Gekronkel 39: De verlaten plas

Gekronkel 39: De verlaten plas

Als ik naar de weersvoorspellingen van deze week kijk word ik niet blij. Het pijltje staat elke dag een andere kant op. Een zoekende wind is meestal geen goed vooruitzicht. Daar komt bij dat ik me ernstig afvraag waar het voer te water moet. Dat wordt weer van twee walletjes eten. Zowel het plateau op de noordoever als dat op de oostoever wordt van voer voorzien. Een behoorlijke rompslomp, omdat de stekken ver uit elkaar liggen. Je moet er wat voor over hebben.

In het moeras hebben een stel brandganzen gebroed. De jongen blijven dicht bij hun ouders, zodra ik in de buurt kom. Ze zorgen wel dat ze bij mij uit de buurt blijven. Argwanend word ik in de gaten gehouden. Grappig is dat. Normaal zouden de ouders de vleugels nemen. Nu blijven ze bij hun jongen in de buurt.

Zal wel beschermingsdrang zijn. Het is maar de vraag hoe oud deze beestjes zullen worden. In mei is er een akkoord aangenomen om 100.000 ganzen te mogen schieten. Veel jagers zijn daar, begrijpelijk, op tegen. Maar er moet toch iets gebeuren? Ach, wie ben ik om me daar druk over te maken. Misschien lost de natuur het zelf wel op door een gekkeganzenziekte of ganzenmyxomatose.

Ondanks dat het voer er regelmatig in gegaan is, is het vertrouwen er niet. Dinsdag mooi weer met zuidwestenwind, woensdag een warme noordenwind, donderdag koud zuidwest, vrijdag west. Door thuis te zitten vang je in ieder geval niets en misschien leren we weer wat.

Door het water wadend, valt het op dat het wier dikker wordt. Dat kon nog wel eens lastig worden. Een boot heb ik niet bij de hand. Mocht een vis zich vast zwemmen, dan voorzie ik een zwempartij. Hopelijk niet vannacht, want het zou behoorlijk afkoelen.


Turen, staren, dromen…

Het water ziet er levenloos uit. Geen enkel teken van vis. Ook niet in een ondiep gedeelte waar normaal wel wat witvis rondhangt. In de schemer gaat de wind even liggen. Het water is één grote spiegel. Nergens een kring of wat golven te bekennen. Pas dan valt het me op dat er ook weinig watervogels drijven. Vreemd.

De vleermuizen zijn in ieder geval wel van de partij. Hetzelfde geldt voor wat ongevleugelde muizen. Zowel boven me als om me heen hoor ik regelmatig schel gepiep. Dan vinden de kikkers het ook tijd worden. Plat op mijn rug luister ik naar de nachtgeluiden. Zo doezel ik zonder het door te hebben in.

’s Nachts word ik een paar keer wakker. Telkens ga ik er uit om te kijken uit welke hoek de wind waait. Ze is weer gedraaid. Een kwartiertje luisteren of er springende vissen te horen zijn en dan weer slapen. Een keer of vier sta ik zo ’s nachts te luisteren. Tegen de ochtend val ik in een diepe slaap. Nog even was er hoop op een aanbeet, maar die vervliegt ook zodra de hengels binnengedraaid worden.

De komende week kan er niet gevist worden. Heel stiekem vind ik het niet zo erg. De afgelopen weken ben ik erg intensief met de plas bezig geweest. Naast de vaste vrijdagnacht werd er regelmatig een doordeweeks nachtje meegepikt. Het is best lekker om even afstand te nemen.

Om niet helemaal hengelloos te blijven, pak ik op zondagmiddag een tas met wat struinspullen bij elkaar. Een water in een industriegebied wordt het jachtveld. Eerst maar eens een rondje lopen en overal wat drijvende brokken achter laten. Een vuilhoek ziet er erg interessant uit. Daar moeten er wel een paar onderhangen. Helaas duurt deze middag korter dan gepland. Er stopt een auto in de buurt van de vuilhoek.

De bestuurder stapt uit en loopt naar het water en stampt een paar keer flink. Misschien om te kijken of er karper onder de kant zit? Op dat moment baal ik stevig, maar stampen is bij de wet niet verboden. Echter wat schetst mijn verbazing als hij even later zijn spullen uit de auto haalt en zich installeert.

Dat wordt een rustige middag voor hem, denk ik nog. Als niet lang daarna zijn vismaat ook arriveert en drie hengels alle kanten op gooit, is mijn moment om weg te gaan aangebroken. Dit wordt helemaal niets hier.



Tot over twee weken,
Arjen