. Noud Govers is zo’n fanaat. Hij laat in de medio juli verschijnende uitgave no. 73 van magazine Dé Karperwereld zien dat de pen en de bijpassende lichte hengel en lijn, zelfs op groot water succesvol kunnen zijn.


Een klein hoekje naast een grote sluis.

Al drie kwartier zit ik stilletjes langs het Julianakanaal te wachten, in een klein hoekje naast een grote sluis. We schrijven 5 januari en de eerste vis van het jaar moet vandaag worden gevangen. Kansloos vissen zou je het haast noemen, zeker op zo’n groot kanaal. Toch zit ik hier vol vertrouwen. Ik heb enkele maden en casters gevoerd en mijn haakje zit verstopt in een enkele maïskorrel, tevens de enige maïskorrel op de stek. Dan komt de volgende grote vrachtboot aangevaren.

Het water voor de kant wordt weggezogen en in mijn hoekje begint het langzaam te draaien. De lijn drijft mee en even later wordt ook het pennetje langzaam ondergetrokken. Net voordat het pennetje in het troebele water uit het zicht verdwijnt, zie ik een rukje in de verkeerde richting. Beet? Ik sla aan. Yes, hanguh! Een aantal zware bonken op de hengel maakt duidelijk dat het menens is. De vis blijft in de diepte en maakt een eerste run door de opening tussen de muur en de eerste peiler, richting het open water. Ondertussen vaart de vrachtboot de sluis in en neemt de stroming toe.

Beetje bij beetje begint het water voor mijn voeten te kolken. Alleen door de hengel tot het uiterste te belasten, lukt het me de vis keer op keer tot omdraaien te dwingen. Elke keer opnieuw denk ik: “Nu gaat het fout, dit gaat nooit lukken!” Toch weet ik de vis op de paar vierkante meters stek uit te drillen. Hooguit tien minuten heeft het geduurd; het ging hard tegen hard, maar uiteraard met maximale gevoeligheid!


Deze kanaalschub van 94 cm kwam aan een haakje nr.10 en een korreltje maïs uit het hoekje.

Als de kanaalkanjer even later in het net ligt kan ik me niet inhouden. “Tsjakkaaa!” klinkt het over het koude kanaal. Een man die over de sluis fietst kijkt met een raar gezicht naar beneden. Hij snapt er niks van en rijdt gelukkig door. Met het net samengevouwen klim ik tegen de schuine rand omhoog en leg ik de vis in het gras.

Nu pas zie ik werkelijk wat ik zojuist heb gevangen: een bak van een schubkarper, precies 94cm lang! Voorzichtig schat ik hem op 18 kilo. Een echte geblokte kanaalschub en dan ook nog op een kanaal dat bekend staat om z’n lastige karpervisserij. Snel schiet ik met de zelfontspanner enkele foto’s, waarna ik de vis voorzichtig terugbreng naar het water waarvan ik nu pas voel hoe koud het is! Na even bijkomen zwemt de reus terug de troebele diepte in, mij achterlatend met een gevoel van ongeloof. 

Voedsel, beschutting en zon
De pure rust van het lange wachten en het genieten van alles wat er om je heen gebeurt, totdat die rust opeens wordt onderbroken door een wegzakkende pen met een hectische en enerverende dril tot gevolg. Meestal toch. Daarom vis ik op karper. Soms komt er wel eens een brasem, winde, voorn of zeelt voorbij en van een redelijk formaat. Maar uiteindelijk draait het om karper. Een vis die het je door zijn grote uithoudingsvermogen, tijdens de dril goed lastig kan maken.


Puntgaaf en in topconditie

Hoewel je bij het penvissen meestal maar met één hengel vist, kun je op deze manier echt wel succesvol zijn. Zolang je maar weet wat je doet! Op goed geluk ergens gaan zitten wachten kan natuurlijk. Karpers trekken vaak van de ene stek naar de andere. Maar als je er even over nadenkt waar een vis zijn voedsel zoekt, kom je er gauw achter dat je het niet ver hoeft te zoeken. Vlak onder de kant is vaak het meeste natuurlijke voedsel te vinden.

