image description

De haken en ogen van een vistrip : Bretagne deel 5

Tekst en fotografie:  Geert Luinge

 

Hallo vismaat. Deze keer wil ik je meenemen op een zoektocht naar vis in het gebied rond Carnac en het schiereiland Quiberon aan de kust van Bretagne. We zetten ons vismobiel neer op een beschutte camping aan het water bij het plaatsje Kerlearec en ik krijg akuut aandrang om de hengels te pakken.

 

Maar ja, eerst moet nog de zooi worden uitgepakt, de voortent vastgehamerd, de gasfles aangesloten, de watertank bijgevuld en de achterbak uitgemest. De bedden moeten opgemaakt en we moeten ook nog langs de receptie. Daar ga ik in gebrekkig Frans staan vragen naar de vergunning die ik nodig zal hebben om hier te mogen vissen. Na een lang verhaal (waar ik later op terugkom) en een paar exacte pinpoints op de kaart loop ik tevreden terug naar de caravan en ik kijk uit over mijn toekomstige stek. Maar wat zie ik ?!

Weinig water. Dat kon ik dus wel shaken. Hier kun je geen hengel uitgooien. Maar wacht... daar op de diepste plek bij dat sluisje zie ik rugvinnen bovenkomen en met de verrekijker zie ik tientallen harders rondzwemmen. Daar moet ik wezen ! Gewoon even omlopen en bij die diepere doorgang gaan zitten.

Maar... dan moeten er toch eerst nog boodschappen gedaan worden in het dorp... en dan kom je toevallig langs de plaatselijke kringloopwinkel ... en dan is er nog een tuincentrum waar ze vissen in aquariums hebben... en dan kom je weer terug bij de tent... en wat zie je dan ?!

Geen water... dus ook geen vis. Kompleet kansloos ouwe. We moeten op zoek naar een fatsoenlijke stek. Ik rijd naar de dichtstbijzijnde havenplaats aan de kust ( La Trinité-sur-Mer), waar ik onder de brug een paar vissers zie staan die mij vast wel nuttige local-info kunnen verstrekken.

Afkijken is in de hengelsport èrg belangrijk. Van die anderen kun je ontzettend veel leren. Zelfs als het achteraf een paar klungels blijken te zijn kun je altijd nog wel iets van ze opsteken en zo je eigen conclusies trekken. Maar als zij daar op die plek al vaker gevist hebben... staan ze sowiezo al een streepje voor.

Eerst rustig vanuit de auto bekijken wat die mannen uitspoken, waar ze precies ingooien en hoe ze vissen ( vooral het gewicht van hun lood en het aas dat ze gebruiken is belangrijk) en dan rustig en beleefd gaan vragen naar de vangsten, vandaag en in het verleden. Welke vissoorten zijn hier gevangen en hoe groot waren de grootsten en welk aas is het beste ?

Even een kritische blik werpen op hun hengel, molen, lijn en tuigage (dat zegt soms een hoop) en een paar vragen stellen over eventueel andere goeie stekken in de buurt en de plaatsnamen die ze noemen meteen in je digitale geheugen opslaan. En dan kijken of er voor jou óók nog een plek beschikbaar is aan de kade. Mais oui, pas de problème !

Tijdens ons gesprek vertelden de mannen over 'anguilles très grands' die ze vorige week hadden gevangen en aan de gebaren die ze maakten moesten dat wel héle grote polsdikke palingen zijn geweest. Zij waren er dolblij mee en vertelden hoe ze zelf een rookoven hadden gemaakt  om al die palingen te roken. L'anguille... 'c est délicieux, monsieur ! 

Inderdaad, gerookte paling is een lekkernij, maar ik was toch niet van plan om hier dikke vette palingen op de kant te gaan hijsen. Ik ben wel een allround-visser, maar heb toch iets subtielers in gedachten.  Die mannen visten met poken van hengels, belachelijk dikke lijnen en grote dikdradige haken om de sterke kronkelaars keihard omhoog te hijsen. Maar voorlopig hadden ze er nog geeneen gevangen.

Ik voelde meer voor een subtiele feederhengel waarmee ik elk knabbel-aanbeetje van elke vis (en zelfs elke krab) duidelijk kan zien op de gevoelige top.

Omdat ik graag van twee walletjes eet had ik een sabiki- haring-paternoster met drie haakjes, fluokraal en glitterlijfje ook nog eens voorzien van een stukje ingezouten geep (makkelijk meenemen, lekker taai en lang houdbaar), waardoor mijn trillende top overuren maakte. Het rammelde er namelijk van de dorade's en ik kreeg achter mekaar beet. Geweldig.

