Extrêmement dur in de Extremadura? (Deel 5)

De Allrounder 

Extrêmement dur in de Extremadura? (5) 

Door Bart Debaes 

Echt vroeg staan we vandaag niet op. Vanwege het late avondmaal trekt de maag ook niet zo direct naar het ontbijt. De zon geeft al lekker wat warmte als ik op het terras mijn spulllen ga halen.

Ik had het al gisteren besproken met de gids dat ik naar een kleiner water wou. Het mocht gerust een water zijn met kleinere vis, maar dan liever veel meer aantallen.


Het belooft een warme dag te worden.

Dat lag blijkbaar niet zo gemakkelijk. De te lage temperaturen voor de tijd van het jaar spelen overal parten. Vroeger wist hij een klein water waar hij op een dag een paar honderd kleine blacks had gevangen, maar dat had ooit droog gestaan, en is nu waarschijnlijk visloos.

Een paar jonge Fransen, die ook in ons pension logeerden, hadden echter op kleinere watertjes in de streek een paar leuke dagen beleefd, dus er moest in de buurt wel zoiets zijn.

Het bleek echter dat ze op water op private stukken grond waren gaan vissen, en Justo wou liever geen problemen met streekgenoten.

Hij kwam wel op de proppen met een kleinere plas waar we ons wel voor een paar uurtjes zouden kunnen bezig houden. Vele jaren terug was hij er geweest, en had toen redelijke aantallen, maar kleinere vissen gevangen. Er zat enkel karper en blackbass, en nogmaals haalde hij aan, het was slechts een grote badkuip groot.

De rit er naartoe was een klein uurtje, en tijdens die rit viel het ons op hoe de laatste dagen de omgeving steeds groener werd. Naar het schijnt duurt deze groene periode hier slechts een drietal weken, en dan wordt alles weer dor en bruin, vanwege het tekort aan neerslag.

We komen bij een hoge dam aan. Daar achter ligt een stuwmeer van vele hectaren groot. Ik opper voorzichtig: ”Dat zal toch hier niet zijn dat Justo bedoelde?”. “Natuurlijk niet”, antwoord Maikel me,”Justo had het over een klein putje.”

De wagen voor ons houdt toch hier en daar stil, alsof hij op zoek is naar een plek om het meer dichter te benaderen. Uiteindelijk gaan we dan toch de weg af, door het struikgewas, tot tegen de oever aan.

Justo moet het onmiddellijk ontgelden als we zijn uitgestapt. Is dit een klein watertje voor een paar uurtjes? Dit krijgen we in een ganse dag niet uitgevist!


Het kleine plasje in de breedte.

Justo haalt als excuus aan dat het wel erg lang geleden was dat hij hier ooit stond. Daarbij is het toch klein in vergelijking met de kilometers lange meren die we al aandeden. We vernemen van hem dat we aan de overkant moeten zijn. Daar staat een bosrand met struikgewas ondergelopen die aan een oude beekbedding paalt.

Terwijl ik het meer oversteek hoor ik tegen de oever constant pletsend water. Ik denk aan vee dat koelte zoekt, maar kan er geen ontwaren. Plots hoor ik de anderen roepen dat er vis ligt te paaien in de kanten, en dat ze dit wel eens van dicht bij willen zien. Ik zag dat al meerderen keren en hoewel dat steeds een mooi spektakel is, lokt de, hopelijk, visrijke overkant me meer dan het gespletter.


Gespletter van paaiende karpers.

De stek die ik bereik, is prachtig om te bevissen. De uit stekende kruinen van bomen en struiken lijken me wel te roepen: ”Toe gooi me dan uit.”


Toe gooi me dan uit.

Daar kan ik niet aan weerstaan, en divers kunstaas mag proberen de 'bosbewoners' te gaan verleiden. Het vissen zelf is machtig. Nauwkeurig de takken aangooien, steeds dichter en dichter. Het lukt zelfs op vele plaatsen om dwars door de kruinen heen te vissen. Allemaal helaas zonder resultaat.

Ondertussen plukte Maikel al een paar blacks in het open water. Met een supergoedkoop Chinees plugje wist hij ze te verleiden. Het duikt echter te diep naar zijn gevoel. Met zijn kniptang knipt hij dan maar de zwemlip wat korter.