En ook in de buurt van waterplanten en overhangende bomen is vaak wat eetbaars te vinden. Pijlers en kademuren zijn vaak bezaaid met mosselen en dus ook interessant voor karper. Verder mag je plekken die de vis extra beschutting bieden, niet over het hoofd zien. Zo zijn er bij bruggen en in het water gevallen bomen haast altijd karpers te vinden. Ze rusten er en ze vinden er eten. Het grote voordeel dat je als penvisser hebt, is dat je mobiel bent en bijna overal kunt vissen. Ook op de allerkleinste plekjes of de moeilijkst bereikbare stekken kun jij je aasje presenteren. Toch blijft het karpervissen en is het een kwestie van je tijd uitzitten. Als ze er niet zijn vang je ze ook niet.


Even grof als gevoelig takelwerk…

Naast voedsel en beschutting is de zon een derde belangrijke factor in het opsporen van karper. Zonlicht is belangrijk in het vroege voorjaar als de eerste warme zonnestralen het ondiepe water beginnen op te warmen. Later speelt de zon weer een belangrijke rol, als de watertemperatuur richting de 18 graden Celsius stijgt en de karpers zich gaan verzamelen voor het paaien.


....Met resultaat.

Meestal ergens in februari of maart, als de ergste koude voorbij is en de zon langzaam aan kracht begint te winnen, zijn de eerste karpers weer vangbaar. Als door een magneet worden ze aangetrokken door het sneller opwarmende water. Ze verzamelen zich op ondiepere waterdelen die de meeste zonnestralen vangen. Enkele maanden later als het water is opgewarmd en de spijsvertering van de karper op gang is gekomen, kun je nogmaals je slag slaan. Weet je eenmaal waar karpers paaien, dan kun je hier ieder jaar opnieuw je vis vangen. Je kunt de karpers daar simpelweg opwachten. Tijdens de eerste dagen als de vissen zich verzamelen maar nog niet echt ‘in the mood’ zijn, azen ze nog volop om krachten op te doen voor wat komen gaat.

Zoeken
Op ondiep water zijn de karpers gedurende de warme maanden vaak gemakkelijk te vinden. Of ze liggen te zonnen in een rustig deel van het water, of ze zijn op zoek naar voedsel. Goed kijken is hierbij het belangrijkste! Tijdens het azen verraden karpers hun aanwezigheid door luchtbelletjes aan het oppervlak, of stofwolken van opgewerveld slib. Soms, als ze echt ongestoord aan het ‘buffelen’ zijn, komen zelfs delen van de staart boven het water uit. Het is prachtig om te zien hoe de staart dan rustig door het wateroppervlak roeit, terwijl de vis met zijn snuit diep in de prut woelt.


Met engeltjes op m’n schouders…

Is het water dieper of vis je op een hardere bodem, dan zijn deze kenmerken er vaak niet. Het komt er dan op aan dat je uitvindt wat de vissen aan zou kunnen trekken onderwater. De beste tactiek is dan vaak om verschillende voerplekjes aan te maken en deze één voor één af te vissen. Zo kom je vanzelf op de beste stekken uit. Bedenk echter wel dat deze stekken regelmatig kunnen veranderen.

Door grote hengeldruk kan een superstek in korte tijd geen enkele vis meer opleveren. Ook verandert het gedrag van de karper met de seizoenen. In de winter moet je niet op de plek gaan vissen die de zomer daarvoor zo goed was. Houd je echter rekening met de hierboven vermelde zaken, dan is het mogelijk om op de grootste kanalen en rivieren en zelfs op immens grote plassen, je karpers te ‘pennen’.

