Tekst en fotografie: Geert Luinge
Hallo vismaat.
Vandaag zullen we de laatste reeks foto's doornemen die we maakten tijdens onze vistrip naar Tregde in zuid-Noorwegen, en deze keer gaan we (ga ik) vooral met natuurlijk aas vissen, want dat levert meestal toch meer verrassingen op dan alleen met kunstaas, en zeker veel meer verschillende soorten.
Mijn vismaten staan meestal uitsluitend met kunstaas te vissen. Die hebben twee goed-gesorteerde bakken met honderd verschillende kunstaasjes bij zich, in allerlei kleuren en maten en... ik moet toegegeven... dat gaat meestal geweldig goed. Ze vangen vaak aan de lopende band en meestal geen ukkies.
Dus waarom zou je nog je handen vuil maken met natuurlijk aas ? Zeggen ze. Waarom zou je nog gaan zitten knoeien met fileermessen en snijplanken en bloederige makreel-filets ? Waarom bakken met stinkende zeepieren en rottende zagers meenemen ? Zeggen ze. Waarom steeds die vieze plastic zakken met ontdooide garnalen, haring en spiering aan boord ? En waarom zou je de hele dag met smerige klauwen gaan rondlopen ... terwijl je aan een schone trommel vol kunstaas genoeg hebt ?! Daar hebben ze wel een punt.
Maar... mijn antwoord op die vraag is: Omdat er een héleboel vissoorten zijn die je veel beter- en eerder zult vangen met natuurlijk aas. Je vangt met natuurlijk aas niet steeds dezelfde vissoort... maar telkens weer andere soorten. Dus je maakt veel meer kans op een bijzondere vangst. Het is natuurlijk errug leuk om een paar uur lang wild knokkende pollakken te staan drillen en/of een zootje dikke rooie gullen op je kunstaas te voelen bonken, en je hoort mij niet klagen als er vanavond een flinke pan kibbeling op tafel staat... maar...
Toch vind ik het nóg leuker om ergens op een willekeurige (liefst een nieuwe-) stek een verse strip makreel-buik op de bodem te leggen (hier op zee het ultieme allround-aas)... en dan af te wachten wie het pakt... en welke vis(soort) er nu weer boven gaat komen. Die verrassings-faktor maakt het extra leuk en spannend ! Het hoeft niet persee groot te zijn... om mooi te zijn.
En... het is maar nèt hoe je het bekijkt. Eigenlijk is een schar of een poon of een grondel van 50 centimeter in verhouding veel groter dan een kabeljauw van een meter. Alles is relatief. Een kleine olifantje is nog steeds heel groot en een héle grote mier vinden wij nog steeds heel klein. Het is maar vanaf welke kant je het bekijkt.
Op de foto's zie je een paar van die soorten (die mijn vismaten zelden vangen), die dus niet zozeer een target-fish waren, maar wel een surprise-fish. Er zijn nou eenmaal een heleboel vissoorten (in zoet- en zout water) die véél liever een lekker smakelijke, sappige, geurende, eiwitrijke hap van ècht aas zullen lusten, dan hun tanden te zetten in een smakeloze bos veren of een smerige hap nep-siliconen of een kille ijzeren pilker.
Het is nogal logisch dat een vis het allerliefst het voedsel eet dat hij dagelijks in de natuur tegenkomt en dat hij zodra er iets on-natuurlijks op zijn pad komt... in eerste instantie achterdochtig zal zijn, de zaak eerst zal onderzoeken, op zijn hoede is en misschien zelfs bang zal zijn en schrikken van de vreemde indringer die hij voor het eerst van zijn leven tegenkomt. In feite hebben alle vissen die gevangen zijn op kunstaas een domme vergissing gemaakt, want ze hebben iets voor echt aangezien, wat eigenlijk nep was.
Maar vreemd genoeg zijn niet alle vissen te dom om dat onderscheid te maken. Er zijn vissoorten die zó vedomd kieskeurig- en zó argwanend zijn, die zó goed in de gaten hebben dat ze gefopt worden, die dus zo 'slim' zijn (bijvoorbeeld beekforel, zeeforel, zeebaars en snoekbaars), dat je je afvraagt waar dan de grens ligt. Wat bepaalt of een vis het aas wèl of niet zal pakken? Op welk moment wint de honger het van de argwaan en zal hij het wèl pakken ? En op welk moment wint de argwaan het van de honger en zal hij het toch niet pakken?
