Tekst en fotografie: Geert Luinge
Welkom terug bij onze (vis) trips naar een Zuidelijk eiland in de Middellandse zee. Je hebt inmiddels begrepen dat het zelfs voor een fanatieke allround-visser knap lastig kan zijn om hier een paar visjes te vangen.
De succesverhalen die ik je heb verteld over Noorwegen zijn hier absoluut niet van toepassing. Ik zeg niet dat er geen vis zit, maar je moet hier (vanaf de kant) veel meer moeite doen (en risico's nemen) om bijvoorbeeld een paar dorades te vangen, die ongeveer even groot zijn als de blankvoorns en baarzen bij ons thuis.
Kijk bijvoorbeeld eens naar deze man op de foto... die heeft wel een hele ruige stek uitgekozen. Beukende golven die op de rotsen te pletter slaan en scherpe rotsen waar je moet oppassen dat je niet op je bek gaat. Het water klotst van links naar rechts en ik zie zijn dobber op en neer dansen in het schuim.
Dan blijft zijn lijn ergens achter de rotsen haken...( daar kon je op wachten) en hij leunt zo ver mogelijk naar voren om de lijn los te trekken. Zie je het al voor je ? Ik had geen zin om te gaan staan wachten tot die waaghals erin pleurde. Ik heb wel alle zwemdiploma's, maar geen zin om die gozer straks uit het water te halen, dus we gaan een eind verderop zoeken naar een andere stek.
Nou moet ik eerlijk zeggen dat ik nogal eens mijn neus heb gestoten bij het zoeken naar een goeie stek. Er waren vele kilometers kust waar je absoluut niet bij het water kon komen. Waar het levensgevaarlijk was door de vele losliggende stenen. Er waren stuwmeren die omzoomd werden door ondoordringbaar dichte bossen, met steile oevers waar je nergens bij het water kon komen.
Er waren enorme stuwdammen waar weliswaar een trap was gemaakt waarlangs je kon afdalen, maar ik zag mezelf hier niet met een hengel in de hand naar beneden klauteren.
Er waren rivieren die geen rivier waren, beekjes die geen beek waren. De schaarse stroompjes water die her en der van de berg af sijpelden waren wel lekker om even met je blote voeten in op te frissen, maar daar zwom absoluut geen vis in.
En er waren kunstmatig aangelegde rots-poelen waar de branding van de zee door de mensen was getemd, zodat de plaatselijke bevolking daar tenminste nog een hengeltje kon uitgooien.
Maar nadat ik een tijd had staan kletsen met een paar vissende inboorlingen, bleek dat ze een zeebrasempje van 15 centimeter al een goeie vangst vonden, dus daar werd ik als (verwende) Hollandse visser niet enthousiast van. Nee, het was echt geen makkie om hier een goeie stek te vinden en als ik er een vond was het heel vaak 'verboden viswater'.
Gelukkig vond ik een paar dorpen verderop een rustige havenkade waar de plaatselijke vissers hun netten zaten te boeten. Ik vroeg hen of ik hier wèl een hengel uit mocht gooien. Toen ze ja knikten begon mijn bloeddruk te stijgen, want door mijn polaroid zonnebril zag ik dat het er barstte van de vis.
In het begin had ik nog genoeg brood en ik ving een tiental lipvisjes en ander klein grut, maar al gauw was het lokaas op en moest ik een andere list verzinnen. Ik probeerde het eens met een beaasde haringpaternoster en ving meteen een paar dikke dorades.
De meeste 'haringpaternosters' (Sabiki rigs) hebben een fluoriserende kraal, een rode wikkeling en een glimmend lijfje (en helaas meestal ook vrij zwakke haken). Als je zo'n 6-haaks paternoster halveert, er een loodje onder hangt en de drie haakjes bovendien voorziet van een stripje vis of inktvis, dan heb je vaak dubbel gauw succes. Je vist dan zowel met natuurlijk aas als met kunstaas, dus als het natuurlijke aas eraf geknabbeld is heb je nog steeds kans op een aanbeet.
Deze kakelbont gekleurde pauwlipvis zwom vlak langs de kademuur in de haven. Als je die wilt vangen moet je klem tegen de kant aan vissen en je aas in beweging houden. Het zijn zeer nieuwsgierige vissen (tijdens het snorkelen zwemmen ze vaak naar je toe) die alles in de gaten houden. Als je binnen 5 minuten geen beet hebt, dan zitten ze er niet en moet je verkassen. Maar ze zijn helaas nogal klein en gaan niet door de slip. Voor de vaste hengel is het een leuke, makkelijk vangbare peutervis en vooral kinderen zijn gauw verliefd op dit bonte visje. Heel wat kleuriger dan de voorntjes bij ons in de gracht.
