Tekst en fotografie: Geert Luinge
Hallo vismaat.
Er zijn van die mannen die helemaal gek zijn van vissen. In de vorige afleveringen hebben we gezien welke hindernissen die mannen (en vrouwen) moesten nemen en welke blunders ze maakten tijdens hun jarenlange zoektocht naar vis.
We hebben gezien hoe ze opgroeiden aan de waterkant en met vallen en opstaan leerden hoe je het beste een hengel kunt vasthouden.... maar ook dat je helaas alle vis verjaagt als je teveel herrie maakt.
We hadden al vastgesteld dat het vissers-instinct meestal is aangeboren, doordat een vader of een opa een verwoed sportvisser is/was ... en dat enthousiasme is doorgegeven aan de volgende generatie(s). Maar we hadden ook gezien dat je als visser aan de waterkant nogal wat problemen moet oplossen... voordat er eindelijk gevist kan worden. We zullen nog eens een paar van die vis-handicaps doornemen,
Want de mannen groeiden op in een oer-Hollandse omgeving met heel veel water. Met overal mooie visstekken, veel poldersloten, veenplassen, meren, kanalen, rivieren en zelfs de zoute zeekust binnen bereik. Dus er waren zó veel goeie stekken waar ze konden vissen, dat de keuze moeilijk was. Ze visten bijvoorbeeld graag op karper, met een subtiel pennetje aan een nylon lijn op een soepele hengel, met een handje mais op een voerplek, of een vlok brood vlak langs het kantje. Dat was ontzettend spannend en vaak een groot succes, maar... er gebeurt altijd weer iets onverwachts...
Ze gingen bijvoorbeeld pionieren in de Biesbosch... en toendertijd barstte het daar van de wilde karpers, dus het was een appeltje-eitje om daar een karper te haken... maar niet om hem uit de takkenbossen weg te houden ! Het lag er vol met boomtakken en overal stonden stronken in het water. Dat was vissen met hindernissen. Dus de mannen besloten om hun waadpak aan te trekken en de sloot in te stappen, om de karpers uit de takken te houden. Maar... weet je hoe zacht de bodem was ? ... en hoe hulpeloos je daar wegzakte in de modder !
Dus dan kan het gebeuren dat je tijdens de dril je evenwicht verliest en voorover kukelt ... en koppie-onder gaat. Daarna probeer je half watertrappend half zwemmend een karper te drillen... die uiteindelijk na heel veel geploeter wel in het schepnet belandt, maar... weet je hoe zeiknat je dan bent?
Dat is meteen einde oefening. Akuut terug naar huis, natte zooi uit en zo gauw mogelijk bij de kachel. Einde visdag. Het komt erop neer dat je anderhalf uur bezig bent geweest om op die stek te komen, toen had je 5 minuten gevist en meteen die fatale karper gehaakt ... en een zeiknat pak gehaald... en toen was je weer anderhalf uur bezig om terug te gaan en die natte zooi uit te hangen. Helaas pindakaas. Soms ben je voor 99 procent druk bezig met andere dingen... om 1 procent daadwerkelijke netto-vistijd over te houden. Zo gaat dat in de praktijk. Je moet er maar tegen kunnen.
Nog een dingetje dat in de praktijk zo kan tegenvallen : Je denkt dat je op je vrije middag lekker effies een pennetje kunt laten zakken en een paar uur in de vrije natuur in de frisse buitenlucht kunt gaan relaxen. Maar... dan moet je dus absoluut geen last hebben van hooikoorts, want op sommige dagen in het seizoen barst het van de pollen in de lucht, en dan zit je in de berm tussen de bloeiende bloemen op een foute stek. Bovendien barst het er van de bijen dus je hebt konstant gezoem om je hoofd, en een eindje verderop zijn ze hout aan 't zagen en dat maakt een teringherrie... en tot overmaat van ramp heeft de boer hiernaast een container met gier uitgereden, dus in plaats van in de frisse buitenlucht... zitten we nu in de gore strontlucht. Zucht. Het is ook altijd wat. Dat vissen is helemaal niet zo makkelijk !
