De haken en ogen van een Noorse vistrip (10)
Tekst en fotografie: Geert Luinge
Met deze tiende aflevering zijn we pas op de helft van deze twintigdelige serie over de ervaringen van Hollandse vissers die jarenlang naar Noorwegen gingen op visavontuur.
We eindigden vorige keer met een aantal grote en kleine, mooie en lelijke vissoorten die je kunt vangen tijdens een vistrip. En ik wou daarmee nog even doorgaan.
De kans op een bijzondere vissoort is in het zuiden van Noorwegen veel groter dan in het noorden, omdat de temperatuur van het zeewater daar aanzienlijk warmer is en de soortenrijkdom groter.
Vriend Ronald is een echte soortenjager die het liefst met natuurlijk aas vist en die haalt in een paar uur tijd gerust achter mekaar 10 verschillende vissoorten boven water. Omdat hij meestal met twee beaasde haken vist komt 'ie vaak met aparte vangsten op de proppen.
Hij vangt horsmakreel, rode poon, lipvis, pieterman, pitvis, grondel, steenbolk enzovoorts. Van alles wat.
Behalve sportvissen met hengels doen wij tijdens de meeste vistrips nog meer visgerelateerde activiteiten, want (als we met de auto zijn) liggen meestal de wetsuits, flippers, snorkels en duikbrillen in de achterbak.
Dan kun je over de bodem van je visstek zwemmen en zien wat daar allemaal rondscharrelt. Dat is voor een fanatieke visser echt een aanrader. Een minpuntje van snorkelen in de Noorse wateren is alleen dat het zo verdomde koud is!
Maar als visfanaat wil je toch graag een kijkje nemen onder water. Altijd leerzaam. Dan maar koukleumen. Pas wel op voor de kwallen want ik weet uit eigen ervaring hoe vreselijk pijnlijk dat kan zijn.
Ik ging een keer snorkelend mosselen plukken voor het avondeten toen ik frontaal in botsing kwam met een gemene draadkwal van een paar meter lang. Nou, dan wil jij wel gillen hoor!
De EHBO is in zo'n geval: spoelen met heet water of met zeewater, de huid insmeren met azijn of citroensap en de huid scheren met een scheermes om de laatste netelcellen te verwijderen.
Maar zwemmen op je eigen visstek is ontzettend spannend en onderwater heerst altijd een heerlijk serene rust. Vaak kun je de vissen als snorkelaar veel dichter benaderen dan je als visser zou denken.
Wat ook leuk is: met een fijnmazig schepnetje door de waterplanten jutteren en kijken welke beestjes er nog meer leven onder water. Soms kun je dat spul geweldig goed gebruiken als aas. Mosselen bijvoorbeeld, die zijn niet alleen lekker om zelf te eten (Noorse paella mmm), maar vrijwel alle zeevissen zijn er gek op. Ze zijn nogal lastig op de haak te krijgen/houden, maar je kunt ze ook goed gebruiken als lokvoer.
Haal een paar flinke kluiten mosselen boven water. Plet ze tussen een paar stenen of trap ze plat op de steiger. En dan gooi je ze weer terug in het water. Let op wat er gebeurt...
Er komen allerlei beestjes en waarschijnlijk ook een zootje nieuwgierige vissen op af. Wat je ook kunt doen is bij laag water met een steen in je hand een zootje vastzittende mosselen op de rotsen kapotslaan en daar dan vlakbij gaan vissen zodra het hoog water wordt.
Of wat dacht je van levende garnalen, die je op kniediep water makkelijk kunt scheppen met een netje? Dat is een perfekt aas voor de zeeforellen die 's avonds in het haventje onder de steigers zwemmen! Maar sommige visjes zijn alleen geinig om te bekijken, zoals bijvoorbeeld deze zeestekelbaars.
De laatste jaren worden er in het uiterste zuiden van Noorwegen ook regelmatig zeebaarzen gevangen, die hier vroeger nooit voorkwamen.
Door de opwarming van de aarde trekken de zeebaarzen steeds verder noordwaarts en daar gaan de Noorse sportvissers de komende jaren nog meer van horen. In het afgelopen jaar vingen ze bij Kristiansand meerdere zeebaarzen op kunstaas vanaf de kant.