Inspelen op de omstandigheden
Het benodigde materiaal is afhankelijk van de beviste stek, het formaat van de te verwachten karpers en zelfs van de tijd van het jaar. ’s Winters zijn karpers lang niet zo sterk als in de zomermaanden wanneer het water warmer is. Doe hier je voordeel mee! Vis je langs een oever zonder obstakels en heb je genoeg open water voor je liggen om de vis te laten ‘runnen’, dan kun je veel dunnere lijnen vissen dan wanneer je tussen de lelies vist.

Hoe dunner je lijn en hoe kleiner je haak, des te sneller zal de vis het zaakje vertrouwen en des te meer zul je dus ook vangen. Zo kan het voorkomen dat ik op een klein ‘dressuurputje’ een dikkere lijn gebruik dan op een groot kanaal. Ook is het een goed idee om voordat je daadwerkelijk gaat vissen al na te denken over de vluchtrichting van de gehaakte karper. In negen van de tien keer kun je dit namelijk van tevoren al bepalen. Hierop kun je dan weer inspelen met de richting waarin je de haak zet. De vis vlucht namelijk vrijwel altijd in de tegengestelde richting.


Veel heb je niet nodig.

Mijn favoriete penhengel is de Fox Specialist. Met een lengte van 12ft en 1 lb testcurve is het een behoorlijk lichte, maar bijna onbreekbare stok. Hoewel de hengel destijds in de catalogus stond als lichtste hengel voor kopvoorn en barbeel, heb ik er mijn grootste penkarpers mee gedrild!  Met deze hengel kan ik niet dikker vissen dan 20/00 nylon. Ga ik zwaarder, dan is het geheel uit balans.

Hengel, molen, lijn en haak dienen namelijk goed op elkaar te zijn afgestemd om het maximale uit de combinatie te kunnen halen. Moet ik door omstandigheden een dikkere lijn gebruiken, dan zal ik ook een zwaardere hengel gebruiken. Dat stel ik zolang mogelijk uit, want vissen met lichter materiaal geeft nu eenmaal meer voldoening. Daarnaast kun je met een dunne lijn veel meer en ook grotere vis vangen dan je ooit voor mogelijk had gehouden. Zolang jij je geduld niet verliest zal de lijn niet breken!


Deze kwam niet aan een pennetje, maar aan de oppervlaktemet de korst.

Een vis die recht op een obstakel afzwemt, kun je tegenhouden door je top onder water te steken. De karper zwemt namelijk altijd precies tegen de richting van de druk in. Verander je de hoek waaronder je kracht uitoefent, dan moet de vis ook van zwemrichting veranderen. Lukt het bij de eerste poging niet, dan draai je de hengel terug omhoog en daarna naar links en weer naar rechts. Door elke keer vanuit een ander punt te trekken, dwing je de vis te stoppen, waarna hij uit balans raakt, om zijn eigen as draait, als het ware over de kop gaat en kracht verliest. Hierop speel je in door telkens enkele meters lijn te winnen en de vis uiteindelijk te landen. Op naar de volgende run!

Drillen moet je leren
Laatst vertelde één van mijn vismaten dat hij vroeger met een dunne lijn moest vissen van zijn vader, die hem het vissen heeft geleerd. Om hem ook goed te leren drillen, (iets wat je echt moet leren) verplichtte hij zijn zoon maximaal 16/00 nylon te gebruiken. Goed drillen is namelijk een kunst! Voor kleinere karpers kan ik een kortere hengel aanbevelen, een spinhengel van 2,40 meter bijvoorbeeld. Deze is tijdens de dril veel gemakkelijker wendbaar dan een traditionele karperstok.

Hierdoor kun je de vis op een totaal andere manier uitdrillen. Door de karper continu tegen te werken en met je hengel te draaien, zul je merken hoe effectief de korte hengel is. De vis zal veel sneller opgeven!
Ik zei al dat alles op elkaar moet zijn afgestemd. Zo is de slip van je molen een bepalende factor bij het vissen met dunne lijnen. Deze moet uiterst gelijkmatig lijn afgeven. Een klein beetje weerstand kan al genoeg zijn om de dunne lijn te doen breken. Een grove haak aan een dunne lijn heeft ook geen zin. De combinatie zal je minder vissen opleveren!

