image description

De haken en ogen van een Deense vistrip : deel 6

Tekst en fotografie:  Geert Luinge

Vandaag beginnen we waar we de vorige keer eindigden, bij Middelfart op het Deense eiland Funen, waar ik 's avonds vanaf de havenkade nog een laatste poging doe om wat mooie schollen te vangen, maar de volgende ochtend breken we de tent af en gaan op pad langs diverse visstekken op Funen.

Een wonderschone stek is bijvoorbeeld het eilandje Aebelo aan de noordkant van Funen. Dat is een uit-stekende landtong waar je uitstekend kunt vissen op zeeforel. Maar je moet een flink stuk (mijn vismaat noemt het een takke-eind) wadend door het water sjokken voordat je de beste stekken hebt bereikt (bij oostenwind aan de westkant van het eiland). Daar liggen kilometers visrijke- maagdelijke stekken voor je voeten, waar een geweldig bestand aan wilde zeeforellen rondzwemt.

Maar dan moet je wel rekening houden met het getij,  een goed waadpak aan hebben, genoeg eten en drinken bij je hebben, een redelijke conditie hebben en geen watje zijn, want de landtong naar het eiland staat onder water. us je moet zorgen dat je liefst tijdens laagwater de oversteek maakt en tijdens de vloed op het eiland gaan vissen (en survivallen) om bij de volgende eb weer terug naar het vasteland te waden. Alleen voor de echte diehards... maar èrrug mooi.

Natuurlijk zijn er nog veel meer schitterende zeeforel-stekken, zoals bijvoorbeeld de rotskust van Fynshoved. Zelfs bij een keiharde westenwind sta je aan de oostkant van dat schiereiland vrijwel compleet uit de wind, doordat er een hoge rotskust is waarachter je beschutting vindt. Maar... of zeeforellen óók het liefst op een windstille plek zitten... dat blijft altijd de vraag. Hetzelfde verschijnsel ( relatieve windstilte terwijl het eigenlijk hard waait) kun je meemaken langs de hoge krijtkust van het eiland Mön in het zuidoosten van Denemarken.

Daar kun je als visser je hart ophalen, alleen is het water er erg wit en troebel door de opgeloste kalk en je zult er eerst moeten afdalen naar zeeniveau. Maar die kalkrotsen zijn daar 150 meter hoog en via een lange vermoeiende houten trap kun je wel naar beneden lopen, (met 500 treden de langste trap van Denemarken) maar dat is niet iets om blij van te worden. Je zult ook altijd aan het einde van de visdag weer die 500 klote traptreden omhoog moeten klimmen, dus dat is een domper die de hele visdag boven je hoofd hangt. Straks nog die teringtrap.

Ja, de kalkrotsen van Mön zijn een unieke belevenis en een visrijke stek, maar je moet wel héél fanatiek zijn om hier met je hengel naar beneden te klauteren. Ik heb het gedaan... en dat was ééns... maar nooit weer. Geef mij dan toch maar liever een vlakker strand en een zuchtje wind, want hoe meer wind en kabbel er op een stek staat... hoe meer zuurstof er in het water zit en dat is toch vaak gunstig voor de vangsten.

Voordat ik ergens ga vissen maak ik meestal een pootjebaai-wandeling langs- en over de toekomstige stek en als ik tijd heb trek ik mijn wetsuit aan en neem een frisse duik. Dan ga ik met snorkel en duikbril kijken hoe de bodemstruktuur, de plantengroei  en het leven onderwater eruit zien. Op zoek naar plekken waar plantengroei grenst aan een vlakke bodem. Overgangen van begroeid naar kaal, randen van plantenbedden en gaten in de begroeiing. Plekken waar schuilplaatsen zijn in de buurt van het open water.

