Gekronkel 38: De verlaten plas
Misschien is het een idee om even stil te staan bij een paar materiaalkeuzes die ik voor dit water maak. Vorig jaar werd er een basiskamp als uitvalsbasis gebruikt. Het hele najaar stond mijn tent in het moeras verstopt, met daarin mijn stretcher.
Een skibox lag een eindje verderop, diep tussen de struiken. Deze diende als opbergplek voor de hengels, schepnet en lange steunen. Zodoende hoefden er geen lange marsen met volle bepakking tussen de auto en het basiskamp gemaakt te worden. Met enkel de rugzak en de slaapzak was het goed te doen. Het nadeel is dat je toch enigszins beperkt bent. Als de wind de andere hoek in stond moest je ook het basiskamp afbreken en naar de windkant brengen. De volgende ochtend moest alles vervolgens weer afgebroken worden en in het moeras verstopt.
Achtersteuntjes neem ik al niet meer mee. Scheelt weer gewicht.
Dit jaar kies ik voor een flexibele aanpak met een minimum aan gewicht. Gebaseerd op de voorspelde windrichting wordt een stek gekozen die gedurende de dagen daarvoor, zeer verspreid aangevoerd wordt. Op de visdag zelf wordt dan al het materiaal in één keer naar de stek gesleept. Dit kan zomaar een wandeling van één tot anderhalve kilometer zijn. Een kruiwagen is niet te gebruiken in dit landschap.
De wildernis op sommige stukken en een groot moeras maken het onmogelijk. Alles moet op de nek en in de handen. Dat vergt enige concessies, te beginnen bij de stretcher. De brede, met 6 poten, slaapt heerlijk, maar is vrij zwaar. Ik gebruik daarom mijn oude Fox. Het ding hing nog in de schuur en is inmiddels 19 jaar oud. Ze weegt maar een paar kilo. Als kussen dient een klein, lichtgewicht kussentje. Waar ik geen concessies in doe is de slaapzak. Ze moet comfortabel en warm zijn, punt uit.
Die extra kilo’s neem ik voor lief. Verder neem ik alleen mee wat echt nodig is. Blijft het droog, dan blijft de paraplutent thuis. Rodpod of achtersteunen? Niet nodig. Tackledoos vol met materiaal en lood? Niet nodig. Enkel wat losse onderlijnen, en wat boilierijgdingetjes. Verder gebruik ik hengels zonder veel RVS-werk. De molens zijn wel aan de zware kant, daar kan in de toekomst verder op bespaard worden. Hetzelfde geldt voor de voorsteuntjes. Die zijn van RVS. Aluminium of carbon is een stuk lichter.
Mijn waadpak wordt al bij de auto aangetrokken. Onmisbaar vind ik dat stuk neopreen. Subtiel kan er een talud afgelopen worden en het aas op een wiervrije plek neergelegd. Wat ik, tenslotte, nooit vergeet is mijn onthaakmat. Dat ding wordt voor van alles gebruikt. Naast het doel waarvoor hij gemaakt is, gebruik ik hem om diverse spullen in te stoppen tijdens het sjouwen. Aan de waterkant dient hij als kussen om even lekker op te kunnen zitten.
Al met al is het tezamen nog een behoorlijk gewicht, ongeveer 46 kilo. Dan reken ik ook de twee kilo boilies die meegaan mee. Dat vergt behoorlijk wat aan het draagmateriaal. Ik ben sinds vorig jaar met mijn tweede foedraal en tweede rugzak bezig. Tot nu toe heb ik nog niets degelijks gevonden wat langer dan een aantal maanden heel blijft. Zwakke punten blijven de sluitingen en de aanhechtpunten. Ik overweeg om zelf degelijk materiaal te laten produceren. Dan kan ik in ieder geval op mezelf schelden als er weer een band knapt of scheurt.
Zonder tent, onder de sterrenhemel.
Terug naar het vissen maar weer. De nacht, volgend op de mooie nacht met drie schubs, ving ik niets. Ik denk wel weer wat geleerd te hebben. De vorige keer stond de wind al een paar dagen uit het westen en daar zou ze ook blijven staan. Nu stond ze ook weer west, maar volgens de voorspellingen zou ze naar het zuiden draaien. Ik heb sterk het gevoel dat ze voor de wind uit zwemmen. Meer ervaring is nodig om één en ander te staven.
