Dé Karperwereld Live

Dé Karperwereld Live

Over zandputten, diep vissen, botenspul   en allerlei emoties…

Franklin:
Na een herstart vanwege de -vakantie, had ik er alweer enkele nachten -opzitten. Tijdens het voorjaar en het begin van de zomer was het moeizaam verlopen met de aanbeten. Slechts tweemaal kreeg ik de kans, maar ik wist deze gelukkig beide te verzilveren..

De ene resulteerde in een jong en fris spiegelknaapje, zwak geschubd en hoog van schouders. Niet -gewogen, naar schatting een pond of acht. Naar wat ik dacht het begin van veel meer, dat viel tegen. De enige andere aanbeet was van een drieëndertiger schubbendame. Het was genoeg om de vakantie mee in te gaan en bovendien kwam de vis, voor mij, op een choddie-première, dus dat gaf fiducie.


Tijdens een van de vele beetloze sessies…

De afgelopen nachten werden ook deze montage weer optimistisch ingezet, vissend over een bescheiden bedje van boilies. Dezelfde boilies waar Kev en ik geregeld mee -voeren. Alleen is er dit keer een kleine -wijziging in het plan doorgevoerd. Gewoon twee hengels met -choddies, maar dan wel als enkel haakaas gevist. Ik ben in de ochtend nog wezen kijken en de wind staat goed. Op het werk had ik het gevoel al. We gaan vangen!

De laatste eindjes zijn vers geknoopt en de pop-ups deftig voorgedipt. Bijna verassend precies drop ik beide aasjes op de gewenste plaatsen. Lekker diep, daar houd ik soms wel van. Kev had in de -ondiepere baai laatst nog een -kleinere karper en een vette zeelt. Ik kies voor een diepte tussen de zeven en tien meter. Ik denk namelijk dat een grote karper eerder geneigd is diep te azen dan zijn kleinere soortgenoot. Hoe dan ook schoort die diepte dit keer goed bij m’n gevoel en ik ben dan ook erg voldaan dat ik ‘zo vlot on spot’ ben. Alles staat binnen de kortste keren prima geïnstalleerd en de belangrijke lieslaarzen staan op scherp.

Helaas verloopt de nacht zonder enig teken van karperleven, -desondanks houdt het goede gevoel stand. Daarbij heb ik nog een paar uurtjes voordat ik weer naar het werk moet, slapen kan ik niet meer en ik geniet van de ochtend aan het water. Ik dood de tijd met wat fotografie, maar blijf natuurlijk permanent bij m’n -hengels. De tijd vliegt en ik verbaas me erover te moeten gaan inpakken zonder ook maar ’n aanbeetje.

Zoals me al langer duidelijk is, heb ik te maken met een moeilijk te kraken water. Tegen m’n zin begin ik als een slak in te pakken, waarom kan ik niet de hele dag blijven? De hengels -blijven tot op het laatste moment in stelling. De auto staat een eindje bij me vandaan en aangezien ik toch al twee keer moet lopen, breng ik de tent en stretcher alvast retour.

M’n derde aanbeet op inmiddels een dikke veertig nachten… valt op het moment dat ik –verdraaid!- bij m’n auto sta! Een snoeiharde aanbeet, ik ren in volle sprint richting de hengels. De hakken van de lieslaarzen voel ik tegen m’n achterste tikken. Het geluid van de beetverklikker klinkt als een ‘deadline’ van een hartmonitor en instinctief kan ik maar een ding willen, ‘drillen’. Als ik de hengel ter hand neem, buigt deze diep door, als een rietstengel onder tergende wind. Dit voelt als een zwemmende zandzak.

Ik baal van de onnodige meters uitstaande lijn, maar dit gaat goed, dit is dus een heel zware vis! De beoogde prooi is een flink eind bij me vandaan, zwemt ontoombaar verder, alsmaar dieper en nog dieper. Minutenlang heb ik eigenlijk niks in te brengen. En juist als deze karper toegeeflijker wordt, een karige meter of tien, laat deze zich plots naar beneden vallen. Even voel ik nog beweging en dan loopt alles muurvast. Nog eens even goed voelen en dan weet ik het zeker: géén beweging meer in te krijgen. Met al wat minder vertrouwen haal ik wat spanning van de lijn. Hoewel ik zeker weet dat de vis nog gehaakt is, leg ik de hengel terug in de steunen.

Nu de hengel geforceerd kromtrekken zou de zaak ernstig verslechteren. Ik steek een sigaret op en kijk gespannen naar de hengeltop, na enkele seconden zie ik dat de lijn beweegt. De vis maakt aanstalten weer te gaan zwemmen. Een hijs aan de peuk en een trage haal aan de hengel, de dril wordt voortgezet, de lijn is vrij. De karper gaat er weer vandoor alsof deze zojuist pas gehaakt is. Er volgt een secondenlange spurt en dan veert uit het niets mijn hengel recht. De haak is gelost, ik wankel op mijn benen. Volledig gedesillusioneerd, te teleurgesteld om nog te kunnen vloeken… Heb ik dat. Tien jaar hoofdredacteur, met een timmermansdiploma… Zijn haak gelost door een gigant.


Totale blues
Na een dag noeste arbeid ben ik ’s avonds weer terug op de stek. Het water lijkt nog groter te zijn geworden en voor m’n gevoel zijn de vissen verder weg dan ooit. De wind is gedraaid, ik lig al vroeg in het dons. Tijd om de verloren gigant uit te huilen. In de vroege ochtend word ik wakker van een vrouwenstem, die luid genoeg tegen haar hond roept dat ‘zijn plaatsje’ bezet is door een visser… Ja zelfs een hond heeft meer rechten dan ik.



