De optimale werpafstand vereist goed op elkaar afgestemd materiaal
Door Ron Smits (fotografie Lucky Luc Mom)
Doorslaggevende factoren voor een optimale werpafstand zijn het gewicht en vorm van het te werpen voorwerp, de hengel, de diameter van de lijn en de diameter van de molenspoel.
Het gewicht van het te werpen voorwerp moet overeenstemmen met het optimale werpgewicht van de hengel. Hier begint vaak de misère. Op bijna geen enkele hengel staat het optimale werpgewicht vermeld. Meestal staat er een werpgewicht vermeld van: 40 – 100 gram of 10 – 40 gram of 5 -20 gram.
En dat terwijl er maar één exact optimaal werpgewicht per hengel is. Het optimale werpgewicht voor een hengel is dat gewicht waardoor de hengel zijn optimale arbeidsvermogen levert.
Wat gebeurt er tijdens het inwerpen van een werpgewicht? Aan de hengel hangt een werpgewicht. U brengt de hengel boven uw hoofd met het werpgewicht achter u en brengt de hengel naar voren.
Bij de maximale spanning laat u de lijn los (de top is nu nog steeds achter u), waardoor de hengel terug zwiept in de rechte vorm, waardoor het werpgewicht zijn benodigde aanvangssnelheid krijgt. Als het werpgewicht de optimaal benodigde buiging van de hengel creëert is dit het optimale werpgewicht.
Nu levert de hengel het maximale arbeidsvermogen om het werpgewicht weg te zetten. Een zwaarder werpgewicht heeft tot gevolg dat u de hengel veel trager naar voor kunt bewegen. Een lichter werpgewicht heeft tot gevolg dat u extra fysieke kracht moet inzetten om hetzelfde arbeidsvermogen te krijgen.
Een hengel met een werpgewicht eraan bevestigd, dat exact overeenkomt met het optimale werpgewicht voor deze hengel werpt 'vanzelf'. Maar er komt meer bij kijken. Ook heel belangrijk is de snelheid waarbij de hengel weer in oorspronkelijke vorm terugkeert, maar ook de massa en de buiging van de hengel zijn heel belangrijk.
De worp is ingezet. Je ziet dat de top nog steeds achter mij is.
Een juiste massa van de hengel is noodzakelijk, om het werpgewicht de juiste aanvangssnelheid te geven om de maximale werp afstand te kunnen bereiken. Een heel extreem voorbeeld. Met een rietje lukt het niet om een werpgewicht van welk gewicht dan ook 30 meter weg te zetten, omdat de massa van het rietje ontoereikend is.
Dit gaat ook op voor hengels. De hengel moet de juiste massa hebben. Nog een simpel voorbeeld bij het darten. De meeste darters gooien met 20 – 22 gram. Een darter die 15 grams darts gebruikt moet in verhouding meer fysieke kracht gebruiken dan de darter met 22 grams darts. Ook hier komt de massa om de hoek kijken.
De hengeltop is nog steeds achter mij maar is al bezig om zich te rechten.
Een hengel met een progressieve buiging, dit wil zeggen dat in de hengel een gelijkmatige weerstand optreedt, naarmate de hengel verder doorbuigt van top tot het achterste deel van de hengel, heeft meer arbeidsvermogen dan een hengel die alleen maar in de top buigt.
Als laatste hengel eigenschap is de snelheid waarmee de hengel van maximale buiging weer terugveert in de oorspronkelijke rechte stand. Deze snelheid zet het arbeidsvermogen van de buiging van de hengel om in aanvangssnelheid (versnelling) van het werpgewicht.
Hoe sneller de hengel hoe groter de aanvangssnelheid. Hoe trager de hengel hoe kleiner de aanvangssnelheid. Met een trage hengel zijn overigens wel heel nauwkeurige worpen mogelijk omdat u tijdens de worp nog kunt bijsturen (corrigeren).
Progressieve actie, maar ook een vreemde buiging in de top. Hengel is na de test ook niet in productie genomen. Let op het kleine startoog.
In de zeehengelsport zijn er zware strandhengels van wel 5.50 meter. Het moge duidelijk zijn dat u een bepaalde kracht moet bezitten om de hengel maximaal te kunnen laten buigen. De buigweerstand van zo’n hengel is heel fors en wat denkt u van de tegenwerking van de luchtweerstand op de hengel?
Ook deze moet u overwinnen om de aanvangssnelheid van het werpgewicht te kunnen bereiken. Veel vissers willen een zo lang mogelijke hengel, omdat ze denken dat er verder mee geworpen kan worden. Maar u ziet, dat kan alleen maar een verkoop argument zijn en geen gedegen advies. Voor de natuurkundigen onder ons: de hefboomwet kan perfect losgelaten worden op deze theorie.
Ik denk dat de vorm en de diameter van de lijn voor zich spreken. Een gestroomlijnd werpgewicht wordt verder geworpen en ook de weerstand van de lucht op een grotere diameter van de lijn heeft een negatieve invloed.
Laat u niet misleiden bij gevlochten lijn. Als deze niet geheel rond is wordt de kleinste dikte van de lijn weergegeven.
Voor velen is het volgende wat minder bekend. De diameter van het startoog mag zeker niet te groot zijn. Het doel van het startoog is om de kringels uit de lijn te halen en deze weer in een rechte lijn door te voeren naar het tweede oog. Als het startoog te groot is zal de lijn verder kringelen naar het tweede oog en zoals later blijkt zal de weerstand van de lijn in de lucht ernstig toenemen.
Zo is ook de diameter van de molenspoel uitermate belangrijk. Hoe kleiner hoe beter. Het beste is een reel. Want bij een reel kringelt de lijn beslist niet en gaat in een rechte lijn naar het startoog. De diameter van het startoog bij een hengel met reel uitvoering is een stuk kleiner dan bij een hengel met molen uitvoering.
Ik zal het verduidelijken. Als de lijn in een rechte lijn naar het startoog gaat is de weerstand van de lucht op de lijn een factor x per meter. Als de lijn kringelt is de afgelegde weg van de lijn een stuk groter dan bij een rechte lijn.
Stel dat het aantal kringels van de molen tot het startoog 8 is en de molenspoel heeft een diameter van 5 centimeter, terwijl het startoog precies een meter van de molenspoel is verwijderd, dan is de afgelegde weg van de gekringelde lijn: 3.14 x 5 x 10 = bijna 1.6 meter.
In werkelijkheid is de afgelegde weg nog groter want de lijn gekringeld of niet legt ook nog de meter (afstand startoog) af. Als de lijn dus niet kringelt is de afgelegde weg maar een meter. De gekringelde lijn legt dus een afstand af van 2.6 meter tussen de molenspoel en het startoog.
Als u 50 meter ver gooit: u ondervindt 50 x 1.6 meter x weerstandsfactor meer weerstand ondervindt en dus minder ver gooit.
We bekijken even een molenspoel onder de gelijke omstandigheden en afstanden als hierboven, met een diameter van 4 centimeter. De afgelegde weg is nu: 3.14 x 4 x 10 = 125 centimeter + 1 meter. Zou de molenspoel maar 1 centimeter zijn: 3.14 x 1 x 10 = 31 centimeter + 1 meter. U ziet dus dat de molenspoel een bijzonder groot aandeel heeft in de weerstand. Natuurlijk moet het startoog klein genoeg zijn om de lijn in een rechte lijn naar het tweede oog te sturen.