De meerwaarde van aas (deel 2)

De meerwaarde van aas (deel 2)

Door Leon Derksen

Moleculaire diffundatie
Het oplossen van kleine deeltjes in het water noemen we moleculaire diffundatie. Dit is ongeveer te vergelijken met het menselijk reukvermogen. Om een geur (smaak) spoor op te kunnen vangen beschikt de karper over verschillende smaakknoppen, zogenaamde papillen. Deze bevinden zich o.a. op de baarddraden en op de lippen. Doordat er kleine voerdeeltjes loskomen van ons aas en gaat “wolken” ontstaat er een groter gebied waarbinnen de karper ons aas kan speuren. Vervolgens zal hij verder zoeken naar de bron en zodoende ons aas vinden. Is het aas eenmaal gevonden zal de karper dit opnemen en aan verdere keuring onderwerpen.

Attractors
We kunnen attractors grofweg opdelen in enerzijds de vloeibare en anderzijds de smaakstoffen in vaste vorm. Attractors worden doorgaans toegevoegd om de karper de prikkel te geven welke aanzet tot aasgedrag. Door het koken van de boilie ontstaat er echter een vrij gesloten “mantel” om het aas wat het uitwasemen van smaakstoffen bemoeilijkt. Met name de vaste stoffen komen moeilijk vrij. Toch kunnen ook van de vaste stoffen een niet te onderschatten werking uitgaan. Vooral door bepaalde goed oplosbare vaste stoffen te gebruiken en de structuur van het aas in dienst van dit uitwasemen te kiezen. Ook kunnen we dit uitwasemen bespoedigen door de boilies minder hard te maken en minder lang te koken zodat de boilie wat makkelijker de smaakstoffen vrijgeeft. Feit blijft natuurlijk dat in een niet gekookt aas als deeg de smaakstoffen veel makkelijker vrij komen in het water. Smaakstof bij uitstek om in een boilierecept te gebruiken is dan ook een vloeibare attractor met een goed oplossend vermogen, welke ook nog eens bestand is tegen hoge temperaturen. Flavours
Als er gesproken wordt over vloeibare smaakstoffen denken we al snel aan flavour. Flavours bestaan grofweg uit de smaakstoffen (esters) en een drager (het oplosmiddel). Vaak wordt gedacht dat alleen de smaak/geur het verschil in de flavoursoort maakt. Dit wordt mede in de hand gewerkt door het achterwege blijven van voldoende informatie om te kunnen weten wat werkelijk de verschillen zijn tussen verschillende merken/soorten. Dit maakt het er voor de visser die heel bewust met zijn/haar flavourkeuze om wil gaan niet makkelijker op. Juist voor die personen is het een uitkomst dat een enkel merk dit wel doet.
Bij een flavour zijn een aantal zaken belangrijk. In de eerste plaats moeten deze goed water oplossend zijn. Het oplossend vermogen moet ten slotte voor de verspreiding van het smaakspoor zorgen. Flavours worden in het algemeen in boilierecepten gebruikt. De kwaliteit in het bijzonder als je over esters praat, ligt hem dan ook in het aan de ene kant goed oplossen in water en aan de andere kant de gevoeligheid voor het kookpunt. Die staan echter wel in verband met elkaar. Hoe minder wateroplosbaar hoe beter ze tegen hoge temperaturen kunnen. Kwaliteit (voor karperflavours althans) is dan een juiste balans van beide. Oplosmiddelen
Het oplossend vermogen van een flavour wordt mede bepaald door het gebruikte oplosmiddel. Enkele voor flavour gebruikte oplosmiddelen zijn o.a.: Glycerol, Ethyl Alcohol, Propyleenglycol en olieen. Van de gebruikte oplosmiddelen heeft Ethyl Alcohol mijn persoonlijke voorkeur. Dit omdat het niet veel wordt toegepast en hiermee dus dressuur doorbrekend kan zijn. Belangrijker nog is dat het een uitermate schoon product is welke in tegenstelling tot de andere oplosmiddelen de geur en smaak van de flavour niet beïnvloedt. Ethyl alcohol lost betrekkelijk snel in het water op en verdient de voorkeur zeker in de koudere periodes of wanneer er instant gevist wordt. Van de meest voorkomende oplosmiddelen is Ethyl Alcohol de minst gevaarlijke, zeg maar ongevaarlijk. Een aantal van de andere oplosmiddelen zijn kun je stellen gevaarlijk. Zeker als je de safety data sheets van die middelen bekijkt. Dus kun je stellen dat je met EA een goed oplosmiddel gebruikt. EA is gelijk aan ethanol oftewel de alcohol die wij in ons biertje of andere alcoholische versnapering ervaren.