De mannen struinden nogal wat af en inmiddels hadden ze honderden karpers gevangen... en ze dachten dat ze onderhand wel genoeg ervaring hadden. Maar... dan komt er vroeg of laat een moment waarop een extreem grote/sterke vis (bijvoorbeeld een graskarper van 101 cm) opeens het aas pakt en er als een raket vandoor gaat. Zo'n vis (de insiders noemen het een gras-aap) is nóg sterker dan een schub- of spiegelkarper, en dan sta je als ouwe rot toch weer te gillen en te trillen tijdens het drillen. Dan is de spanning te snijden, dan heb je ál je ervaring nodig om die vis vakkundig in het net te krijgen... dan schiet de bloeddruk omhoog en krijg je een rood hoofd van de opwinding... en dan voel je je zo trots als een pauw... en zo blij als een kind.
Maar ja, een mens wil altijd meer... en nóg meer... dus er werden al gauw vistrips gepland naar buitenlandse visvijvers waar echte monstervissen rondzwemmen en... na heel veel 'middelmatige' vissen glijdt er dan opeens een reusachtig bakbeest (bijvoorbeeld een spiegelkarper van 103 cm en 23 kilo) in het schepnet. Dan ben je voldaan, dan heb je het ultieme doel bereikt, dan heb je die droomvis eindelijk gevangen.
Maar... wat nu...? Hoe gaan we nu verder? Wat valt er nu nog beleven en te verbeteren? Misschien wordt het tijd om die telkens weer opborrelende neiging tot groot-groter-grootst een beetje te onderdrukken en toch maar tevreden te zijn met karpers die dichter bij huis zwemmen, anders zijn onze Hollandse 'ukkies' straks niet meer de moeite waard.
Het is altijd goed om idealen te hebben en daarvoor je uiterste best te doen, maar... als je zo'n ideaal eenmaal hebt bereikt... als die mooiste droom ècht is uitgekomen... dan val je daarna toch een beetje in een zwart gat. Elluk voordeel hepze nadeel, zakmaarzegge.
De mannen waren nogal allround, dus ze gingen ook graag vissen aan zee, op het strand, en daarvoor moesten de zachte karperhengels met de optonic-steunen worden vervangen door zware strand-poken met geankerd lood en vlak-voor-het-kantje werd vervangen door zo-ver-mogelijk-weg. Ja, dat was heel andere koek. Geen zoete- maar zoute koek.
Zo belandden ze ook op de strekdammen , waar de visserij weer héél anders was. Hier was je totaal afhankelijk van het getij, op sommige momenten rammelde het van de zeebaarzen, maar soms stond je urenlang totaal visloos naar een stille hengeltop te staren.
Ondertussen moest je je spullen goed in de gaten houden en steeds met het getij mee verplaatsen. Tjongejonge wat een heen-en-weer gezeul was dat. En wat hebben ze lopen ploeteren toen ze 'savonds met al hun spullen (plus vier zware zeebaarzen in de tas) weer door het mulle zand tegen het hoge duin op moesten klauteren. Eenmaal terug bij de auto waren ze uitgeput, het zweet klotste in hun waadpakken en alles zat onder het zand. Nee, dat was geen makkie. Wel lekker ruig, maar ook een hoop gedoe. Voor de echte diehards.
En... je moest ook niet raar opkijken als er op je visstek opeens een zeehond boven water kwam die alle vis verjoeg die jij had willen vangen. Of een zeemeeuw die door de lijn vliegt. Of een enorme bos apenhaar waardoor je het zaakje nauwelijks nog kunt binnendraaien. Ondertussen moest je verdomd goed de buienradar in de gaten houden en vooral opletten of er geen onweer aankomt, want als je met een paar grafiet-hengels op het strand gaat staan zwaaien terwijl het bliksemt... dan wordt het echt linke soep. Onweer in het land... hengels aan de kant.
Daarom besloten de mannen om de zware strandpoken te vervangen door een paar lichtere feeder-hengels, waarmee ze in het brakke Noordzeekanaal misschien een paar mooie tongen zouden kunnen vangen ?
Je kon daar lekker op je viskruk in het gras aan de waterkant zitten, je had niks te maken met het getij, je kon meestal wel een aardig maaltje wijting vangen en... je had sowiezo veel aanbeten omdat het er ook barstte van de botten, scharren, steenbolken, grondels, meuntjes, wolhandkrabben en ander gespuis.
