De meerwaarde van aas (deel 1)

De meerwaarde van aas (deel 1)

Door Leon Derksen

Er is zo door de jaren heen op heel veel verschillende aassoorten karper gevangen. En telkens komt er toch weer iemand met een voor de karpervisserij “nieuw” aas op de proppen wat het ook goed blijkt te doen. Waarom dan al die drukte om het te gebruiken aas als vrijwel op alles karper kan worden gevangen? Omdat we met ons allen nog steeds op zoek zijn naar dat ene altijd vangende superaas!

In mijn ogen een utopie, deels omdat er altijd situaties zullen zijn dat de karper niet wil azen en mochten we al in de buurt komen van een dergelijk superaas dan zal het slechts een moment opname zijn. Dit laatste omdat vroeg of laat de vangsten minder zullen worden door niet in de laatste plaats negatieve dressuur. Afhankelijk van de hengeldruk en het type water zal er op een gegeven moment overgestapt moeten worden op een ander aas. Een aas wat volgens de heersende norm anders is, waardoor de vissen met minder argwaan het aas tot zich nemen. En de cyclus van vangen en negatieve dressuur zal zich weer herhalen. Zelf vind ik dit een van de boeiendste zaken van het karpervissen. Het bezig zijn met het aas en proefondervindelijk uit te testen of het ene aas nu beter vangt dan het andere. Het hieruit vaststellen van harde feiten is weliswaar een lastige zaak, toch zit er af en toe iets bij wat structureel voor een beter resultaat zorgt. Dit zijn dan natuurlijk ook de aassoorten of recepten om te onthouden. Het verklaren van het succes is hierbij weer een bijzonder lastig aspect. Komt het nu door de samenstelling, zijn het toch de attractors of is het juist de combinatie van die twee. Feit is dat een dergelijk aas weldegelijk een meerwaarde heeft. Het toepassen van de juiste geur en smaakstoffen is essentieel voor elk aas. Dit is geen sprookje maar de reële uitdaging voor elke visser. De gedachte bij het te water laten van ons aas is immers om er zo snel mogelijk karper mee te lokken om deze vervolgens aan te zetten tot het opnemen van het bewuste aas. Tot zover is het allemaal nog wel te volgen. Op het moment dat je verder na gaat denken over het aas blijkt het een behoorlijk complexe materie te zijn. Hoe meer je er over spreekt, leest of op een andere manier mee bezig bent, hoe moeilijker het wordt. Door over dit onderwerp van gedachten te wisselen met o.a. Willem Peters ben ik tegen zaken aangelopen waarvan ik het bestaan niet eens wist, zoals ZBV (zuurbindendvermogen), PK-waarde van de pH-waarde, moleculaire diffundatie en ionenuitwisseling. Toen ik voor het eerst met deze termen te maken kreeg heb ik mij dan ook eens flink achter de oren gekrabd en mijzelf de vraag gesteld of ik dit allemaal wel wilde weten. Ook zonder deze kennis ving ik immers mijn visje wel en zou ik dat waarschijnlijk nog steeds doen. Naarmate ik meer met aas bezig was kwamen er ook steeds meer vragen bij me op waar ik geen verklaring voor kon vinden. En om hiermee verder te komen is enige kennis van zaken noodzakelijk. Ik blijf wel van mening dat het begrijpen van bepaalde processen niet altijd wil zeggen dat het in de praktijk ook altijd (binnen bepaalde grenzen) toepasbaar is. Er spelen namelijk onwaarschijnlijk veel zaken een rol, waarvan vele niet zomaar te beïnvloeden zijn. Hier kom ik later nog op terug.

‘Bijleren gaat het snelst op goed bezet water, gewicht is hierbij ondergeschikt aan het plezier en de opgedane kennis.’


