Onlangs heeft Dé Karperwereld het 12½ jarig jubileum mogen vieren. Het magazine is daarmee het langst bestaande specialistische karpermagazine in ons taalgebied. Met uitgave no. 77 heeft Dé Karperwereld een nieuwe primeur! Het is namelijk niet alleen het ‘oudste’ specialistische karpermagazine der Lage Landen, het is bovendien nog eens het dikste dat ooit is verschenen!
Een dergelijk feest kun je namelijk niet beter vieren dan de lezende karpervisser maar liefst 140 pagina’s leesvoer voor te schotelen! Speciaal voor alle karpervissers presenteren als preview het artikel van Stefan Slechten.
Het bosmeer (deel 1/2)
Door: Stefan Slechten
Het was Johan die me tijdens een nachtje vissen langs het kanaal voor het eerst wat informatie gaf over het bosmeer. Ik wist het water wel te liggen en had er zelfs al wel eens gekeken, maar was niet direct onder de indruk gekomen. De grote rivier boeide mij in die periode vele malen meer.
Johan had er zelf wel eens gevist en ook gevangen, zij het vooral kleinere karpers. Volgens hem zouden er echter ook karpers van meer dan twintig kilogram hun rondjes zwemmen. Ik besloot alle tips even te laten voor wat het was en mij eerst eens op die verdraaide rivier te gaan richten.
Na heel veel blanken en een mooi voorjaar op de rivier, is er in mijn karperkop nu echter ruimte vrij gekomen voor nieuwe avonturen. Het luxeprobleem in de regio waar ik woon, is dat je geen steen kunt gooien zonder water te raken… Een nieuw water uitkiezen is dan ook geen sinecure.
Het water ligt vlakbij huis.
Eerste kennismaking
Na veel wikken en wegen kies ik uiteindelijk dan toch voor ‘het bosmeer’. Het water ligt vlakbij huis en is pakweg vijfentwintig hectare groot en vrij langgerekt gevormd, met twee punten en een brede baai. Het bosmeer is -zoal de naam al zegt- in zijn geheel omgeven door bomen en pakweg de helft van de oevers bestaat uit in het water hangende struiken, waardoor je niet overal even gemakkelijk aan het water komt. Door de twee punten kun je het water grofweg in drieën delen.
Het eerste deel oogt vrij saai en er zijn daar weinig interessante stekken te zien. Het middelste deel bestaat voor een groot gedeelte uit een ondiepe baai en het derde deel lijkt het diepe stuk van het water te zijn. Ik kies er in eerste instantie voor om op de punt te vissen die mij in de gelegenheid stelt om zowel diep als ondiep te vissen. Daarnaast kan ik vanaf de punt een groot deel van het water overzien en visactiviteit zal op die manier snel opgemerkt kunnen worden.
Voordat ik de eerste sessie vis, peil ik de puntstek zo goed mogelijk uit. Links van de punt gaat het vrij snel omlaag naar een meter of vier diep. Rechts van de punt is het water wat ondieper, het wordt daar niet dieper dan drie meter. Recht voor de punt ontdek ik op een meter of tien uit de kant een grindplaat. Gezien het warme weer besluit ik een hengel op het grindplaatje te leggen, de andere hengel leg ik rechts van de punt voor wat obstakels.
Ik voer vanaf het diepe richting de grindplaat en op een meter of tien voor de obstakels. Ik hoop op die manier de vissen die op het diepe liggen eventueel richting grindplaat te trekken en de vissen die in de obstakels liggen te verleiden om wat verder van de veilige haven te gaan vreten. Als aas gebruik ik tijgernoten en kruidige vismeelbollen.
Het bosmeer.
Zoals gezegd weet ik bijna niets van het water, behalve dan dat er wel vis rondzwemt. Ik hoop met de tijgers en vismeelbollen een bredere laag vissen aan te spreken, om op die manier sneller runs te krijgen. Ik voer drie dagen iedere avond op dezelfde stekken en op dag vier sta ik vol vertrouwen aan de waterkant. Het zweet loopt over mijn voorhoofd als ik eindelijk de steunen in de grond heb staan en de Titan iets verderop in het groen opgezet staat.
De eerste nacht
Ik weet niet hoe jullie een eerste nacht aan een water doorbrengen, maar ik kan doorgaans niet slapen van de spanning. Daarnaast moet ik wennen aan alle nieuwe geluiden die een stek met zich meebrengt. Allerlei gespuis ritselt er lustig op los in de struiken achter mijn tent. Wanneer ik met de zaklamp schijn, zie ik echter helemaal niks. Pas later, na diverse nachten aan het water, kom ik er achter dat het op de oevers stikt van de kikkers, salamanders, muizen, ratten en ga zo nog maar even door.
De ietwat gehandicapte spiegel, die wegzwom als een slang.
Een mooi recept voor slapeloze nachten.
Na meerdere mislukte pogingen om in slaap te vallen, ga ik gedesillusioneerd naast mijn stokken zitten. Dan maar zoveel mogelijk observeren. Het valt me op dat er weinig tot geen visactiviteit te bespeuren valt. Het water lijkt wel een biljartlaken. Ik sta achter mijn tent in de struiken te plassen - in de hoop het gespuis te verjagen!- als ik schrik van een paar piepjes.
De grindplaathengel heeft aandacht nodig. Ik loop snel terug richting stek en nog voordat ik kan onderzoeken wat er aan de hand is, krijg ik een volle fluiter. Al vrij snel wordt duidelijk dat het een kleine karper is; ik voel korte, wat fellere rukken en zenuwachtig heen en weer gezwem onder de top. Na een minuut of vijf kan ik mijn eerste boskarper netten en mijn nacht kan al niet meer stuk. De eerste nacht op nieuw water en meteen kassa! Op de rivier ging dat toch een heel stuk anders.
