Fragment uit ‘DE DUNNE LIJN…’                (1)

Fragment uit ‘DE DUNNE LIJN…’ (1)

door Luc De Baets

Dit is een stukje dat letterlijk uit het deel ‘Vrijwel de hele populatie op het aas’ van het omvangrijke hoofdstuk ‘Taktiek’ werd geplukt. Het gaat hier over een doorgedreven voeraanpak die ik op een paar wateren, o.a. Het Kempisch Kanaal (het vermaarde stuk 7-8) en La Maxe heb gehanteerd.

Nog eens herinneren aan ‘de wetten van Baetske’ (ai, wat klinkt dat arrogant):

Eerste wet: Wanneer er geen lijnen of rigs in de buurt liggen worden de boilies vroeg of laat wel allemaal gegeten. (Tenzij je ze op een compleet waardeloze plek hebt gegooid, of de vissen gedurende een paar dagen absoluut niet azen.)



Tweede wet: De vissen ‘trekken’ mekaar op het aas. Hoe langer je voert met hetzelfde aas, hoe meer vissen je ‘bekeert’. Derde wet: Hoe vaker de vissen met een aas geconfronteerd worden zonder dat er gevaar dreigt (rigs er tussen, collega’s die onrustig zijn, die wegschieten of die in de buurt vechten voor hun leven en door het plafond worden getrokken), des te meer ze bij het consumeren van dat aas hun ingebouwde en aangeleerde remmingen verliezen. Dus: des te makkelijker ze vangbaar worden. Vierde wet: Wanneer je alles op een hoop gooit bereik je met dat voer minder vissen dan wanneer je verspreid voert. De optimale aanpak is dus naar mijn mening: Kies een niet al te ingewikkeld, niet overflavoured en betaalbaar aas. (Of zoek een aassponsor.) Vermijd wel een aantal van de goedkopere, kant-en-klaar verkrijgbare boilies, want sommige daarvan zijn dus echt compleet waardeloos. Desnoods houd je eerst eens een beperkte voercampagne van een week of twee op één stek of strook. Als dat lukt, zet het licht dan maar op groen voor het serieuze werk. Voer er bij voorkeur een paar weken mee voor je begint te vissen. In principe geldt: hoe langer, hoe beter. Verspreid het voer zoveel mogelijk over het hele water, of, als dat niet haalbaar is, bewerk dan zoveel mogelijk stekken of stroken waarvan je weet dat er heel vaak karper zit of komt. Vermijd echter van al te dichte concentraties voer te gooien. Dat heeft geen zin, want dan bereik je daarmee toch maar een zeer beperkt aantal vissen die zich dan compleet volvreten. Bovendien werkt dat tegen je, want veel karpers hebben op drukbeviste wateren een heilige schrik van een dicht tapijt aas.

Voer bij voorkeur in groepjes van vijf tot tien boilies. Zo worden ze toch nog vrij vlot gedetecteerd, heb je veel minder last van ‘dressuurverschijnselen’, en kan een enkele vis zich op één plek niet volvreten. Als je stroken bewerkt, strooi dan om de 10 à 20 meter een groepje boilies, eventueel op verschillende afstanden uit de kant. Dit laatste omdat veel karpers bij het azen parallel aan de oever, dus op een bepaalde diepte, blijven zwemmen. Als je alles precies op dezelfde afstand uit de kant gooit is de kans dus weer groter dat één enkele of een paar vissen de hele strook opkuisen. (wordt vervolgd)