Ondanks of dankzij extra attractors
Een ander punt van menig discussie is het wel of juist niet gebruiken van extra attractors in het aas. Als argument wordt vaak het voorbeeld van de aardappelvisserij naar voren gehaald. Dit niet sterk geurend en smakend aas heeft door de jaren heen toch voor menig succes gezorgd. Vaak ook nog als “single hookbait” gevist, al hebben weinig personen kunnen vermoeden dat dit ooit zo genoemd zou worden. Met andere woorden zijn die extra attractors niet overbodig? Ik ben van mening dat het toevoegen van attractors wel degelijk een verschil in positieve zin kan maken. Vooral als er instant gevist wordt. Voor mij is een karper een dier dat net als andere dieren zich alleen bezig houd met de primaire levensbehoeften. En dit zijn eten, rusten en zich trachten voort te planten. Ik heb me wel eens verbaasd over hoe langdurig en nauwkeurig dieren bepaalde stukken grond afzoeken naar mogelijk voedsel. Volgens mij is een vis hier geen uitzondering op. In ondiep water (vooral sloten) kunnen we nog al eens zien hoe een karper hele stukken oever afzoekt naar voedsel. Dit zijn de momenten dat de vis bijzonder actief naar voedsel aan het zoeken is. Een goed oplettende visser heeft dan al snel in de gaten waar het haakaas te water gelaten dient te worden want komt de karper bij dit actieve zoeken iets tegen wat op voedsel lijkt zal deze het niet nalaten dit in ieder geval in de bek te nemen. Of het nu een aardappel of een ander aasje is. Helaas voor ons is het echter niet altijd en overal zo duidelijk zichtbaar waar te vissen als in het genoemde voorbeeld. Vaak zien we geen enkel teken van karper en weten we dus ook niet of er karper in de buurt zit. Mocht je de kennis en het inzicht hebben om in dergelijke situaties met enige regelmaat goed in te kunnen schatten waar de vis aast, zit je op goud en zul je vrij eenvoudig vis vangen. Voor de meeste karpervissers is het wel duidelijk wat plekken zijn waar de karper met enige regelmaat zal overzwemmen. Om die vissen nu aan te zetten tot aasgedrag is het belangrijk de karper op ons aas te attenderen en zodoende naar ons haakaas te lokken. Het gebruikte aas is een voedselbron en de te bevissen stek een voerplek voor de karper. Zolang we met een kwalitatief goed aas vissen en voeren en hierbij de vissen niet verjagen zullen de karpers regelmatig naar deze plek terugkeren. Is er sprake van een kwalitatief minder aas zullen de vissen na een verloop van tijd het aas minder gretig nemen en zelfs de bewuste plek gaan mijden. Net als negatieve dressuur op een superaas van toepassing kan zijn, zal ook een superstek welke regelmatig van goed voer wordt voorzien bij veelvuldig bevissen vroeg of laat zijn kracht verliezen.

‘Een prachtwater om met de pen te bevissen, instant vangkracht is hierbij gewenst.’