In het net ligt een schub van pakweg zeven kilogram. Ik onthaak de vis snel, maak een paar foto’s met de zelfontspanner en zet de vis terug in het warme sop. Ik rijg een nieuwe bol aan de hair, gooi in en voer een paar handjes bij. Voldaan ga ik op de stretcher liggen, in afwachting van wat er misschien nog komen gaat. Lang hoef ik echter niet te wachten, want nog geen half uur later loopt de grindhengel opnieuw af. Na een vreemde dril steek ik het net onder wat later een goede bekende van mij zal worden.
Prachtige spiegel in de vroege ochtend.
Een spiegelkarper van een kilo of zes met een knik in de rug. Op zijn flank heeft hij een aantal grote schubben waardoor het niet eens zo’n héél lelijke vis is. Zwemmen is echter een moeilijke opgave voor deze rakker en wanneer hij na een paar foto’s wegzwemt lijkt het net een slang, kronkelend en wel. Ik herhaal het ritueel van opnieuw beazen en inwerpen en steek een sigaret op. Zou het dan toch kloppen wat Johan zei? Veel klein grut, met een aantal uitschieters tussendoor?
En hoe zou ik dat probleem dan in godsnaam moeten gaan tackelen? Alles leuk en wel, maar ik heb er eerlijk gezegd weinig behoefte aan om al die moeite te doen voor een paar kleine karpertjes. Een uur na de tweede vis weet ik ook een derde vis te vangen, wederom een schubje van een kilo of zeven; het zouden broertjes kunnen zijn.
De rest van de nacht blijft het stil en de volgende ochtend ben ik al vroeg in de weer. Ik verberg de visspullen in de struiken en loop een rondje om het water. Drie vissen in de eerste nacht is zeker niet slecht, maar het gewicht valt tegen. Is dit misschien zo’n stek waar je veel runs kunt krijgen, maar waar een laag gemiddeld gewicht geldt? Moet ik misschien alsnog andere stekken gaan proberen?
Diep water
Ik loop inmiddels een aantal weken vrijwel dagelijks rond het water. Doorgaans vertrek ik vanuit school eerst even richting huis om mijn waadpak te halen, om vervolgens richting kuil te rijden. Daar verstop ik de Tomos dan ergens in de struiken en doe ik mijn dagelijkse ronde. In de weken die voorbij zijn gegaan, heb ik een aardig beeld gekregen van de aanwezige vissers. Naast Guy en ik is er pakweg een zestal andere karpervissers serieus bezig op het water.
Het contact verloopt gemoedelijk; ieder trekt zijn eigen plan en probeert zo goed als mogelijk andermans stekken te respecteren. Het valt me op dat de serieuze boys vooral de grote inham belagen, schijnbaar is het daar goed toeven. Ik ga de drukte rond de inham uit de weg en richt me volledig op het diepe stuk.
Na de gebruikelijke voerbeurten sta ik vol zelfvertrouwen op de nieuwe stek. Het ritueel van opzetten, beazen en inwerpen verloopt zonder problemen en des te meer tijd heb ik om achter de stokken te zitten en sigaretten te roken.
Ver weg hoor ik twee koeten druk doen om niks
Er staat een lichte kabbel op het water en het zonnetje zakt langzaam tussen mijn hengels door. Prima zo! Rond een uur of drie in de nacht word ik gewekt door een aantal piepen op de linkerstok. Ik vlieg op mijn sokken de tent uit en sta achter de hengel. Er gebeurt niks.
Ik wacht af, maar er gebeurt nog steeds niks. Dan maar een peuk. Ik graai in mijn fleecejack op zoek naar het pakje Marlboro. Nog voordat ik het pakje heb gevonden, trekt de top krom van de linkerstok en giert de Delkim het uit.
Ik sla aan en probeer al drillende mijn lieslaarzen aan te trekken. Ondanks de diepe stek moet ik hier namelijk wel een stukje het water in om de vis weg te kunnen houden van de overhangende struiken. Na een korte maar pittige dril weet ik het net te steken onder een prachtige spiegelkarper.
De weegschaal slaat door tot net boven de vijftien kilogram en ik ben helemaal in mijn nopjes. Blijkbaar heeft de tactiek dus gewerkt! Later die nacht vang ik als kers op de taart nog een mooie twintigponds spiegel, een langgerekte vis die me doet denken aan de rivierspiegels van het vorige jaar.
Een gouden rakker
Ik blijf in de weken die volgen doorvoeren en ik vang nog een aantal mooie vissen, waaronder een spiegel die rondom zijn staart honderden kleine gouden schubjes heeft. Gemiddeld ligt het gewicht rond de vijfentwintig pond en ik heb dan ook geen reden tot klagen. Of toch? Van Raymond en Yves (de UCP-boys) weet ik inmiddels dat er een vijftal vissen rondzwemt die het magische gewicht van twintig kilogram overschrijden. Doe ik iets verkeerd of heb ik gewoon geen geduld?
Vrijdag a.s. deel 2!
Bovenstaand artikel is een van de opnieuw uiterst informatieve en lezenswaardige bijdragen die zijn opgenomen in de maar liefst 140 pagina’s tellende nieuwe uitgave van Dé Karperwereld. Nummer 77 van dit magazine ligt zo rond 25 maart a.s. in de bus bij de abonnees en is vervolgens ook voor € 8,75 te koop in de boekhandel en kiosk.
Kijk voor een interessante abonnementsaanbieding op www.hengelsporthuis.com