’s Avonds zag ik al weinig teken van leven, op een springende vis na. Het enige wapenfeit was een vogel die door de lijn van de rechter hengel vloog. In ieder geval toch nog wat gevangen, al herken ik de soort niet direct. In eerste instantie dacht ik aan een snip, maar die heeft geen rode poten. Een “ zwarte ruiter ” is het ook niet want die heeft een witte buik. Een tureluur komt het meest in de buurt. Rode snavelbasis, oranje poten. Kan niet missen. Leuk, die had ik nog niet. Wellicht dat er lezers zijn die me definitief uitsluitsel kunnen geven.
De volgende ochtend stond er inderdaad een lichte kabbel die van zuid, richting noord gaat. Zouden ze voor de wind draaide al die kant op gezwommen zijn?
In ieder geval nog wat gevangen.
De vrijdag er op is het een zelfde situatie. De hele week komt de wind uit diverse hoeken. Op vrijdag weer uit het westen en zaterdag is er een zuidoosten wind voorspeld. Ik neem de proef op de som. Zowel het plateau op de oostoever, als een plateau en een geul op de noordoever worden beide ruim van voer voorzien. Mochten de vissen voor de wind uitzwemmen, dan kan ik ze op deze laatste stek opvangen. Zo niet, dan ligt er ook een hengel op de kant waar de wind op heeft gestaan.
Het wordt nog een hele klus om de hengels daar te krijgen waar ik ze wil hebben. Als ze allemaal in liggen, ga ik er eens goed voor zitten. Onder de kant komt een brede golf, van rechts, mijn kant op. Dat wil ik niet missen. Op mijn knieën zittend moet ik hem straks goed kunnen zien. Dichter en dichter bij. Een hoge rug en een puntige staartvin zijn al zichtbaar. Dat is geen karper. Twee tellen later sta ik oog in oog met een superbrasem. Tachtig centimeter? Zou zo maar kunnen. Onverstoorbaar koerst ze verder. Prachtig. Een verderop rondmaaiende kluut schrikt van de megabrasem en kiest het hazenpad.
Tegen de schemer komen de grote vleermuizen ook tevoorschijn. Even later de laatste ganzen en dan is het donker. Echt heel donker. Er is geen maan en van strooilicht is, zo ver van de bewoonde wereld, ook geen sprake. Fris wordt het ook. Met de slaapzak om me heengeslagen geniet ik van het duister. In een soort van sluimertoestand zak ik steeds even weg om even later weer wakker te worden. Dan komt dan toch de maan op. Die zal in de ochtend ook nog wel zichtbaar zijn.
Blijkbaar ben ik toch weggezakt, want plots is het al aardig licht. Meteen voel ik een stuk teleurstelling dat er weer niets is gebeurd deze nacht. Misschien het laatste uur nog? Het niet meer verwachte gebeurd, want een schitterende schub pakt het aas van de rechter hengel. Het plateau op de noordkant. Toch, dus toch! De schub laat in het begin goed merken dat hij wat in zijn mars heeft. Dwars door twee wiervelden ploegt hij voort. Met behulp van constante druk komt hij rustig terug. In het glasheldere water is goed te zien hoe hij voor zijn vrijheid knokt. Het is weer een beste.
Schub in het ochtendlicht.
En zo kijk ik hem in het glasheldere water na. Weer een vis van deze plas en weer een vis die ik nog niet ken. Het gaat wat vlotter dan vorig jaar, maar toch blank ik regelmatig. Maakt niet uit. Het hoort er bij. Het voelt in ieder geval goed om een tipje van de sluier te hebben opgelicht. En al maken enkele zwaluwen nog geen zomer, toch ben ik weer in mijn vermoeden bevestigd dat vissen een weersverandering aan kunnen voelen. Wellicht is hun zwemblaas een indicator, misschien is het wat anders.
Hoe dan ook, ik blijf deze lijn even vasthouden. Niet zomaar met oogkleppen op de windkant blijven zitten. Meer opties open houden door meerdere gedeeltes van de plas aan te voeren. Dat gaat nog wel een stevige duit kosten. Ik ga me nog wat verder verdiepen in de invloed van de wind, aastijden, neerslag, luchtdruk, enz. Via een collega heb ik toegang gekregen tot een beveiligd gedeelte van de KNMI site. Hierbij kan ik per regio vrij nauwkeurig een aantal parameters tot op het uur nauwkeurig volgen. Het moet geen wetenschap worden, maar leuk is het zeker.
Tot op het uur voorspeld.
Op de terugweg rijd ik langs Dennis. Op zijn water heeft hij een leuke serie gevangen. Eens kijken of er nog wat te fotograferen valt.
In het glasheldere water zwemt ze weer weg.
Tot de volgende keer,
Arjen