‘Op water met veel ‘ruis’ kunnen we een hogere dosering hanteren’


De praktijk
Nu we wat beter begrijpen waar rekening mee te houden om een aas optimaal in te zetten zal er een link naar de praktijk moeten worden gemaakt. Het zal nu ook duidelijk zijn waarom ik aan het begin geschreven heb dat begrijpen van bepaalde processen niet altijd wil zeggen dat het in de praktijk ook altijd (dit binnen bepaalde grenzen) toepasbaar is. Elke visser die zich verdiept in de hier beschreven materie zoekt in het begin naar concrete gegevens om zodoende handvaten te hebben welke succes garandeert. Degene die van mij verwacht met pasklare oplossingen te komen moet ik echter teleurstellen. Dit om de eenvoudige reden dat die er niet zijn. Het één en ander is namelijk sterk afhankelijk van het soort water en de omstandigheden van het moment. Wat ik zal proberen is een aantal algemeen geldende richtlijnen met betrekking tot de besproken onderwerpen te geven welke in de praktijk toepasbaar zijn. Flavour dosering
Ionisatie is dus een chemisch proces waar oftewel positief naar negatief ioniseert of andersom. Met andere woorden als er een verschil is tussen de zuurgraad van het water en het gebruikte aas mogen we aannemen dat de karper dit merkt. In de praktijk is gebleken dat op enkele wateren zeer kleine verschillen al voldoende waren om merkbaar verschil te krijgen in de vangstresultaten. Voor wie hier serieus mee aan de slag wil gaan is het dus van belang de zuurgraad te weten van zowel het aas als het water. Om nog specifieker te zijn moeten we water direct van de te bevissen plek gaan meten. De pH-waarde van een viswater is weliswaar belangrijk voor de dosering van de attractors maar de ZBV van een viswater moeten we hier zeker niet vergeten. Een water met een hoog ZBV buffert chemische pH schommelingen namelijk veel sneller, echter op een dergelijk water zal de vis veel sneller reageren op gedeeltes waar ionisatie optreedt. Kalkrijk water is bijvoorbeeld beter gebufferd en heeft een hoger ZBV. Om het nog complexer te maken kun je ook nog stellen dat in een water met een slecht ZBV vaker schommelingen optreden en de vis dus niet zomaar op ieder signaal zal reageren. Er is kun je zeggen nogal wat ruis in het water aanwezig dus moet het signaal sterker en misschien ook wel langer zijn. Je zou dus kunnen stellen dat een water met een pH van 7 en een goed ZBV zich het best leent voor attractie middels chemische ionisatie. Het signaal moet daar niet al te sterk zijn, daar de vis niet gewend is aan veel schommelingen. Ook zal er niet voorbij moeten worden gegaan aan de bufferende eigenschappen van het aas waar je de flavour door mengt. Ei heeft bijvoorbeeld een pH van 9 meng daar een flavour met een pH van 4 doorheen en de waardes zullen naar elkaar toekruipen. Maar ook andere factoren zoals stroming (op kanalen en rivieren kun je toch vaak meer gebruiken als ook kouder water en dus in warmer water minder) veel beweging dus ook onderstroming veroorzaakt door veel wind in relatie met de spronglaag zijn van invloed.

‘Als alles klopt kan dit ook op een van Nederlands grootste rivieren een ‘groots’ resultaat geven’


