De haken en ogen van een Noorse vistrip (3)
Tekst en fotografie: Geert Luinge
We gaan verder met het doornemen van een aantal praktijk ervaringen die ik samen met mijn vismaten opdeed tijdens onze jarenlange vistrips naar Noorwegen.
Laten we het vandaag eens hebben over de boot, de fishfinder, de gps en de stekkeuze, want die zijn ontzettend belangrijk, als je echt succes wilt hebben en grote vissen wilt vangen.
Er zijn bijvoorbeeld boten met een metalen stang op de achterplecht waardoor het lastig is om rondom in te gooien en sowieso zijn lange hengels altijd vreselijk onhandig in een boot.
Zodra we op een stek zijn aangekomen draait de schipper de boot steeds met de zelfde zijde naar hogerwal, zodat de vissers niet van kant hoeven te wisselen en hij zet de motor even in z'n achteruit om de vaart eruit te halen.
Pas als de boot echt helemaal stil ligt kijken we hoe de boot gaat driften en dan laten we ons kunstaas niet verticaal naar beneden zakken, maar gooien het een stukje down-wind, want door de wind gaat de boot driften en tegen de tijd dat ons kunstaas de bodem heeft bereikt is de boot er loodrecht boven en vis je optimaal verticaal.
We hebben vooraf natuurlijk ons huiswerk gedaan, dus we hebben de waterkaarten en satellietbeelden bestudeerd, uitgeprint, geplastificeerd en meegenomen in de boot. Daarop hebben we vantevoren al een aantal potentiële hotspots aangekruist. En dat is eigenlijk helemaal niet zo moeilijk...
Het recept voor het vinden van een goeie visstek in Noorwegen is tegenwoordig vrij eenvoudig. Ga op internet naar de Noorse topografische site www. kart.gulesider.no en zoom in op het gebied waar je gaat vissen en klik dan rechtsboven op sjokart (zeekaart). Je ziet nu de onderwater-dieptelijnen verschijnen. Zoom nog verder in en je ziet steeds meer details verschijnen, tot zelfs dieptelijnen om de vijf meter.
Nu hoef je op zo'n waterkaart eigenlijk maar één ding te zoeken om vrijwel gegarandeerd vis te vangen, namelijk: onderwater-bergen. Ik bedoel: plekken waar de dieptelijnen plotseling oplopen, bijvoorbeeld van 40 naar 20 meter en die daarna ook weer naar beneden gaan, dus zegmaar een hoger plateau dat omgeven wordt door dieper water.
Op elke waterkaart van elk visgebied kun je zulke geheid goeie stekken vinden. Daar hangt vrijwel gegarandeerd een school koolvissen, pollakken of kabeljauwen in de buurt. Op de kaart staan een paar van zulke onderwater-bergen aangegeven met een B.
Er zijn ook kuilen waar het dieper is dan elders ( K), maar daar vang je meestal minder vis (dat is tenminste onze ervaring) of juist andere soorten zoals leng, lom, heek en roodbaars.
Als je heilbot wilt vangen kun je beter zoeken naar stekken waar meer stroming staat, bijvoorbeeld doordat het water een trechter vormt tussen twee eilanden en steeds ondieper wordt.
Daar staat absoluut meer stroming dan op andere plekken en dat zijn dus de stekken waar heilbotten met hun kop in de stroming in een hinderlaag liggen te wachten op een passerende aasvis. Vaak zelfs op plekken waar het zo ondiep is dat je de bodem kunt zien! Wij vingen meerdere grote heilbotten op een plek waar amper acht meter water stond. Wat een spektakel was dat.
Verder mag je hopen dat de weersomstandigheden gunstig genoeg zijn om naar de meest vooruit stekende rotsen te varen die het dichtst bij open zee liggen, want daar zal zich een massa vis verzamelen en daar worden vaak de grootste koolvissen gevangen (R op de kaart).
Als je het op diep water wilt proberen (meer dan 100 meter), zou ik altijd kiezen voor een plek waar het talud een knik maakt (T op de kaart). Het vinden van goede visstekken is gewoon een kwestie van goed je huiswerk doen, dus niet moeilijk.
Zodra we voor de eerste keer in een boot stappen gaan we altijd eerst checken of de instellingen van de GPS kaart en de dieptemeter wel optimaal zijn. We willen dat de kaart meedraait met de boot (net zoals je Tomtom), de tracking moet aan staan, zodat je precies kunt zien welke route je hebt afgelegd.