Ik heb het gehad, ik houd het deze week voor gezien. Met m’n veel te zware rugzak loop ik naar de auto, de stretcher onder de arm. Nee vrees maar niet, de hengels had ik voor de ‘zekerheid’ alvast binnen gehaald. Als ik mijn portier open doe, veren er een aantal gasten op vanachter de ontbijttafel van het aangelegen hotel. Stuk voor stuk strak in het pak gegoten heren, ik schat zo’n stuk of acht.

Ze kijken verschrikt mijn kant op en ik kijk achterom want zo aan de vrees in de ogen van de stijlvolle heren te zien, staat er op de achter mij liggende snelweg zo meteen een verschrikkelijk ongeluk te gebeuren. Er gebeurt niks. Met een nonchalante schouderophaal en een ‘hoezo-blik’, kijk ik weer terug naar de hotelgasten. Het oudste baasje van het gezelschap staat driftig te telefoneren, zijn hoofd is vuurrood. Het lijkt er een beetje op dat de man boos is, de anderen kijken in allerlei soorten emoties naar mij.

Ik snap er nog even niks van en dan besef ik het. Die ouwe denkt dat ik in zijn auto aan het jatten ben! Ik gebaar dat het toch écht mijn auto is en dat ik een visser ben. Een aantal gasten begint dan plots hard te lachen, de ouwe en enkele anderen pakken met het hoofd gebogen de biezen. Hier wordt op ‘de zaak’ nog lang over gepraat.
Ik laad verder m’n hengelgerei in, voordat ik instap, bekijk ik mezelf in het autoraam en ik moet toegeven dat ik er nogal onguur uitzie. Het went aan de onderkant van de maatschappelijke ladder. Helden sterven jong, ik zal wel heel oud worden…

Kleiwand
Na het verspelen van een grote karper kan mij de blues wel even duren; vroeger soms wel een héél seizoen, tegenwoordig ben ik er na een weekje wel bovenop. De realiteitszin komt uiteindelijk wel weer terug en dan komt de vraag waarom dat die bewuste aanbeet niet werd verzilverd. Het was natuurlijk niet in mijn voordeel dat ik op het moment van de aanbeet zo’n eind bij mijn hengels vandaan was. Dikke pech, maar van de andere kant leert de ervaring: weglopen van je stokken is ook een beetje de goden verzoeken.

De grootste boosdoener is natuurlijk het feit dat ik vastzat. Aanvankelijk ging ik er vanuit dat de lijn achter een obstakel doorliep. Alleen was het op de plek des onheil flink diep. Daarom begon bij mij het vermoeden te rijzen dat de karper zich tegen een kleiwand had laten afzakken. Per slot van rekening herstelde het directe contact met de vis toen ik wat spanning van de lijn liet vallen.

Vermoedelijk heeft de gehaakte vis, terwijl de lijn over zo’n steile wand liep, kopschuddend de kans gezien de haak al een heel eind los te wrikken. Toen ik enkele dagen later met Mark de kleiwand-problematiek besprak, kon hij mij enkele interessante ervaringen delen… 

Mark:
‘Helden sterven jong..’, amai Franklin. Dat klinkt als de schubblues man. Mooi dat het karpervuur je ook weer flink opwarmt, jammer echter van je verspeelde bak, dat wel. Maar allez, het kan ook zo gaan als bij Toontje hé, een dikke veertiger voor het net herkennen én zien losschieten. Die zal de schubblues ook wel goed te pakken hebben.

Maar goed, die kleiwand, daar had je het over. Het is denk ik met recht de schrik van de ‘zandputvisser’, die haast verticale muren onderwater, waar een karper zo lekker achter kan duiken. De lijn in het zand of klei en je hebt niks meer te vertellen over je tegenstander. Met een beetje pech schuurt de lijn nog wat over een harde rand en je bent ‘m helemaal kwijt. Wanneer zo’n karper achter die muur duikt, is volgas trekken in ieder geval het meest onverstandige wat je kunt doen. Dat zet namelijk -absoluut geen zoden aan de dijk.


Tien meter diep, dertig meter ver en veertigplus aan het unster. Soms schud je de Hollandse schubblues even van je af.

Vrienden van me hebben heel vroeger wel eens een testje gedaan met een halve liter fles en die vol met water achter zo’n kleiwand laten zakken. Die trek je er vanaf de kant met je hengeltje dus met geen mogelijkheid overheen. Je denkt dat je heel wat kracht kunt zetten met een karper-hengel, maar dat is slechts marginaal. Met die gevlochten lijnen van tegenwoordig heb je weliswaar iets meer te vertellen, maar het stelt allemaal weinig voor, zeker omdat bij die wanden de lijn indirect loopt.

De beste oplossing lijkt nog steeds om meteen de boot in te springen en te proberen het probleem vanaf de andere kant op te lossen. En bij gebrek aan een bootje, is de tweede beste oplossing de lijn weer wat slapper op de steunen leggen en leren nagelbijten. In de meeste gevallen zwemt de karper hierna bij het wegvallen van de tegendruk, weer verder. Juich echt nooit te vroeg, want die karper kan zeer goed later in de dril alsnog losschieten als gevolg van die eerdere -manoeuvre. Zoals jij trouwens ook pijnlijk hebt mogen ondervinden, Franklin.

Franklin Broeckx en Mark van Balveren

Bovenstaand gedeelte uit dit lezenswaardige interview is één van de vele praktische en verrassende artikelen die u kunt lezen in nummer 57 van Dé Karperwereld. Deze nieuwe uitgave is vanaf de laatste week van november 2007 voor € 8,75  te koop in de beter gesorteerde boekhandels en hengelsportspeciaalzaken. Klik hier voor nadere informatie over een abonnement!