Het doseren van flavour kan heel erg van water tot water verschillen, dit zal de praktijk uit moeten wijzen. Wie herinnert zich niet de verhalen van supervangsten op overgeflavourde boilies. Hierbij gaat het dan wel altijd om instant succes. Vaak is de uitspraak “Minder is Meer” nog steeds actueel. Met minimale toevoeging, maximaal resultaat. Met andere woorden overdrijf zeker bij aanvang de dosering niet. Ook is het bij een langere voercampagne van belang om een uiterst subtiele smaakherkenning toe te passen om het aas toch een eigen identiteit te geven. Zeker in situaties waarbij de te gebruiken hoeveelheid lastig is in te schatten kunnen we beter aan de veilige kant blijven en de adviesdosering aanhouden of zelfs verminderen. Relateer verder het eigen reukvermogen niet aan de waarneembaarheid voor de karper. Algemeen is het natuurlijk zo dat hoe langer je kookt hoe meer flavour je kwijt raakt. Wil je echter een harde boilie dan zul je vaak langer moeten koken. Bedenk hierbij dat in relatie tot de diffundatie een kilo kleine boilies een groter geurvlak per kg heeft dan een kilo 20 mm boilies, minder flavouren dus bij kleinere formaten of meer bij grotere formaten. Het is maar hoe je het bekijkt. Enkele vuistregels
Elke flavour heeft invloed op de pH-waarde van het aas. Hoeveelheid en soort flavour beïnvloedt mede de ionisatie en dus de prikkel. Een grove richtlijn voor de dosering van de flavours is als volgt: Voor een water met een lage pH-waarde (tussen 6.0 en 7.0) zijn: Hoge flavourniveau’s (hoeveelheid) acceptabel. Flavours met een lage pH-waarde en hoge pH-waarde zijn beide toepasbaar. Op een water met een hoge pH-waarde (tussen 7.0 en 8.0) zijn: Hoge flavourniveau’s minder geschikt. Een flavour met een hoge pH-waarde is in dit geval beter. Op een water met een zeer hoge pH-waarde (8.0 en hoger) zijn: Hoge flavourniveau’s in het geheel niet acceptabel Alleen flavours met een hoge pH-waarde zijn hier toepasbaar. Nog enkele zaken om over na te denken
fotosynthese
Onder invloed van licht zullen de met planten begroeide gedeelten van het water overdag niet alleen een hoger zuurstofgehalte maar ook een hogere pH-waarde hebben dan ’s nachts. neerslag
Bedenk eens hoeveel (zure) regen er via allerlei afwateringslootjes en andere stroompjes de hoofdkanalen voorzien van vers water na een aanhoudende bui. na-flavouren
Stroming (rivieren en kanalen) maar ook onderstroming veroorzaakt beweging van het water. Op grote diepe zandafgravingen met een grillig bodemverloop is de kans op onderstroming reëel aanwezig. En met name op bewegend water kunnen we dit na-flavouren gaan toepassen. Een voordeel van het na-flavouren is dat de esters in de flavour volledig intact blijven doordat deze niet gekookt worden. wind
Veel wind op de kant zal ook een zekere onderstroom veroorzaken. Net als bij stromend water kunnen we de dosering van de flavour iets omhoog brengen. Na-flavouren kan natuurlijk ook. Het spreekt voor zich dat we op windstille dagen en stilstaand water voorzichtiger moeten zijn met het toevoegen van de hoeveelheid flavour. ZBV
Kalkrijk water en water met veel stenen hebben in het algemeen een hoog zuurbindend vermogen.Op wateren waar een visserijkundigonderzoek is verricht door de OVB zullen hierover gegevens bekend zijn. Deze gegevens kun je opvragen bij de betreffende hengelsportvereniging. Nawoord
Wat ik met dit verhaal probeer duidelijk te maken is dat alle deelprocessen die hier besproken zijn sterk aan elkaar gerelateerd zijn en dus eigenlijk niet afzonderlijk besproken kunnen worden. En al pretendeer ik hier zeker niet volledig te zijn geweest toch zou het beschrijven van enkel één deelproces er toe kunnen leiden dat sommige vissers daar verkeerde conclusies uit trekken. En dat is het laatste wat ik natuurlijk wil. Verder kan ik mij ook goed voorstellen dat er vissers zijn die hun tijd liever met het vissen zelf bezig zijn en zodoende vissen vangen die wij achter het scherm en gedurende het bezig zijn met deze onderwerpen zeker niet vangen. Kennis van zaken betekent echter voor de lange termijn meer succes. Hebben we eenmaal wat vaste patronen kunnen ontdekken dan zal dat zeker meer vis op gaan leveren. Ook op nog niet eerder beviste wateren maar met vergelijkbare omstandigheden. Al is het alleen al door het vertrouwen wat je hebt in de gebruikte materialen. Dit omdat het besef er is een goed aas aan de ‘haak’ te hebben geslagen en je dit aas op de juiste manier weet in te zetten. (slot)

‘Aas, ‘voer’ tot nadenken…’