Om een dergelijke stek weer productief te maken zullen we wat moeten veranderen om de vissen hier weer naartoe te lokken en met het nodige vertrouwen te laten azen. De verandering kan bestaan uit het gaan voorvoeren als dit nog niet eerder is gedaan, de voertactiek aanpassen of met een ander aas gaan vissen. De boilie is het aas bij uitstek om gericht op karper te vissen. De mogelijkheden met dit aas zijn bovendien onbeperkt. Als we zelf draaien kunnen we vorm, formaat en samenstelling eindeloos variëren, dit onderwerp is alleen al interessant genoeg om er een apart artikel aan te wijden. Dit zal ik dan ook zeker nog doen. Bovendien kunnen we het vrij eenvoudig een heel eigen geur en smaak meegeven. Dit laatste is volgens mij dan ook één van de sterke punten van een extra attractor. En als iemand mij zegt dat een neutrale boilie vroeg of laat toch wel gegeten wordt geloof ik dat direct. Toch heb ik situaties meegemaakt waarbij één aassoort overduidelijk alle andere aassoorten eruit viste. Bovendien wordt maar al te vaak een bepaalde targetvis telkens weer op één bepaald aas of smaak gevangen. Dat hier sprake is van een uitgesproken voorkeur is weer een ander verhaal, ik noem dit hier om aan te geven dat karpers wel degelijk aas kunnen herkennen en dus kunnen onderscheiden. Het gewenste resultaat is natuurlijk dat de karpers na een gedegen voercampagne vol vertrouwen op ‘jou’ aas zitten. Maar goed, zoveel vissers zoveel meningen. De prikkel welke karpers aanzet tot aasgedrag
Om de werking van de attractors te begrijpen moeten we weten wat de prikkel veroorzaakt welke de karper tot aasgedrag aanzet. Om te beginnen moeten de karpers wel te prikkelen zijn, hiermee bedoel ik dat de drang om naar voedsel te zoeken bij de karper aanwezig moet zijn. Karpers hebben vaak een bepaalde cyclus in hun aasperioden. Dit is mede afhankelijk van de mate van vertering van het voedsel dat de karpers tot zich nemen. Afhankelijk van het jaargetijde en de situatie lukt dit “prikkelen” de ene keer beter dan de andere keer. Ionisatie is één van de bronnen waardoor karpers het signaal ontvangen dat er voedsel in de buurt is. Maar dit is niet het enige signaal, ook moleculaire diffundatie, het oplossen van kleine deeltjes in het water, is er een die werkt. De diffundatie is sterk temperatuur gerelateerd, in de winter zal hier een minder sterke prikkel van uitgaan dan in de zomer.

‘Ook deze vis was duidelijk wel te prikkelen met een fruitig smaakje.’

Ionisatie
Ionisatie is de beweging van positieve en negatieve ionen en is een chemisch proces waar of positief naar negatief ioniseert of andersom. Het ontstaat in het water door verschillen in de zuurgraad van bepaalde stoffen. Willen we hier wat mee doen, zullen we de pH-waarde van de gebruikte stoffen en het te bevissen water moeten weten. De pH-waarde staat voor zuurgraad van een stof en hoe lager de pH-waarde, hoe zuurder de stof is. Een pH-waarde van zeven staat voor neutraal en een pH-waarde boven de zeven staat voor basisch. Dan is er ook nog zo iets als de PK waarde van de pH die zegt erg veel over de efficiëntie van het zuur. Er zijn licht zure stoffen met een hoge PK waarde die veel effectiever als zuur werken dan een sterk zuur met een lage PK waarde. Zoals ik al eerder schreef valt hier niet altijd goed mee om te gaan, situaties veranderen. Mede door invloed van weersomstandigheden zullen kleine schommelingen optreden, de zogenaamde natuurlijke schommelingen. De pH-waarde van een viswater is weliswaar belangrijk voor de dosering van de attractors maar de ZBV (zuurbindendvermogen) van een viswater zou nog wel eens van groter belang kunnen zijn. Een water met een hoog ZBV buffert chemische pH schommelingen namelijk veel sneller, echter op een dergelijk water zal de vis veel sneller reageren op gedeeltes waar ionisatie optreedt. Officieel wordt het ZBV uitgedrukt in een getal dat aangeeft hoeveel “zoutzuur” van bepaalde sterkte (uitgedrukt in m.e./l = milli eenheden per liter) kan worden toegevoegd voor een bepaalde pH wordt bereikt. Er is zoals hierboven beschreven ook een verschil tussen chemische en natuurlijke pH schommelingen. De karper weet dit echter niet maar wij wel. Een natuurlijke schommeling wordt o.a. veroorzaakt door residuen van levende organismen. Zolang er leven is dus altijd aanwezig en afhankelijk van de stofwisselingsintensiteit en hoeveelheid leven sterk of niet sterk aanwezig. Chemische ionisatie stopt op een bepaald moment. Dat moment wordt bepaald door het ZBV van het water en de sterkte van de reactie. De intensiteit wordt meer bepaald door het pH verschil. (wordt vervolgd)

‘Ook een superstek zal na veelvuldig bevissen vroeg of laat zijn kracht verliezen’