Er zijn een paar mogelijkheden...
a) Zijn zintuigen zijn te beperkt om onderscheid te kunnen maken tussen echt en nep.
b) Hij kan wel enig verschil zien, maar is zó hongerig dat hij toch toegrijpt.
c) Er is veel voedsel-concurrentie, waardoor hij geleerd heeft om sowiezo te pakken wat-je-pakken-kan.
d) Hij reageert in een reflex, een instinct-matig automatisme waar hij geen controle over heeft.
In die gevallen zal hij het kunstaas dus gewoon wèl pakken, in zijn domme onschuld, door blinde honger of door onbedwingbare reflexen.
Maar niet alle vissen zijn zo dom. Hier zijn een paar voorbeelden uit de de dagelijkse praktijk van een allround-visser: Als ik in de tuinvijver een handvol drijvende voer-korrels gooi voor de goudvissen... en daartussen verstop ik een paar drijvende kralen in dezelfde kleur... dan worden alle echte korrels opgegeten en blijven de kralen liggen. Ze zien meteen het verschil. Ze hoeven niet eens te proeven om te weten dat het nep is. Dus binnen een fractie van een seconde weet zelfs zo'n simpele goudvis dat het geen voedsel is.
Als je eens wist hoeveel azende karpers er al onder mijn pen hebben rondgezwommen... die zich opeens wild schrokken doordat ze de haak of de lijn of de weerstand van de dobber voelden... en met een grote kolk in paniek weg stoven... dan weet je dat vissen héél achterdochtig kunnen zijn.
Ander voorbeeld: haal eens een middagje géén bladeren en plantenzooi van de plug af... waarmee je in de polder staat te smijten... en kijk hoeveel snoeken zo'n troeperige plug dan nog pakken... waarschijnlijk nul.
Nog zoiets: als ik met mijn vliegenhengel een te dikke onderlijn gebruik, of de verkeerde vlieg... krijg ik geen enkele aanbeet op een stek waar mijn vismaten ze wel vangen, dus als de aas-aanbieding niet subtiel genoeg is... dan wordt het helemaal niks vandaag.
Win maar eens een witvis-wedstrijd met een tuigje van 30 honderdste. Dat gaat gegarandeerd niet lukken. Zelfs een doodgewone voorn of brasem voelt meteen de weerstand van de lijn en laat akuut los. Maar... raar genoeg vang je met diezelfde dikke haaklijn gemakkelijk een partij wijtingen. Dat dan weer wel. Zelfs op stekken waar brasems en wijtingen vlak naast elkaar zwemmen (zoals bijvoorbeeld in het Noordzeekanaal) zul je met een 30 honderdste onderlijn nauwelijks een enkele brasem vangen, maar wijtingen aan de lopende band. Ergo: een wijting is dommer dan een brasem ?
Ga eens een dag vertikalen op snoekbaars met een vismaat in de boot... terwijl jij een dikke stugge staaldraad monteert... en je vismaat een subtiel fluoro onderlijntje... en tel dan hoeveel aanbeten je allebei die dag hebt gehad... Dat zegt genoeg.
En als ik in een heldere bergbeek een stroomspinner uitgooi... zie je de forellen massaal er achteraan zwemmen, maar... niemand pakt um. Ze zien echt wel het verschil tussen een echt visje en een metalen spinner. Daar trappen ze niet in. Zo dom zijn ze niet.
Zelfs de wilde blauwe haaien op zee in ierland lieten ons makrelen-aas los toen ze de weerstand voelden van de drijver-ballon die we hadden gemonteerd. Zulke hongerlappen... en toch te schijterig en te wantrouwend om het aas te pakken. Kortom: de meeste vissen zijn veel slimmer dan de meeste mensen denken.