Terwijl ik (in een lang wetsuit met sokken, handschoenen en een badmuts tegen de kwallen) over de stek heen zwem voel ik hoe de temperatuur van het water kan verschillen. Vooral op plekken waar zwart apenhaar en donker zeegras groeit, daar voel je dat het duidelijk warmer is, dus dat zijn gegarandeerd de betere plekken voor in het voorjaar.

Al zwemmend doe ik dan een kruispeiling vanaf de stek die me onderwater het beste lijkt, bijvoorbeeld naar een rots of een boom die op de oever staat en eenmaal aan wal leg ik een paar opvallende stenen op het strand, als markering van de stek waar ik dan later ga vissen.

Tijdens mijn verkenningstocht kwam ik een zeepierenzoeker tegen. Hij had een ' tjoemper ' bij zich, een ijzeren stang met onderaan een ronde metalen plaat, waarmee hij op-en-neer tjoempte, waardoor het zand wegwaait en er een kuil ontstaat waar de losgewoelde zeepieren in achterblijven. Met een netje (waaraan een touwtje en een drijver vastzit) schept hij de pieren uit het kuiltje en doet die in een emmertje dat aan de riem om zijn middel hangt.

Deze man kon het echt goed. Of beter gezegd: hij stond op een pier-rijke plek waar het krioelde van de strontjes. Even stevig ploempen met de tjoemper ... en hij schepte weer een paar puntgave pieren uit de kuil. Handig ! Maar elluk voordeel hepze nadeel. Zo'n zwaar rond ijzeren tjoemp-apparaat is een vreselijk onhandig kreng om in de achterbak van je auto te vervoeren. Dan toch maar niet.

Ik heb wel een riek in de achterbak liggen. Als je op kniediep water zo'n kluit slikzand maar langzaam genoeg omhoog haalt en zorgt dat je steeds naar helder water toe loopt met die kluit, dan zie je de pieren eruit dwarrelen en kun je ze even later oppakken. Ook handig: zo'n kinder garnalennetje om duwend op een vlak stuk strand garnalen te vangen. Garnalen zijn nummer 1 op de lijst van meest-gegeten-aassoorten door alle vissoorten.

Speciale aandacht krijgen alle stekken waar meer stroming staat. Een versmalling in de vorm van een brug is altijd interessant. Daar staat niet alleen meer stroming, het is er ook dieper en de bodem is harder. Dit zijn vaak geweldige geep-stekken waar je met een stripje vis onder een dobber aan het oppervlak lekker makkelijk lijn kunt vieren en je aas over een lange afstand met de stroom mee kunt laten drijven. Dan tergend langzaam binnendraaien en ervoor zorgen dat je aas mooi wappert in de stroming. Klein haakje, fluoro onderlijn, draaiende wartel, schuivende dobber, lange hengel, mooie aanbeet... hangen !

Een eindje verderop stonden drie jongens op een steiger. Ze vingen geep aan de lopende band. Het barstte ervan en het maakte weinig uit welk kunstaas je erin gooide, die gepen pakten alles. Soms hadden ze er zelfs twee tegelijk in het schepnet en die moesten aan wal in de koelbox worden gedaan. Dus... je begrijpt dat er nogal wat heen-en-weer gelopen werd op die steiger. 

Maar... wat moet je dan dus nóóóit doen ?? Jajuist. Nóóóit je hengel midden op de steiger leggen !!

Ik zag het al van verre aankomen. Op een gegeven moment hoor ik een knak en daarna drie groffe Deense vloeken en ik zie een jochie staan met een gebroken hengel. Topeind naar de klote. Lekker dan.

Voor het avondmaal legde ik een zeeforel met kruidenboter in folie op de barbecue en terwijl we relaxed een (in zeewater gekoeld) wit wijntje achterover slobberden stelde opeens iemand de vraag: Zou je zeepieren ook kunnen eten ? Tuurlijk. .. als je ècht honger hebt.