Voor lijnen tot vijf kilo trekkracht kun je net zo goed haken uit een witvisserie gebruiken. Deze buigen echt niet zo snel uit. Bovendien prikken ze veel sneller en zijn ze een stukje lichter dan normale karperhaken. Pennetjes stem je ook weer af op de omstandigheden. Ver werpen vraagt om zwaardere pennen dan wanneer je onder de hengeltop vist. Wind en ver uit de oever vissen met een lichte pen, gaan meestal niet goed samen. Kies je pen echter altijd zo licht mogelijk en lood hem zo uit dat alleen het puntje boven water uitsteekt.
 
Aas
Karpers kun je zo ongeveer met elke aassoort vangen. Toch wordt er bijna alleen met boilies gevist. Is dit gemakzucht of komt het door de witvisbestendigheid van dit aas? Voor het pennen zal ik beslist nooit voor een boilie kiezen, al is het maar uit koppigheid! Laat anderen maar lekker met die dressuuropwekkende ballen vissen! Maïs uit blik heeft mij de meeste karpers opgeleverd. Ook op wateren waar het bulkt van de brasem vis ik er gewoon mee.

Je houdt die brasem namelijk echt niet weg door er een 20 mm vismeelboilie aan te hangen! Sterker nog, je maakt de karpers er alleen maar schuw mee! Zie het maar zo: als (kleine) brasems jouw aas opeten, doen ze dit omdat ze het vertrouwen. Komt er een (grote) karper voorbij, dan zal deze hetzelfde aas ook vertrouwen! Waarom dat is? Een brasem heeft een kleine bek. Toch vertrouwt hij jouw aas en vang je hem.

Een karper met een veel grotere bek zal de haak in datzelfde aas veel minder snel opmerken dan de brasem, puur en alleen omdat hij groter en minder fijngevoelig is! Neem die paar brasems voor lief. Azende brasems veroorzaken ook nog eens voedselnijd op je stek. Mocht je zoveel brasem vangen dat het de rust op je stek verstoort, leg dan je haakaas enkele meters naast je voerstek.


Hero Between verleidde deze vis op 40 cm water.

Andere opties voor voer en aas zijn zachte pellets, gekookt duivenvoer, kattenbrokjes in saus, deeg, hennep en noem maar op: alles vangt. Vooral hennep kan karpers helemaal gek maken en kan ervoor zorgen dat de vissen urenlang op je stek blijven hangen. Soms krijg je al deze tijd geen enkele aanbeet omdat ze zo gefixeerd zijn op de hennep, dat ze al het andere voer negeren!

De enige optie om toch aanbeten te krijgen, is dan om met secondenlijm enkele hennepzaadjes op een stukje tandfloss te lijmen en dit op je haak te prikken. Gevlochten lijn zuigt zich vol met lijm en wordt te stijf. Tandfloss blijft echter soepel. Wees wel voorzichtig met je vingers!  Vis ik met maïs, dan prik ik een enkele korrel op de haak. Dat doe ik zo dat de haak helemaal in het korreltje verstopt zit. De karper proeft nu geen haak en tijdens de aanslag prikt hij er toch wel doorheen. Waarom ik met een enkele korrel vis? Als je de maïskorrels voert, vallen ze ook niet per twee op de bodem!

Ook een zelfgemaakt deegje kan wonderen doen. Gooi twee handjes kleine pellets (twee tot vijf millimeter) in een bakje en giet er kokend water overheen, zoveel dat ze nét onder water staan. Enkele minuten wachten, doorroeren, kneden en klaar! Het grote voordeel van dit deeg is dat het onder water na een tiental minuten is opgelost tot een wolkje stof. De karpers ruiken het wel, maar er is niks te halen, op dat ene stukje na dan. Heel gemeen en absoluut een aanrader voor op moeilijke wateren!
Zelfs met (zoete) mueslirepen als Hero Between, is het goed karpers vangen. Eigenlijk zoals met alles dat eetbaar is en (voor de karper) lekker ruikt.

