Gekronkel 40: De verlaten plas
Op maandag rijd ik langs Gorinchem om weer voer op te halen. Joost en Eva gaan mee. Deze keer heb ik naast de 20mm’s ook 15mm boilies laten maken. Ben benieuwd hoe ze het doen. Tot nu to nog geen brasem gevangen, dus wie weet. Als het mogelijk is, vis ik liever met klein aas. Naast de boilies blijf ik ook met tijgernoten vissen. Vlak voor ik aanbel vertel ik Eva dat ze een grote hond hebben.
Ze kijkt niet blij. Zodra de deur open gaat komt een kletsnatte Blits naar buiten. Eva krijgt een spoedcursus “omgaan met grote honden”: stilstaan en ogen dicht. Joost is minder bang en laat zich al snel aflikken door de Bokser van Henriëtte en Jacco. Zelf kwijl ik weer even voor de vijver. Wat is die grote rijenkarper toch een prachtbeest. Een paar andere vissen zijn er uit. “Ze zwemmen bij Roelof op school”, zegt Jacco. “Dan moeten we Roelof maar even plagen dat er nog wat mooiers in Gorinchem zwemt”, zeg ik. Ik maak een filmpje van Jacco, samen met de mooie koi, de spiegel en de rijen die in zijn vijver zwemmen.
Even later zijn we onderweg naar de plas. Mijn hoofd zit vol van de verhalen die ik weer mocht aanhoren. Er zijn jongens die, op kleiner water, binnen de kortste keren het hele bestand op de kant krijgen. Door slim te voeren, met goed aas, is dat ook mogelijk. Het brengt me aan het twijfelen. Waarom al die nachten zonder vis, al die uren om te voeren, al dat voer, die enorme afstanden lopen met volle bepakking?. Er ligt een andere optie dicht bij huis. De verleiding is zo groot, het water is zo bekend.
Er zijn er weinig de het bodemprofiel zo goed kennen. En dan het bestand. Het is aanlokkelijk, binnen handbereik. Moet ik dan toegeven, de vrijheid ruilen voor de vele zware karpers die op hun beurt een veelheid aan vissers aantrekken? De spanning of de stek nog vrij is, het constant om je heen kijken? Waarvoor? Voor wie? Het heeft niets meer met vissen te maken. Het is presteren en dat is zo betrekkelijk. Tegelijk besef ik dat als ik alle tijd die ik in de verlaten plas steek, op dat water maak, dat er veel meer vis op de kant komt. Vis van een even groot kaliber als er op deze plas zwemmen, maar dan een veelvoud er van. Bij het ongelofelijke af.
Dit soort gedachten zijn zo begrijpelijk, wie kan de verleiding weerstaan? Ik start de computer en open de foto’s van de verlaten plas. Met een biertje in de hand is het prettig om herinneringen op te halen. Ik merk dat het me motiveert. Tegen elven gaat de pc uit en trek ik mijn jas aan. Elles ligt al op bed. Ik rijd nog even naar de verlaten plas, even de geur snuiven, het gevoel versterken. Een half uur later trek ik mijn waadpak aan. Na de bekende wandeling sta ik aan het water. De maan staat al hoog. Het is helder. De schoonheid van de omgeving, al is het in het duister, overvalt me voor de zoveelste keer. Hier is het waar ik wil zijn, waar ik een uitdaging vind in een betoverend mooie, ruige, omgeving. Laat anderen maar hun geluk tussen de meute vinden, ik geniet in stilte, eenzaam, op mijn manier.
Het paaien niet overleefd.
Er staan diverse toezeggingen om met wat mensen te vissen. Daarnaast wil ik nog eens met Ad over het oude veenwater, waar hij vist, varen. Echter nu even niet. Geen tijd, hoe aantrekkelijk en gezellig ook. Menno, Jacco, Ad, ik neem aan dat jullie het wel begrijpen. Zoveel tijd heb ik nou ook weer niet. Gedurende de maanden mei tot en met oktober, wil ik al mijn beschikbare tijd aan de plas besteden. Mezelf afsluiten voor wat anderen op andere wateren doen. Mezelf focussen om “in tune” te komen met deze plas.
Dinsdagnacht moet het gebeuren. De hele avond staat er een lichte bries die continu van richting veranderd. Noordoost, oost, zuidoost, weer noord. Ze weet niet wat ze wil. Voor woensdag is een stevige westenwind voorspeld. Ik gok met twee hengels op de oostoever en met twee hengels op de noordoever. De oval moet bescherming bieden tegen de voorspelde regen.
In de ondiepe baai zwemmen een aantal vissen tussen het wier. Daar gooi ik een ruime hoeveelheid hondenbrokken. Eens kijken of ze een brok van de oppervlakte lusten. Zodra de afstandshengels er in liggen, sluip ik terug naar de baai. Drie kleine schubkarpers zwemmen zenuwachtig onder de brokken door. Pakken doen ze ze niet. Gedurende een uur of twee zwemmen ze rond de brokken, dan hebben ze er genoeg van en verdwijnen naar de overkant. Mijn mond valt open van verbazing, want meteen staan er drie staarten in het ondiepe aan de overkant te wapperen.