Mijn zoontje raakte ooit verliefd op een zeester. Wat een lieve zuignapjes ! Hij zat hem te aaien en liet hem over zijn hand kruipen. ( maar wou het beest ook meenemen naar huis, om in zijn kamer aan de muur te hangen ). Dus die hebben we in de zon laten drogen... maar een gedroogde zeester stinkt gru-we-luk ! Niet te harden. Geen aanrader om als souvenir mee terug te nemen in de vliegtuigkoffer en zeker niet om op te hangen in je slaapkamer.
Weet je wat ook vreselijk stinkt ? De vismarkt ! Die is in zuidelijke landen vaak ergens binnen en overdekt, zodat ze tenminste uit de zon staan, maar die vislucht vult nu de hele hal en na de schoonmaak stinkt het nog net zo erg als ervoor. In de supermarkt liggen ook stapels stokvis/bacalao te meuren. Het hele pand walmt van de vislucht. Dan heb ik toch liever de vette rookworstenlucht van onze Hema.
Er lag (op snel smeltend ijs) ook een stapel zwarte lint-vissen, die qua uiterlijk en tanden veel lijken op de barracuda's... die ik dus nog steeds niet te pakken had. De familie was allang doorgelopen omdat ze het 'enge beesten' vonden, maar ik zoemde juist extra in op de monsterlijke horror koppen. Dat is weer eens wat anders dan de vissticks bij ons in de vriezer.
Tja, die barracuda's waar ik in de eerste aflevering verliefd op was geraakt... die hadden me lelijk in de steek gelaten. Ze bleven maar rondjes zwemmen op een plek in de haven waar het streng verboden was om te vissen.
Ik heb dagenlang lopen zoeken naar een legale stek waar ze ook zwommen. En die heb ik ook gevonden... maar dat waren ukkies van amper 10 centimeter, die in een enorme school onder een steiger hingen. Natuurlijk had ik op dat moment mijn camera niet bij me, maar het is me later toch gelukt om zo'n babybarra te vangen aan een haringpaternoster, dus ik kon hem wel bijschrijven op mijn soortenlijst. Daar staat tussen de kabeljauw ( 117 cm) en de heilbot ( 147 cm) en de conger (176 cm) en de blauwe haai ( 195 cm) nu dus ook de Barracuda (10 centimeter). Niet iets om over op te scheppen.
Een paar dorpen verderop was een haven waar ik wel mocht vissen, maar daar lag een zootje troep en liepen overal kabels door het water, dus dat was een te riskante visstek. In de hoofdstad van het eiland hadden ze twee verschillende havens, die gescheiden waren door een hek. Aan de ene kant lagen de beroepsvissers met hun ouwe kotters, die hun stinkende werkboten hadden volgehangen met meurende visnetten, die bakken bedervend visafval op de kade zetten, die met hun rookovens de hele buurt uitrookten en 's morgens om 04 uur luidruchtig met hun boot vertrokken.
Aan de andere kant van het hek was de luxe jachthaven, waar gefortuneerde golfgozers en bulkende bankpatsers op hun miljoenenjachten tot diep in de nacht achter de kaviaar met champagne zaten en waar opgetutte miljonairsmokkels op naaldhakken (in een boot!) hun nieuwste geile outfit liepen te etaleren.
Maar ... die liepen zich dus kapot te ergeren aan de gore meurlucht die van de vissershaven overwaaide. Hoe ik dat kan weten ? Ik stond ernaast. Op de kade naast het multimiljoenenjacht te kijken naar de duizenden visjes die op het lamplicht van de boot afkwamen. Ik hoorde een vrouwenstem roepen: " I'm certainly nót gonna sit outside ! Because of that awfull smell !!"
Ach ja. Stinkend rijke multimiljonairs en stinkende arme vissers vlak naast elkaar. Met alleen een hek ertussen. Geweldig. Het was alweer laat geworden, dus ik slenterde terug naar het appartement. Morgen is de afspraak dat we naar de dierentuin gaan. Kijken of ik daar als visser nog wat spannends kan gaan beleven. En ik wil eigenlijk ook nog ergens een hengel uitgooien. Hopen dat dat lukt. Voor nu welterusten.
Vakantiegroeten van : Geert Luinge