Het was niet mijn bedoeling, maar er werd opeens een weddenschap afgesloten, met andere woorden... de vraag was: voor hoeveel euro zou ik een rauwe zeepier opeten ? Tientje ? Ik moest even nadenken. Nee, dat zou ik niet doen. Een bek vol zand en dikke kans op schijterij. Twintig dan ? Nee ook niet. Vijftig euro voor het opeten van één zeepier ? Nee. Honderd dan ? ... Ja, dat zou ik wel doen. Met een knoflooksausje erbij moet dat wel kunnen...  Kom maar op !

Vlak voordat we de weddenschap daadwerkelijk zouden afsluiten voegde ik er nog aan toe: Dus honderd euro voor èlke zeepier die ik opeet ?  Toen begonnen ze te twijfelen... de lafaards. Er zaten zeker tien pieren in mijn bak, dus ik had daar voor duizend euro aan koopwaar... Nee..., dan toch maar niet.

Gelukkig maar. Ik had het uiteindelijk toch niet gedaan. Want met die pieren wou ik 's avonds nog gaan vissen.

De volgende dag was de wind aangewakkerd, dus we besloten om naar de andere kant van het eiland Funen te rijden ( ongeveer 80 km) om daar op een windstille plek de hengels uit te gooien. Opeens stond er een bord langs de weg: Put & Take. Ofwel: een vijver vol forellen. Daar kan ik niet ongezien aan voorbij rijden. We waren toch net toe aan een pauze.

Dus ik draai de parkeerplaats op en zie meteen een toepasselijke bank, waarop we relaxed konden zitten lunchen en kijken naar een visser die langs de forellenvijver zat. Maar er gebeurde verdomd weinig en het zag er helemaal niet spannend uit. Nergens een rimpeling in het water, nergens een stroompje of kolkje waar je een forel zou verwachten. Er zat iemand op een bank met een hengel in zijn hand... meer was het niet.

Ik ben nog over het hele terrein gelopen langs alle vijvers om te zoeken naar een stek waar wel forellen zouden zwemmen, maar ik heb ze niet gezien. Ja... in de betonnen kweekbak. Die zat zo vol dat ze er bijna uitsprongen. Ik heb vaak genoeg in zulk soort vijvers gevist, maar vraag me altijd af hoeveel vis er wordt ingegooid, in verhouding tot de hoeveelheid vis die eruit wordt gehaald en meegenomen. En hoe/of ze dat bijhouden.

Er zijn vijvers waar ze meteen nadat je betaald hebt een vast aantal forellen in de vijver uitzetten, maar er zijn ook vijvers waar ze wekelijks een partij(tje?) forellen erbij gooien. Daar betaal je met kontant geld, dat je in een vastgemetselde brievenbus gooit, maar... hoeveel forellen er daadwerkelijk in zo'n afgesloten vijver zwemmen is dus zéér variabel. Als ze morgen pas weer vis gaan uitzetten... en er zijn vandeweek een aantal scorende collega's langsgeweest, dan is die vijver bijna leeg en wordt het een taaie klus.

Als je daarentegen de eerste visser bent die zijn hengel uitgooit in een vijver vol verse regenboogforellen die er zojuist door de baas zijn ingepleurd, dan wordt het een drillend feest. Dan sta je een paar uur met een kromme hengel en kom je met een overdreven partij vis thuis, zoals die buurman waarover ik je had verteld in een vorige aflevering. Dat beeld van die vent met zijn vangst zal ik nooit vergeten.

We vervolgen onze weg langs gele velden van koolzaad, langs strakblauwe luchten met spierwitte wolkenpartijen en af en toe een paar grijze donderwolken, langs velden vol korenblauwe bloemen en struiken paarse dopheide, langs kastanjebruine boomstronken en oranje paddestoelen in donkergroene dennebossen en de dag eindigt met een zwarte boom tegen een rode achtergrond bij een goudgele zonsondergang.