Op onze paklijst staat meestal ook een driftanker of driftzak. Maar dat blijft toch altijd een probleemgeval. Sowieso moet een driftanker groot genoeg zijn (minimaal 90 centimeter diameter) anders werkt het nauwelijks bij een vierpersoons boot op zee.
Dan heb je er meer last dan plezier van. Er loopt steeds een ankerlijn door het water tijdens de dril, dus heb je meer kans op het verspelen van vis.
Mocht je er een grote heilbot aankrijgen, dan moet eerst die driftzak eruit gehaald worden voordat de schipper kan manoeuvreren, dus dat kan je de fish-of-a-lifetime kosten.
Je krijgt ook altijd koude handen en een plens water in de boot zodra je dat zeiknatte driftanker binnenhaalt en je zult niet de eerste zijn die vergeet hem binnen te halen, waardoor de lijn in de schroef kan terechtkomen. Oppassen dus. Nee, driftankers zijn lastige dingen waar je eigenlijk liever geen gebruik van wilt maken.
Wat je ook kunt doen is: een dichtgeklapt paraplu-anker (met ducttape eromheen) aan een lange ankerlijn binden en dat over de bodem laten slepen. Dat anker krijgt geen houvast, maar remt wel af.
Zo wordt de driftsnelheid van de boot vertraagd en kun je beter verticaal vissen. Alleen heb je wel kans dat je de vis wegjaagt, dus dat een tweede drift minder succesvol wordt.
Je zou ook het anker op de kant (dus gewoon ergens op een rots) kunnen leggen/vastzetten en bij aflandige wind de lijn laten vieren totdat de boot recht boven het talud blijft hangen, maar dat kan alleen als je dicht bij de oever vist.
Op de Noorse zeewateren zomaar ergens een anker uitgooien is altijd linke soep. Dat anker kan vastlopen op een rotsachtige bodem en dan zul je moeten opvaren en het zaakje lostrekken vanaf de andere kant, maar dat is een lastige- en bij harde wind zelfs gevaarlijke manoeuvre. Houd dan altijd een scherp mes bij de hand om in geval van nood de ankerlijn door te snijden.
Als je toch ergens zou willen ankeren (bijvoorbeeld omdat het er barst van de platvis) is het altijd slim om twee dingen te doen.
Ten eerste: monteer aan het anker een zwaar stuk ketting van een paar meter, waardoor de ankerlijn plat tegen de grond wordt gedrukt zodat het anker meer grip heeft. Ten tweede: monteer dat stuk ketting aan de onderkant van het anker en bevestig de ketting door middel van een breeklijn aan de bovenkant van het anker.
Die breeklijn is zwakker dan de ankerlijn, maar net sterk genoeg om de boot tegen te houden. Het klinkt misschien ingewikkeld, maar op deze manier kun je een vastzittend anker gemakkelijk achteruit lostrekken zonder het kwijt te raken en zo wordt het een stuk veiliger.
Toch is het vaak verstandiger om helemaal niet te ankeren maar een stek uit te kiezen waar minder wind staat (aan hogerwal of achter een eiland) of waar het ondieper is (makkelijker verticalen).
Als de boot dan toch nog te snel drift kun je ook kiezen voor een slepende montage met een zware pilker (zonder dreg!) over de bodem, met het aas (kan ook met een shad) aan een wapperlijn een meter boven de bodem.
Door elke keer lijn bij te geven kun je zo langzamer vissen dan de driftsnelheid van de boot. En als je na een tijdje je lijn weer binnendraait maak je op half water nog vaak kans op een harde dreun, want echt niet alle vis zwemt bij de bodem. De meeste grote koolvissen worden perongeluk gevangen tijdens het opdraaien.
Na een lange dag vol heerlijke hengelavonturen in een schitterende omgeving moet ik mezelf dwingen om naar bed te gaan.
Eigenlijk wil je 's zomers in Noorwegen gewoon continu doorvissen omdat het toch niet donker wordt. Kijkend uit het slaapkamerraam zie je de zon even achter de heuvel verdwijnen, maar een uur later wordt het alweer lichter en hoor je de jagende koolvissen in het haventje alweer plonzen.
Toch maar even een tukkie doen. Alvast lekker dromen over de volgende mooie visdag. Die laat ik je zien in de volgende aflevering.
Vissersgroeten van Geert Luinge
g.luinge2@upcmail.nl