De koppen in de modder. Zou er een eetsignaal van de brokken zijn uitgegaan? Geen idee, maar leerzaam is het zeker. Met een hengel loop ik naar de overkant. Tussen de struiken pluk ik een naaktslak vandaan en prik haar dunnetjes op de haak. Heel voorzichtig kan ik de drie schubs benaderen. Ze zijn niet groot, tussen de 40 en 60 centimeter. Moeten wel vissen zijn die hier opgegroeid zijn. Ze blijven azen. De slak is niet interessant. Zo sta ik hier nog een klein uur. Soms zwemmen ze even een rondje, maar telkens komen ze terug. Helaas staan er geen escargots op het menu vandaag.
Dan maar van de invallende schemer genieten. Ik ga er goed voor zitten. Tegen middernacht neemt de wind toe. Zuidwestelijk. Om half één draait ze naar het westen en begint het te regenen. Het is pikkedonker. Weer een kwartiertje later is daar plotseling de verlossende aanbeet. Op links, de oostoever, daar waar de nieuwe wind nog maar net op staat. Op blote voeten ren ik naar de hengel, doe een misstap en glijd uit. Van top tot teen onder de modder. Doorgaan Lans, hij zit er nog aan.
De vis geeft aardig partij, maar zit snel onder de kant. Mijn koplamp beschijnt een muur van water. Het komt met bakken uit de lucht. Zonder pardon loop ik tegen de golven in. Nat was ik toch al. In de stromende regen juich ik het uit. Weer een aanwijzing dat ze hier erg gevoelig zijn voor een nieuwe wind. Ik zeg met recht “aanwijzing” omdat er veel meer data nodig is om conclusies te trekken, maar voorlopig voelt het goed.
Even later ligt er op de mat een mannelijke schubkarper. Forsgebouwd, met een opvallend zwarte schub op de linkerflank. Qua bouw doet ze denken aan de gebochelde schub van een tijdje geleden, maar ze is het niet. Bij deze vis is de rugvin helemaal gaaf. Doorweekt sla ik de slaapzak om me heen. Het deert me niet. Het getik van de regen is rustgevend, ik voer een gevecht tegen de slaap, maar win het niet. Langzaam zak ik weg.
Weer op de nieuwe wind…
Het is vier uur als ik wakker schrik van een volgende aanbeet. Ergens moet ik weggedommeld zijn. Dit keer komt er een slanke schub van het noord-plateau op de kant. De wind staat nog steeds westelijk. Dat is interessant. Blijkbaar zijn ze ook gewoon op andere stekken vangbaar. Wat een prachtbeest is het. Slank, maar erg lang. Die zal rond de 90 centimeter zijn. Even mijn Croc, maat 46, er langs. Een regelrechte kanjer. Wat zal ze wegen? De unster geeft 15 pond aan. Bizar. Er zijn vissen van deze lengte die drie keer zoveel wegen. Dat doet voor mij niets af aan deze vis. Het is en blijft een hele grote vis.
Lange torpedo, de tweede vis deze nacht.
Niet lang daarna volgt er ook een aanbeet op de andere hengel, die onder aan het noord-plateau ligt. De kracht van de vis is indrukwekkend. Rustig zwemt ze met krachtige slagen door diverse wiervelden. De hengel gaat helemaal rond, maar het deert haar niets. Dan zit ze vast, muurvast. Soms voel ik een dreun als teken dat ze er nog aan zit. Vlug gaan mijn kleren uit. Ik maak me klaar voor een zwempartij. Dat wordt me uiteindelijk bespaard omdat ze weer gaat zwemmen. Maximale druk.
De gevlochten lijn die door het wier snijdt. Een klomp wier dat in de lijn hangt, een log zwemmende vis die centimeter voor centimeter dichterbij komt. En dan zie ik opeens een hele brede rug uit het water komen. Gedwee laat ze zich het net in sturen. Voor me ligt een bak van een schubkarper. Ik voel haar brede schouders en zie de lengte. Kan niet missen. Dit is weer een zware. Dan zie ik ook de haak. Dat maakt me minder blij want die is aardig uit zijn verband gerukt. Ik heb toch al vaker met dit type stevig gedrild. Het is een klein haakje dat goed vult en dat ook goed in de onderlip zat. Stof om over na te denken, want dit had fout kunnen aflopen.
Lang, breed; een geweldige krachtpatser.
Niet lang daarna sjouw ik, doorweekt, al het natte spul naar de auto. Alles voelt door het slaaptekort loodzwaar. Op zulke momenten moet je gewoon de knop omzetten. Doorgaan tot je niet meer kunt. Thuis spring ik in bad. Daarna vlug een kop koffie en richting mijn werk in Barendrecht. Dat wordt weer een lange, vermoeiende dag.
Tot ziens,
Arjen