Dan wou ik het nog even hebben over vliegvissen. Op dat gebied ben ik zeker geen deskundige en ik doe het te weinig, maar heb wel een paar vismaten die inmiddels zo'n jaar of veertig met een vliegenhengel hebben rondgestruind langs de Deense kust op zoek naar zeeforel. Dus bij een van die jongens (we voelen ons nog steeds een klein jochie, al zijn we de zestig inmiddels gepasseerd) ben ik eens gaan vragen naar zijn ervaringen.

Ik vroeg aan vismaat Jan of hij zijn beste- en meest vangende zeeforel-vliegen eens op een rij kon leggen. Hij verontschuldigde zich meteen omdat de vliegen uit zijn doosje oude gebruikte waren, maar deze vliegen hebben zich dus in de praktijk bewezen. Hier zijn zeeforellen op gevangen tot 80 centimeter.

Linksboven op de foto zie je de relatief grote (8cm) Wooly Bugger waar hij vooral 's nachts mee vist (haakmaat 6 of 8) aan een 30 honderdste nylon onderlijn. Die dikke zwarte is een zogenaamde sigaarvlieg, die blijft drijven in het oppervlak, waarvan de zeeforel 's nachts het silhouet duidelijk kan zien afsteken tegen de achtergrond.

Linksonder ligt een Magnus (erg goed) en midden onderaan liggen een paar Brenda's (zijn favoriete vlieg op dit moment). Rechtsboven zie je een kunst-zager, wat een killer kan zijn in het vroege voorjaar als de zagers zwemmen. Maar die zou je qua aktie nog kunnen verbeteren door hem te voorzien van een piepklein schoepje (zoals bij een plug) waardoor hij kronkelend door het water gaat zwemmen. Dan heb je een super natuurlijk bewegend kunstaas dat eruit ziet als een echte zager.

Tenslotte zie je rechtsonder een paar garnalen imitaties, die er nogal verfrommeld uitzien doordat ze al bij een zeeforel in de bek hebben gezeten. Waarbij ik nog wil opmerken dat een garnaal eigenlijk nooit roze is. Een levende garnaal is grijs en transparant. Hij wordt pas roze als je hem kookt.

Volgens zijn ervaringen kun je in het vroege voorjaar inderdaad goed scoren met (relatief groot-) kunstaas, zoals lepels en pluggen, omdat de forellen dan wel happig zijn en niet zo kieskeurig. Maar zodra de zomer vordert worden de zeeforellen kritischer en lijkt het alsof ze steeds kleiner aas gaan eten, dus daardoor zijn ze in het najaar beter met een vlieg te vangen.

Op het gebied van stek-keuze voor zeeforel op het eiland Funen zijn er zó veel mogelijkheden en goeie stekken, dat ik moeilijk een keuze kan maken. Er zijn diverse brochures verkrijgbaar waarin al die stekken duidelijk staan beschreven, dus daarin staat erg nuttige info, maar je moet niet vergeten dat zeeforel meestal een schuwe vis is. Als jij op een stek komt waar andere vissers al een paar uur hebben staan gooien (en waden) dan wordt de kans een stuk kleiner dat je wat vangt.

Een 'bekende stek' is niet alleen bekend doordat er regelmatig mooie vissen worden gevangen, maar ook doordat het meestal een makkelijk toegankelijke stek is, met een parkeerplaats vlakbij, waar dus relatief veel gevist wordt. Maar dat kan juist ongunstig uitpakken. Een stek die niet in de boekjes staat (en waarschijnlijk ook verder lopen is) biedt altijd meer kans op succes dan een afgetrapte stek waar elke dag toeristen staan te smijten.

Het wordt weer de hoogste tijd dat we gaan afsluiten. Terwijl ik 's avonds in het bos sta te pissen... kijk ik uit over het water waar ik morgen ga vissen. Dat avontuur vertel ik je volgende week.
 

Tot volgende week.

Vissersgroeten van Geert Luinge

g.luinge2@upcmail.nl

ANDEREN LAZEN OOK