Karper op de zeelthengel
Samen met mijn broer Hans zit ik ’s avonds op een klein troebel putje, ergens verscholen in een prachtig natuurgebied. Onze missie is om enkele kapitale zeelten te vangen. De eerste is binnen en met zijn 46 cm meteen ook een prachtexemplaar. Een klein kwartier later zie ik de rug van een spiegelkarper over de stek heen schuiven en gebaar ik Hans zijn hengel op te halen. Met het lichte materiaal voor zeelt haken we liever geen twintigponds karper.

Als de karper voorbij is gezwommen, zetten we de pennetjes weer naast elkaar op de voerplek. Ik voer een paar maden en wat hennep bij en wacht op een volgende beet. Die krijg ik, langzaam loopt mijn pennetje weg. Ik zet de haak, vast! De reactie is een niet te stoppen run naar de overkant van de vijver, die te volgen is door een grote boeggolf. De vis gaat recht op een over het water hangende boom af. Plots, vlak voor de takken zijn bereikt, draait de vis naar rechts en zwemt parallel aan de overkant verder. Met het veel te lichte materiaal probeer ik van alles. Maar de vis laat zich niet draaien, laat staan tegenhouden.


Optimaal plezier beleven aan licht matriaal

Meters lijn worden van het molentje gesleurd en zo stevig als ik durf druk ik mijn vinger tegen de spoel. Het baat niet. De vis is ondertussen in een grote bocht naar mijn eigen oever gezwommen en zit ergens veertig meter rechts van me. Met de hengel ver over het water probeer ik de lijn uit de grote, over het water hangende struiken te houden. Maar het lukt allemaal niet. Ik ben er nu bijna zeker van dat de vis zich heeft vastgezwommen.

Daarom vraag ik Hans, die nu toch niet kan doorvissen, naar de vis te rennen en te gaan springen. Amper is hij in de buurt van de vis aangekomen of ik krijg een keiharde run richting de overkant. Alsof het zo moet zijn, schiet de lijn uit de struiken en is het contact met de vis weer hersteld; ik kan het haast niet geloven. De nieuw opgespoelde lijn overtreft al mijn verwachtingen. De vis zwemt langs de overkant naar links en duikt aan mijn linkerkant weer de struiken in. Hans reageert meteen, rent erop af en springt met beide voeten gelijk op de grond. En ja hoor, weer een volle run richting open water. Het werkt echt!

Zo’n vier of vijf keer herhaalt het voorgaande zich voordat de vis enigszins moe begint te worden. Drie kwartier spierpijn en voorzichtig drillen later, komt de duikboot beetje bij beetje naar de kant. Wat ben ik blij dat ik mijn karpernet heb meegenomen in plaats van het witvisnet. Daar had hij namelijk echt niet in gekund! Het is al donker als de vis over het randje glijdt, hebbes!

Met het licht van de koplamp erbij onthaak en meet ik de vis voorzichtig: 93centimeter! Totaal uitgeput van de lange dril til ik de vis op voor de foto, weer een zwaargewicht, ongelooflijk gewoon! Zo’n lange dril, zo’n grote vis. En dat met 14/00 nylon met 2,8 kilo trekkracht en een witvishaakje no. 12!

Noud Govers

Bovenstaand artikel is een van de opnieuw weer uiterst informatieve en lezenswaardige bijdragen die zijn opgenomen in de opnieuw maar liefst 124 pagina’s tellende nieuwe uitgave van Dé Karperwereld. Nummer 73 van dit magazine ligt rond 16 juli a.s. in de bus bij de abonnees en is vanaf dat moment voor € 8,75 te koop in de boekhandel en kiosk.

klik om naar de website te gaan

Kijk voor een interessante abonnementsaanbieding op de website: www.hengelsporthuis.com