De Allrounder
Extrêmement dur in de Extremadura? (Deel 6)
Door Bart Debaes
Algauw snap ik waarom ze in “Obama-land” zo zot zijn van deze vissoort. Als je ze met oppervlakteaas kunt bevissen zorgt dit voor hartverzakkend spektakel.
Ik krijg heel regelmatig beet, nu. De teller loopt vlot. Het gevoel van “tres dur ici en Extremadura” (zeer taai hier in de Extremadura) verdwijnt volledig. Het slaat volledig over naar de andere kant, tot een bijna kinderlijk enthousiasme.
Ik probeer de andere te overhalen om ook over te schakelen naar poppers. Dat deden ze al, maar dat popperen wil bij hen niet zo goed lukken. Ze blijven zoekend wisselen naar een even goed aasje. Ik geniet ondertussen lekker door.
Ondertussen al dik in de dubbele cijfers.
Er wordt dan aangehaald dat ik alleen maar zo goed vang omdat ik de enige ben met de juiste popper. Dat kan ik niet goed geloven, het krenkt zelf een beetje mijn eer. Maar ja, zomaar mijn Rover direct afgeven ligt toch niet zo gemakkelijk.
Ik geef makkelijk toe dat ik graag ‘veel’ vang, en nu het goed lukt…….. Ze blijven me er echter mee plagen, vooral Maikel dan, en dan komt een extra reden zich aanmelden. Ik vang kabouter Plop (of is het toch kabouter Popper) uit een bosje. Hij is niet veel groter dan mijn kunstaas.
Niet veel groter dan de popper.
Dat brengt me op een idee. Er moeten hier toch meer kleinere blacks liggen dan grote. Dus als ik overschakel naar een kleinere hap, ga ik misschien nog sneller vangen. Ik geef dus toe aan Maikels voorstel om mijn oppervlakteaas te verwisselen voor zijn kleinere Ikiru pop.
Hij kreeg daar al driekwart uur geen beet op. Mijn extra voorwaarde is wel dat we het een half uur geven, en dat ik hem dan terug krijg. Het is wel helemaal anders vissen met deze popper. De tikken moeten korter en harder worden gegeven om tot en bevredigende 'pop' te komen.
Na tien minuten stort er zich toch een black op. Die wordt gemist, en laat zich niet meer zien. De volgende twee aanbeten leveren hetzelfde resultaat. De vierde hangt!
Ondertussen lokte de Rover van me geen beet uit bij mijn vismaat. Als ik na het afgesproken half uur echter wil wisselen, blijkt de snoodaard echter ondertussen al aan de andere kant van het bos te liggen. Och, ik krijg hem straks wel terug, het lukt me nu toch met die Ikiru ook.
Ook de Ikiru vangt.
Het gaat echter steeds moeilijker. Zouden ze een beetje 'op' zijn? Op een wat dieper stuk gaat de Lovec Rapex er terug aan. Pal tegen een graspol aan komt een donkere rug de waterspiegel doorsnijden, een zwaar gewicht gaat aan de hengel hangen.
De dril mag er best zijn. Het is moeilijk om te voorkomen dat de grote vis niet gaat springen. Ik moet mijn hengeltop diep onderwater steken om dat te voorkomen. Het neemt wel een deel van het drilplezier weg, maar dit kan wel eens mijn grootste van de trip worden, dus………
De eerste landingspoging mislukt, maar dan heb ik de ‘bak’ vast. Deze vissoort lijkt gemaakt te zijn om in de bek te landen. Eenmaal je ze daar pakt geven ze zich gemakkelijk over.
Wohoow, dat is een mooie! Ik houd hem langs mijn hengel waar ik maataanduidingen heb op geplaatst. Hij is net vijftig, of net niet? Aha, toch wel.
Daarvan wil ik een foto. Dat stukje peddelen wil ik daarvoor wel doen. Tom neemt de ‘honneurs’ hiervoor waar. De vis is zeker niet zo zwaar als zijn PR, maar aangezien wij meten, maakt dat niet veel uit.
Minder zwaar, maar toch een hele beste vis.
We praten wat bij. Het blijkt dat Tom nu behoorlijk vangt op imitatie wormen. Zowel Carolina-rig als Texas-rig wil lukken. Hij vindt het prachtig vissen zo.