Ik ving er een stuk of tien voor de gein en had het èrg naar mijn zin, maar die mannen hadden ondertussen geen ene aanbeet gezien en niks gevangen. Dat lag natuurlijk aan het getij. Daar konden zij niks aan doen. Zeiden ze. Nee, aan het getij kun je inderdaad niks veranderen... maar wèl aan de manier waarop je vist, en de vissoort die je uitkiest. Geluk heb je vaak zelf in de hand.

Na een heerlijk middagje visvangen kwam ik bij de tent met een big smile en legde mijn hengel even aan de kant zodat 'ie kon uitrusten. Vanavond ga ik we weer op die stek zitten (en dan misschien toch met een bijhengel voor de paling ?), maar nu gaan we eerst een stukkie wandelen door het Bretonse binnenland.

Hoewel ik er als visser altijd moeite mee heb om door een gortdroog bos of over een uitgedroogd heideveld te lopen en ik dus niet echt enthousiast was om te gaan kijken bij een zootje droge stenen in het bos. Maar dit móet je even gezien hebben, want wie Bretagne zegt, die zegt Asterix en Obelix en dan zeg je... Menhirs !

In de buurt van Carnac staan zo'n 4000 van zulke stenen opgesteld in lange rijen en je vraagt je af wat de mensen toendertijd (5000 jaar geleden) heeft bezield om zó veel moeite te doen voor het zeulen met- en rechtop zetten van zulke grote zware stenen. Asterix, Obelix en visser Kostunrix zijn hier pas véél later, rond 500 voor Chr aangekomen en toen stonden die stenen daar dus al lang rechtop.

Wat een rotklus moet dat zijn geweest... met de beperkte middelen van toen. Het schijnt dat die menhirs een religieuze betekenis hadden. Ja, het geloof kan mensen héle rare dingen laten doen. Ik zou zeggen: als je tegen zo'n steen een zootje boomstammen schuin rechtop zet (zoals een wigwam) dan kun je er een stevig huis omheen bouwen. Dan zou al die moeite tenminste nog ergens nuttig voor zijn geweest. Maar ik heb er dus geen verstand van.

Ik heb een lange tijd naar die Menhirs staan staren en dagdromen... in gedachten terug naar de oude tijd in de préhistorie. De enige conclusie die je over het leven van onze voorvaderen kan/moet trekken is :

Wat zijn wij toch een stel ontzettende bofkonten dat wij anno nú mogen leven ! Wat hebben ze vroeger een ontberingen moeten doorstaan. Wat hebben ze pijn geleden en wat hebben ze afgezien, met ziektes, kou en honger.

Anno 2019 hoeven wij het bos niet meer in om bessen en wortels te zoeken, wij hoeven geen hout te sprokkelen om het vuur gaande te houden, hoeven geen strikken te zetten om de wilde zwijnen te vangen, en wij hoeven niet met een gammele zelfgemaakte houten roeiboot de ruige zee op om vis te vangen. Stelletje mazzelpikken die we zijn ! Wij hebben geen honger (sterker nog, we eten veel te veel) en wij stappen gewoon in onze luie auto en rijden over de snelweg terug naar de camping. Maar in vroeger tijden deden ze daar een week over.  Absurd.  

En als je dan nog bedenkt hoeveel moeite alle dieren in de natuur moeten doen om aan genoeg eten te komen, dan ben je als mens een echte geluksvogel. Een hommel op een bloem ziet er van buitenaf best mooi en vredig uit, maar misschien heeft 'ie wel vreselijke honger en moet hij urenlang tevergeefs zoeken naar de allerlaatste drupjes nectar. Honger kun je niet zien.

Ondertussen had ik daar in dat bos en op die dorre hei zó lang droog gestaan dat ik snakte naar water. Viswater welteverstaan. Ik pakte gauw mijn viskist vol met 'noodzakelijke rotzooi' en greep een strandhengel onder de arm, want nu had ik een urgente behoefte aan frisse zeelucht, klotsende golven, bruisende rollers en een open horizon. Even geen bomen en struiken en droge stenen... effe lekker de natte zee !

Maar... ik weet niet of jij dat ook hebt, maar ik twijfel dan altijd wat ik zal doen. Je moet eerst een paar belangrijke keuzes maken. Wat wil je ? Wil je véél beet hebben en ben je tevreden met een aantal kleinere visjes ? Of ga je gokken op één enkele aanbeet... zolang het maar een gróte vis is ? Dus ... pak je die platvisonderlijn met kleine haakjes voor de ukkies ? Of pak je die jojo-montage met een grote haak voor de gul of zeebaars ?

