Gekronkel 37: De verlaten plas

Gekronkel -37: De verlaten plas

De wind is van oost naar west gedraaid. Mijn gevoel zegt dat ik haar moet volgen. Ik denk dat ze al gepaaid hebben, al weet ik het niet zeker. De oostoever, daar waar de wind op staat is, nou niet een plek waar ik goede herinneringen aan heb. Vorig jaar zag ik ze hier wel zo af en toe, maar vangen was er toen niet bij.

Deze winter heb ik echter de diepte zorgvuldig in kaart gebracht. Kennis is troef en wellicht brengt dat vis op de kant. Haaks op de kant loopt een groot plateau het water in. Dertig meter uit de kant eindigt ze in een punt. Daar wordt het langzaam dieper, van 70 centimeter tot uiteindelijk 3,5 meter. Het talud aan de rechterkant is vrij stijl. Over een afstand van een meter duikt het talud van 70 centimeter naar 3 meter. De linker flank loopt wat geleidelijker af. Het is op de punt van het plateau waar een kilo boilies komen te liggen. Een andere kilo komt rechts, onder aan het talud. Op de linkerflank belandt een mix van hennep, tijgernoten en ander klein spul.


Hennep, tijgernoten…

Donderdag ben ik weer present. Dan zie ik ook een schubkarper in de baai links van me zwemmen. Ze scharrelt wat tussen het wier. Stapje voor stapje probeer ik uit tot hoever ze te benaderen is. Dat valt nog niet tegen. Pas als ik een meter uit de kant ben, stopt ze met zwemmen en laat zich naar beneden zakken. Geen paniek, gewoon natuurlijke bedachtzaamheid. Met een glimlach op het gezicht loop ik terug naar de auto. Dit was er weer één.

Vrijdag sjouw ik al mijn spullen in één keer naar de plek. Ik merk dat ik steeds inventiever wordt en meer en meer bespaar op gewicht. Volgens het KNMI zal het niet gaan regenen. De tent blijft dus thuis. Die oval paraplu weegt toch een paar kilo. Dat scheelt weer. Ik overweeg om een keer carbon steuntjes aan te schaffen. Die dingen schijnen superlicht te zijn. De moeite en het geld meer dan waard, lijkt me. Na een anderhalve kilometer lopen ben ik waar ik wil zijn. Eerst even bijkomen en de baai bekijken. Daar zie ik tekenen van vis. Die avond leg ik één hengel voor het wier in de baai. De andere hengels vinden hun plek op en rond het plateau.

Het wordt uiteindelijk een rare avond. Tot de schemer intreedt zwemmen er meerder karpers in de baai. Daarop besluit ik nog een hengel voor het wier te leggen. Elk moment verwacht ik een aanbeet. Het is duidelijk dat ze over de voerplekken zwemmen. Of ze wat pakken valt niet te zien. Tot twaalf uur zit ik voor de baai. Het is goed te zien dat tot een uur of elf diverse vissen actief zijn.

Daarna wordt de activiteit minder. De temperatuur daalt ook. Zouden ze dat merken? Kan bijna niet. Wat aannemelijker is, is dat ze het wier verlaten. Overdag zetten planten zonlicht om in zuurstof. ’s Nachts onttrekken ze zuurstof aan de lucht of het water; fotosynthese. Natuurlijk merken die beesten dat. Het is niet voor niets dat je ’s nachts vissen niet moet zakken tussen de waterplanten. Er zijn legio voorbeelden van vissen die in de bewaarzak stierven door een gebrek aan zuurstof.

Ik heb geen vertrouwen meer in de ondiepe baai. Na middernacht worden de hengels verplaatst. Eén gaat voor het ondiepe gedeelte en de ander tegen de rand van het talud. Dan duik ik mijn slaapzak in. De buitenkant is al nat van de vocht die in de lucht zit. Maakt niet uit, droogt morgen wel weer. Het zal een klein uur later zijn als een springende karper me uit mijn slaap haalt. De maneschijn verlicht de vette, uitdijende golven. Dat was een beste.

Slaapdronken trek ik mijn waadpak weer aan en gooi een hengel richting de plek waar ze sprong. Om tien over twee is het dan eindelijk raak. De hengel op de punt van het plateau staat akelig krom en met een vaart wordt er lijn genomen. Bij het overschakelen van de baitrunner buigt de hengel verder en verder tot de slip het overneemt. Ze vecht rustig, wat een goede vis doet vermoeden. Met mijn waadpak aan, sta ik tot mijn middel op de plaat. Plots ligt ze aan het oppervlak en kan het net er onder. Het is weer een beste vis. Net als de spiegel van een paar weken geleden zal deze de dertig pond ruim overschrijden. Drieendertig en een beetje. Helemaal prima.


Door de vergroeiing van de staart en…


...de gedeelde rugvin is deze goed herkenbaar.

Het zal rond half zes zijn, als de linkerstok de kuierlatten neemt. Blijkbaar hield er iemand erg van tijgernootjes. Bij het oppakken van de hengel neemt ze een woest schot. Tien, twintig, dertig, veertig meter. Hard en niet te stoppen. Wat is dit in vredesnaam? Zo’n woest schot heb ik niet vaak meegemaakt. Helaas is het na deze uitval over. Gedwee komt een slanke schub richting de kant. Voor het net doet ze nog even boos, maar even later zit ze gevangen tussen de mazen. Zal de tachtig centimeter zeker halen. Normaal zou het een twintiger zijn, maar haar bouw doet me een lager gewicht vermoeden. Negen kilo, wijst de wijzer aan. Even een fotootje en dan weer terug.


Na een schot van veertig meter…

Ik heb de hengel nog niet ingegooid, of er dient zicht weer een aanbeet aan. Weer de punt van het talud. Weer een hard schot, weer een slanke schub. Een kilo lichter dan zijn voorganger. Deze rakker had net als zijn grote broer zin in een suikerbol.


... weer een slanke schub…

Ik voel me gebroken en intens blij tegelijk. De spullen worden ingepakt en de lange wandeling aanvaard. Het vooruitzicht op een dag met de nodige klussen in en om het huis ziet er niet rooskleurig uit. Misschien dat ik vanmiddag nog een uurtje plat kan om wat bij te slapen. In de auto gaat er een berichtje naar Dennis. Eigenlijk durf ik het niet omdat ik me een beetje schaam. Aan de andere kant wil ik ook niets voor hem verborgen houden. De gemaakte keuzes pakten goed uit. Gewoon je gevoel volgen en je kop in de wind, dan komen ze vanzelf.

Tot de volgende keer,
Arjen