Hij laat me wat foto’s zien waaruit blijkt dat ze de, zoveel mogelijk gewichtloze, hap diep naar binnen zuigen. Heel veel ervaring met die rigs heb ik nog niet, dus lijkt het me het moment om daar nu wat aan te veranderen.
Diep naar binnen gezogen.
Ik bracht eigenlijk speciaal daarvoor mijn geliefkoosde ‘Red Predator’ met me mee. Het spelletje lukt me ook, maar na een aantal vissen, wil ik toch weer meer spetterend spektakel in de oppervlakte.
Met die diverse rigs vissen langs de bomen is tof, maar is ook in onze streken te doen. Daarom gaat mijn dropshothengel na een paar vissen weer in de steun.
Daarna mag hij weer in de steun.
Mijn grootste vis plukte ik net naast een graspol, en daarvan liggen er hier heeeel erg veel te bevissen. Het visdageinde is aan het naderen, en daar de wind weer aan het opkomen is, lijkt het me verstandig om rustig de terugtocht in te zetten.
Dit rustig is vooral omdat mijn scheenbeen al weer bijzonder pijnlijk aanvoelt. Op veel plaatsen kan ik me gelukkig vooruit duwen door enkel met mijn linkerbeen af te zetten op de graspollen. Dat laat toe om mijn rechterscheenbeen te laten rusten.
Rond de eerste, met graspollen bezaaide stukken ondergelopen weiland, lukt het me om nu en dan een vis te vangen. Nog drie stuks te gaan en ik zit aan dertig vissen! Wie had dat kunnen voorspellen, na de toch zwakke start van onze vistrip?
Vreemd genoeg valt het echter stil. Ligt het aan de opkomende wind die het water hier stukken troebeler maakt? Of ligt hier toch niet overal evenveel vis? In elk geval krijg ik meer dan een uur geen aanbeet. Het is wat afkicken na deze uitstekende dag.
Van waar ik kom, hoor ik nu en dan dat Tom prima zaken doet met een walk-the-dog bait. Hij is ondertussen helemaal gek van dat oppervlakte aasje.
Gek van zijn walk the dog bait.
Ik ben bijna de ganse plas over als ik bij een deel kom waar weinig graspollen boven staan. Het zal hier dus waarschijnlijk wat dieper zijn. Ik wissel nogmaals van kunstaas. Er gaat een Mann’s baby minus aan.
Het ondiep duikende bolletje zorgt al in de eerste worp voor een aanbeet. De vis gaat er helaas af. De volgende ook al! Vreemd, normaal heb ik weinig vis die afschiet van deze naar binnen toe gekrulde haken. De volgende blijft alsnog hangen, oef. Ik had al gevreesd dat ik mijn laatste van de dag anderhalf uur geleden had gevangen.
Nu zie ik het weer beter zitten. Misschien geraak ik toch nog aan de kaap van dertig. De oever is echter niet ver meer. Er komen een paar plaatselijke vissers de kanten afgooien. Zo te zien geloven ze niet erg in hun visserij. Ze kijken heel erg veel in het rond.
Het lijkt me alsof de waterkleur hen niet kan bekoren. Ze houden het geen 20 minuten vol. Net als ze weg zijn vang ik er twee kort na elkaar. Zo is mijn kaap toch nog gehaald. Een voldaan gevoel overvalt me. Ik laat me wat drijven.
Nu de concentratie van de visdag wegvalt, laat de pijn van mijn scheenbeen nog meer van zich gevoelen. Nee, dat laatste stuk zal ik niet meer afpeddelen, ik zie het niet meer zitten.
Ik doe mijn peddels uit, en stap uit mijn belly. De laatste 150 meter gaat te voet langs de oever. De anderen staan ervaringen uit te wisselen bij de ondergaande zon. Het beeld vraagt om een paar plaatjes te nemen.
Dit beeld vraagt om wat plaatjes te nemen.
Iedereen ving goed. Maikel denkt rond de 20 vissen te hebben, Tom 22. Er worden al plannen gemaakt om morgen opnieuw in deze “badkuip” te komen liggen.
Danny Geysen komt ons onze laatste dag vervoegen, en we zouden graag hebben dat hij die ene visdag toch ook goed vangt. We spraken al met hem af om vanavond samen te gaan eten. Hmm, ik kijk er al naar uit.
Bart Debaes