Vooral in de beginjaren (zo'n 40 jaar geleden) vingen ze op een avond met twee man gemakkelijk een stuk of 20 tongen. Hun rekord was ooit met 3 man op een avond in totaal 67 tongen. Meestal met zagers als aas, maar ze experimenteerden ook met voerkorfjes met pellets, met 3-haaks paternosters met kleine haakjes en lichtgevende kralen en met verse mestpieren of een trosje maden voor de tong ? En verdomd... soms lukte het.
Maar ja, kom daar tegenwoordig maar eens om. Inmiddels is de visstand in het kanaal drastisch verminderd en als de mannen tegenwoordig eindelijk weer eens een mooie maatse tong vangen... dan zijn ze dolblij, want één zo'n vis kan al de hele avond goedmaken. It's not about the quantity of fish, it's about the quality of fishing.
Maar... dan heb je ondanks het succes toch weer een nieuw dilemma. Kijk maar even op de foto hierboven... dan zie je dat er niet alleen een paar kralen, maar ook een loodhagel op de lijn zit. Die houdt het aas stevig tegen de bodem en dat is gunstig voor de tong, Alleen... als je zo'n onderlijn met zo'n loodhagel inwerpt... dat draait hij verdomd vaak in de knoop... en zit je voor Piet Snot te vissen. Dus wat doen we nou? Wèl een loodhagel omdat je dan meer tongen vangt... of juist geen loodhagel omdat het zaakje dan vrijwel gegarandeerd in de war gaat ? Er komt nooit een einde aan de vragenlijst van een visser.
En als de mannen dan thuiskomen van het vissen... zetten ze thuis het liefst meteen de teevee aan... en gaan bijvoorbeeld een paar herhalingen kijken van VisTv . Dat zijn ook de freaks die vroeger als jochie het allereerste Nederlandse hengel-programma op zwart-wit-teevee zaten te bekijken ('Made in Holland' met Jan Schreiner) en in de jaren daarna hun video hadden volgestampt met opnames van Rex Hunt, Steve Starling, John Wilson, Matt Hayes, Jeremy Wade, Jakub Vagner, Zeb Hogan en Fish-or-Die of wat-dan-ook. Heerlijke hengel-info waarvan je kunt genieten terwijl je thuis op de bank ligt. Wegdroom-vis-avonturen die niks kosten en waar je niet moe van wordt, maar die je wel kunt mee-beleven.
Maar... de aller-allermooiste vissen kun je natuurlijk alleen vangen in je eigen dromen. 's Nachts als je slaapt... kunnen in jouw hersenpan de aller-spannendste vissen langskomen. In je gedachten kun je álles bedenken wat je maar zou willen. Laatst ving ik in mijn droom nog een zwartbekgrondel van tachtig centimeter.
Die bestaan niet, maar ik ving hem wel. Zo ving ik ook eens een Kameel-Karper ( bruine vis met grote lippen en twee bulten) en een zeldzame Gay-Grondel ( met vinnen in regenboog kleuren) en een Bultrug-Brasem ( met brede staart en pokken op zijn onderkin). En vanaf het strand ving ik een Heil-Haring die de wetenschappers nog nóóit hadden gezien. Met een beetje fantasie kun je alles bedenken, dus ... dan ga je toch lekker óók vissen... terwijl je in bed ligt te slapen. Erg ontspannend. Goed voor lichaam en geest. Een aanrader.
Enfin, we gaan afsluiten met het grootste probleem van de allround-visser : Hij vindt álle manieren van vissen leuk om te doen, maar... er gaan slechts 24 uur in een dag, dus hij komt doorlopend tijd tekort. Heeft altijd te weinig tijd om te doen wat ie zou willen.
Op een vrije dag wil hij gaan struinen op karper in de polder... maar tegelijk ook vertikalen op snoekbaars vanuit de boot... en liefst ook dikke windes vangen met de feederhengel aan de rivier... en zeker ook een hengel kromtrekken op een barbeel, een roofblei of een meerval... en natuurlijk ook zoute zeebaarzen vangen vanaf het strand. Eigenlijk... zou hij het liefst met 5 hengels tegelijk vissen.
Je kunt de vorige afleveringen van deze praktijk-serie over vistrips naar Noorwegen, Denemarken, Ierland, Wales, Schotland, Normandië, Bretagne en de Middellandse Zee nog eens teruglezen en de foto's bekijken via deze link
Vissersgroeten van Geert Luinge. Email : g.luinge2@upcmail.nl