Ik vrees dat het moeilijk wordt om het nog recht te laten zwemmen, maar daarmee onderschatte ik Maikels ‘knipkunsten’. Ondieper duikend vangt de Chinees nu nog vlotter.


Hopla daar is nummer drie.

Het zijn telkens geen monsters, maar hun aaanbeten houden de moed er wel in. Ik peddel dieper het bos in. Het wordt er steeds ondieper.

Ik monteer een Rapex. Dit is een wel zeer bijzonder plugje van het merk Lovec. Het heeft namelijk op de plaats waar de buikdreg moet zitten, een spinnerblad hangen. Dit blad zorgt voor extra turbulentie onder water, maar geeft ook aan het schudden van de plug een extra toets.

Nu en dan zwaait het spinnerblad namelijk tegen de buik van de plug aan, en dan doet deze een extra waggel. Dat roofvis dit apprecieert, merkte ik al bij mijn eerste worp met dit aasje ooit. Halfweg het binnenspinnen, werd het toen al gestopt door een fraaie baars.

Het is hier niet veel anders. Al moet ik wel vier worpen maken, vooraleer een zachte tik me het sein tot aanslaan geeft. Schuddend komt een dertiger naar boven. Yes, de top is er af.


Yes, de Lovec Rapex zorgt dat de top er af is.

Niet veel later is de volgende er al. Blijkbaar heb ik gevonden wat ze graag lusten. Regelmatig komt nu vis binnen. Het zijn allemaal ongeveer gelijken van formaat, en geen monsters, maar de fun is er zeker niet minder om.

De meeste beten komen als je achter een boomkruin kunt gooien, en dan zo dicht als je durft langs de buitenste takken binnen vissen. Op een paar plaatsen krijg ik zelfs meerdere aanbeten langs één kruin.

De derde in een reeks vecht wat anders. De reden er voor zie ik als hij boven komt. Hij heeft blijkbaar de dreg aan de buitenkant van de bek zitten.


Nummer drie van langs dezelfde boomkruin.

We kruipen steeds dieper het struikgewas in. Vaak moeten we letterlijk vechten met onze peddels tegen boomtakken om vooruit te kunnen. Zelfs als we dicht bij elkaar liggen kunnen we elkaar bijna niet zien.


Verstoppertje spelen in de belly.

Ik kom bij een plaats aan waar er nog weinig water staat. Hier en daar loopt mijn Rapex tegen de bodem aan. Er staan zelfs bosjes gras met hun toppen boven.
Als ik mijn spinnerplugje over zo een graspol wip, knalt het water er achter open. Een blackbass zet in de lucht zijn achtervolging op zijn vermeende prooi verder.

Ik schrik me een hoedje, want het gebeurt op slechts een tiental meter van me af. In reflex had ik zelfs aangeslagen. Hierdoor wipt mijn plug opnieuw uit het water, en de achtervolger maakt weer een luchtaanval. Hij knalt vanboven op mijn aasje, daar waar de haken niet ziten.

Mijn aanslag levert weer niets op, en nu valt de Rapex op een vijftal meter voor me neer. De black schiet er achter aan, maar blijft op 30 centimeter er van af liggen. Ik durf bijna niet te ademen.

Een drietal seconden laat ik alles liggen en dan geef ik een zeer korte tik, net voldoende voor een lichte wiegel van de Lovecplug. Knal! Met volle overgave heeft de rover zich van mijn aas meester gemaakt. Ik schreeuw de spanning van me af: “Yiehaa, machtig, machtig, jongens dat hadden jullie moeten zien!”.

Terwijl ik de vis onthaak kruipt de gedachte bij me op om te gaan popperen. De voorbije dagen heeft dat ons nog niets opgeleverd, maar dit zijn hier nu wel ideale omstandigheden.

Het is natuurlijk altijd een gok om het best vangende aas van de groep te gaan wisselen door iets 'dat-misschien–ook-wel–eens-zou-kunnen-gaan-vangen'. Maar ja, ik wil meer van dat soort knallende acties, dus de dozen gaan open.

Ik grijp naar een geel-zwarte Spitting Rover van Salmo. Deze popper spuwt echt een mooie slok water voor zich uit, en het schroefje achterop zorgt ook voor extra turbulentie.


Zot van de Spitting Rover.

Mijn gokje betaalt zich ten volle uit. De blacks zijn wederom zot van mijn hapje.

ANDEREN LAZEN OOK