Kleine stukjes zeepier vlak onder het kantje voor de botten die er gegarandeerd rondzwemmen ? Of een hele gefleurde spiering voor die ene kneiter zeebaars die hier misschien rondhangt ? Meestal komt het erop neer dat ik begin met de makkelijkst-vangbare vissoort en als er daar dan een paar van zijn binnengekomen, dan schakel ik over op de grote jongens.

Maar ik moet toegeven dat er nogal wat kostbare vistijd verloren gaat doordat ik twijfelend zit te bladeren in mijn onderlijnenmap. Zijn die haken niet te klein ? Is die onderlijn niet te dun of juist te dik ? Is die wartel wel sterk genoeg ? Zal ik wèl of niet kralen op de onderlijn doen ? Hoeveel lood zou je hier nodig hebben ? Wil ik persé vèr werpen of ga ik dichtbij wat scharrelen tussen de zandbanken ?

Na lang wikken en wegen neem ik dan een beslissing... maar zodra ik voor het eerst heb ingegooid... en het duurt een paar minuten voordat ik beet krijg... dan gaat de twijfel al weer héél gauw toeslaan. Heb jij dat ook ? Hoe meer mogelijkheden, hoe moeilijker de keuze.

Dan nog wat : als je overdag lekker op het weidse strand staat uit te waaien krijg je een heerlijk gevoel van openheid, ruimte en vrijheid, maar zodra de zon achter de horizon is verdwenen, de wind is gaan liggen en het donker wordt, dan lijkt de wereld om je heen steeds kleiner te worden. Als je rond middernacht in het schijnsel van je hoofdlamp een paar pieren op de haak doet, zit je als het ware in je uppie opgesloten in het donker.

Dan is dat hele weidse strand teruggebracht tot een paar vierkante meter zichtbare ruimte en dat geeft een hele aparte sfeer. Vooral ook door de muggen en de insecten die altijd op je af komen zodra je buiten in de natuur een felle lamp aan doet. Het is me een keer overkomen dat er zelfs een vleermuis tegen mijn koplamp vloog... en een andere keer stond er opeens een schaap achter me die keihard Bèèèè... riep. Je schrikt je te barsten ! Ja, 's nachts in het donker in je uppie aan zee is altijd èrrug spannend.

De volgende morgen stond ik een zeebaars te fileren (vanavond in alufolie op de barbecue) en toen kwam er een dikke camping-kat op de vislucht af. Die had wel trek in een stukkie zeebaars. Vooral de lever en het kuit vond hij lekker en hij smikkelde van de verse vis.

Maar onze eigen poes (die dus meegaat in mijn vismobiel) is zó verdomde kritisch en verwend, die lust uitsluitend knabbels en brokjes uit blik, dus die heeft weinig reden om op jacht te gaan. En toch doet ze dat wèl. Uit instinct. Net zoals ik mijn hengels pak. Eigenlijk geen honger, maar toch op jacht.

Dus ik maakte me wel een beetje zorgen over de jonge mus die zo schattig in een boom naast de caravan door zijn moeder werd gevoerd. Zou die straks misschien als losse bos veren tussen mijn visspullen in de voortent liggen ? De natuur is mooi, maar ook wreed.

De volgende morgen reed ik naar een havenpier in de buurt, waar een prima visstek bleek te zijn. Je zat er uit de wind achter een kademuur, heerlijk beschut met de auto achter je kont, er was een comfortabel zandstrand om de driepoot neer te zetten en vanaf de punt stond er een flinke stroming naar rechts. Dus hier zou ik met de feederhengel wel eens een mooie schol willen vangen ( van 40 plus). Die staat al jaren op mijn verlanglijst en dat moest er nu eindelijk eens van komen.

Na een middag stug doorvissen had ik behalve een zwik botten en scharren en pollakjes en lipvisjes en grondels uiteindelijk ook één schol.  Jaja, het was me gelukt. Maar... dat visje was amper 20 centimeter klein.  En toch was ik er blij mee ! De schoonheid van een vis zit hem niet in zijn lengte of gewicht.

De volgende keer trekken we verder naar het zuiden van Bretagne, waar we weer ons uiterste best gaan doen om een paar knappe zeebaarzen en/of eindelijk eens een tarbot te vangen... 

Dat avontuur lees- en zie je volgende week. 

Vissersgroeten van Geert Luinge

g.luinge2@upcmail.nl

ANDEREN LAZEN OOK