Want dan kun je via dat spoor altijd weer veilig thuiskomen en ook zeer secuur een stek uitkammen. Onze monitor staat standaard op splitscreen en alleen als we een flink eind gaan verkassen bekijken we de kaart in vol beeld en zoomen uit om te kijken waar de volgende stek ligt. We hebben voor de zekerheid ook het ondiepte-alarm ingesteld op vijf meter, om te zorgen dat we niet onverwachts op een rots varen.
Bij touchscreen apparaten kun je vaak een stek op de kaart aanstippen met de funktie 'navigate to ' waardoor er een pijl in beeld komt in de richting van de nieuwe stek. Ook als je om een eiland heen moet varen blijft die pijl de juiste richting aangeven, dus ben je weer gauw op koers, waardoor je beter in een rechte lijn kunt varen en tijd en benzine zult besparen.
De fishfinder moet snel schrijven (chart speed max), maar niet te gevoelig staan afgesteld, omdat er op half water vaak grote scholen prooivis hangen, die zo compakt kunnen zijn dat de bodem niet meer wordt weergegeven en je de grote gullen eronder dus niet ziet.
Je kunt meestal ook inzoomen en dan zie je de vissen wel groter afgebeeld, maar de bundel van de transducer is dan smaller, dus je ziet een kleiner gebied. Maar ... genoeg gepraat over electronica ... Het wordt tijd dat we eens wat vis gaan vangen!
Bij deze foto hoort een quiz-vraag die luidt: Welke fout maak ik hier ? Denk even na... Het antwoord luidt: ik heb mijn kunstaas-trommel open laten staan. Dat is niet verstandig.
Trommels moet je altijd dicht doen, aan boord, op zee. Vaak glijden ze door de beweging van de boot of de trilling van de motor van de bank af en dan liggen al je dure spulletjes over de smerige vloer en soms krijg je een regenbui of - nog erger- een plens zeewater in je trommel en dan worden de dreggen en splitringen al gauw een roestige bende. Zonde.
Het best kun je pilkers zonder dreg meenemen, de dreggen en splitringen apart in een waterdicht doosje en pas terplekke erop doen, dan gaat er niks roesten en blijven de dreggen vlijmscherp.
Leg zeker geen kunstaas met dreggen op de bank en hang ook geen pilkers met dreggen aan de reling! Dat is ontzettend gevaarlijk aan boord, dus niet doen. Alles netjes in een dichte trommel.
Maar ... dat wil nog niet zeggen dat een splitring sterk genoeg is om de kracht van een klapperende kabeljauw te weerstaan. Door de wrik-kracht van het lood tijdens het kopschudden van een kabeljauw kan een enkele splitring worden uitgebogen, dus wij monteren voortaan altijd twee splitringen achter elkaar. Dan wordt de wrik-kracht grotendeels opgeheven en is de montage sterker.
Je hebt hier in Noorwegen echt stevig materiaal nodig. Tenminste .. als je de grote vissen binnenboord wilt krijgen. Soms kiezen we ervoor om licht te vissen, voor de sport, maar daar hebben we toch al vaak spijt van gekregen, doordat we héle grote vissen hebben verspeeld op (achteraf) te lichte hengels.
Het is ook helemaal niet nodig om een dunne onderlijn te gebruiken. De meeste zeevissen hebben totaal geen argwaan, dus die slobberen probleemloos een forse haak naar binnen.
Oh ja, nog even iets heel anders: Ik wil absoluut niet wantrouwig overkomen, maar het is altijd verstandig om vooraf (dus vóórdat je in een huurboot stapt) even te controleren
of er geen beschadigingen aan de boot of aan de schroef van de buitenboordmotor zitten en daar eventueel een paar foto's van te maken, dan kun je daar achteraf geen gezeur over krijgen.
Op bijgaande foto zie je de schroef van een boot die ze (jaren geleden) aan ons wilden verhuren. Ik raad ik je aan om dan accuut een andere boot te vragen/eisen en niet met zulk slecht materiaal de zee op te gaan, want dat is vragen om problemen.
Volgende keer zullen we verder gaan met het evalueren van onze jarenlange vistrip-ervaringen. Dan zullen er helaas hengels gaan breken, wartels en haken uitbuigen en grote vissen worden verspeeld, maar we gaan ook weer een paar héle mooie vissen vangen.
Tot dan.
Vissersgroeten van Geert Luinge
g.luinge2@upcmail.nl