Zeer waarschijnlijk zijn er vééél meer vissen zijn die het aas niet pakken, dan vissen die dat wèl doen. Dus daar ligt voor ons vissers altijd de uitdaging. Hoe kunnen we die twijfelaars over de streep trekken ? Hoe zorgen we ervoor dat ze ons aas zonder aarzeling (en liefst zo snel mogelijk!) gaan pakken ?
Het antwoord daarop is zonder twijfel... hoe natuur-getrouwer het aas, hoe kleiner de aarzeling. En hoe minder aarzeling, hoe eerder de aanbeet. Per definitie is kunst-aas altijd minder dan echt aas. Toegegeven... zo'n trommel met shads en pilkers is een zeer bruikbaar vis-gereedschap, en het vissen daarmee is inderdaad veel makkelijker, maar... alleen ècht is echt. Dat vindt ook een doornhaai.
Nou zal een haai meestal zonder enige twijfel een verse makreel-filet naar binnen slobberen, (maar zelden een pilker) dus daar hoef je niet subtiel voor te vissen, maar voor de meer argwanende- ( intelligentere?) vissoorten heb ik een haak-montage geknoopt die
a) ontzettend de aandacht trekt door fel gekleurde kralen, dus een grote actieradius heeft.
b) heerlijk ruikt en lekker smaakt, doordat het vers aas is dat de vis kent,
c) het aas goed vast houdt, doordat het nylon van de knoop voorkomt dat het aas afzakt,
d) bij het minste aanraking meteen blijft haken, want vóór de langstelige haak met het aas (bijv. de Gamakatsu LS 5238F maat 1) zit er een extra loshangend circle-hookje op de lijn (bijv. de gezette Octopus Circle maat 6) die niet door het aas is geprikt, maar met twee slagen om de steel.
Aan het aas zitten dus twee haken als tandem/pennel ... een van voren en een van achteren... en als een argwanende vis nu voorzichtig gaat zitten plukken en slurpen... zal dat venijnige circle-hookje vaak als eerste naar binnen floepen en zal hij gehaakt zijn voordat ie het in de smiezen heeft. Heel vaak zit de vis dan gehaakt aan dat losse circle-hookje en niet eens aan de grotere aas-haak. Maar... nog even een kleine perfektionering... in plaats van kralen heb ik deze keer stukjes gekleurd fluo-slang geknipt. Die vallen evenveel op, maar hebben minder massa en zijn zachter, dus dat geeft weer een paar procent minder loslaters. Alle beetjes helpen.
Maar de visdag loopt alweer op zijn einde... en ik mag nog één keer een vers aasje op de haak schuiven. Nog één laatste poging om vandaag die ene unieke nog-nooit-gevangen vissoort te vangen. Dus... ik laat vol vertrouwen weer mijn natuurlijk-aas naar beneden zakken... en wacht gespannen af... Maar...zodra ik beet krijg... en heel nieuwsgierig binnendraai... komt er het aller-kleinste gulletje boven water dat we vandaag hebben gevangen.
En dan hoor je mijn vismaten natuurlijk weer gniffelen: Moet je hem zien met zijn ukkie visje. Doe je daar nou al die moeite voor ? Is dat het allemaal waard ?... Al dat knoei-gedoe met natuurlijk aas ? Mijn antwoord is nog steeds: Jazekerweten ! Weet je waarom ? Gewoon omdat het vissen dan nóg spannender is. Dan weet je nooit welke soort je nu weer gaat vangen. Altijd een verrassing. Surprise-fishing ... Ja graag.
Dus ik gooi dat laatste gulletje terug in zee... en daar maakte ik iemand nog blij mee, want de meeuw die ons de hele week in de smiezen had gehouden en op zee steeds achter ons aan vloog als we gingen verkassen... die dook akuut naar beneden en greep de heerlijke hap vis uit het water. Ach ja, natuurlijk aas hè... dat lust iedereen. De beste wensen voor het komende jaar, goede vangsten aan de waterkant en tot een volgende keer.
Je kunt de vorige afleveringen van deze praktijk-serie over vistrips naar Noorwegen, Denemarken, Ierland, Wales, Schotland, Normandië, Bretagne en de Middellandse Zee nog eens teruglezen en de foto's bekijken via deze link
Vissersgroeten van Geert Luinge