Tekst en fotografie: Geert Luinge
Vorige keer zijn we geeindigd bij de haringen en de botten langs de Deense westkust, maar vandaag trekken we verder landinwaarts, op zoek naar vis en avontuur .
Er zijn in Denemarken een aantal rivieren en stroompjes die uitkomen in zee, dus daar kun je zeeforel en zelfs zalm verwachten, maar meestal zijn die beekjes en stroompjes erg ondiep en smal en staan ze vol met wuivende waterplanten. Je kunt er wel plekken vinden waar je redelijk zou kunnen vissen, maar de wallekant is vaak zo zacht als boter en je zakt gauw weg in het zompige moeras (ik kan het weten... dat geintje kostte me bijna een fototoestel), dus dat wordt lastig vissen.
De Deense binnenlanden worden gekenmerkt door glooiende landerijen met akkers en veeteelt. Maar het landschap heeft veel meer moois te bieden dan alleen viswater, dus voordat we verder gaan met de visvangst laat ik je eerst nog wat sfeerplaatjes zien van de omgeving.
De koeien liggen de hele dag te herkauwen en te nietsnutten in het gras en af en toe sjokken ze een eindje, de vogels fluiten, de bijen zoemen, de krekels tjirpen en de boer heeft de oogst binnengehaald, dus er heerst hier een vredige rust, een heerlijke kalmte en een weldadige stilte ...
Geen lawaai, geen drukte, geen stress, geen haast, geen gedoe. Alleen maar koeien en gras. Dat is iets waar ik als drukke Hollandse randstadter intens van kan genieten.
Langs de rand van de maisvelden hebben veel Deense boeren een natuurvriendelijke zone aangelegd waarop ze (met subsidie) een kleurig mengsel van wilde bloemen laten groeien, die de maisvelden omringen. Een fleurige strook waarlangs bijen, hommels en vlinders hun weg kunnen vinden. Een mooie manier om de monotone saaiheid van de uitgestrekte maisvelden te doorbreken. Vrolijk en diervriendelijk.
Gelukkig begrijpen de Denen ook dat je een oude boom niet zomaar mag omzagen, dus je kunt hier nog bomen vinden die honderden jaren oud zijn. Bij deze eik stond een bordje met de tekst: geschatte leeftijd: 400 jaar oud.
Maar er zijn ook bomen die al na een paar maanden in verval geraken en al hun kruit hebben verschoten, zoals deze ... die naast een oude boerderij stond... waar ze waarschijnlijk geen appelmoes lusten.
Je ziet ook omgezaagde bomen. Daar word ik altijd een beetje droevig van. Maar gelukkig zijn er dan wel weer andere levensvormen en dieren die ervan profiteren.
Her en der verspreid zijn er hectares met mooie oude niet-gecultiveerde bossen waar je prachtige wandelingen kunt maken. Vooral in de herfst, als de bossen bomvol staan met paddestoelen. Als de dassen uit hun holen komen (er zijn hier weinig herten en reeën, maar veel vossen en dassen) ... en als de egels op zoek gaan naar een schuilplaats voor hun winterslaap, dan kun je in de Deense binnenlanden als natuurliefhebber je hart ophalen.
Zelfs op een doodgewone bloem langs de weg zitten wonderlijke wezens. Zoals een mestkever die de hele dag poep eet.
Of een honingbij die in een seconde 200 keer met zijn vleugels klappert. Voor natuurwonderen hoef je nooit ver te zoeken.
Maar het wordt tijd dat we eens gaan vissen !
Als we naar het oosten rijden komen we bij het zoete merengebied tussen Silkeborg en Skanderborg, waar je met wat aangepaste materialen een vracht aan brasem en witvis kunt vangen.
Het is niet voor iedereen weggelegd om achter de dikke rietkragen (waarmee de meren worden omzoomd) een komplete vis-vlonder te bouwen, en dan staand in je waadpak een berg brasems te scoren, maar het kan wel. Ik weet niet hoe het momenteel met de brasemstand is gesteld, maar een tijdje terug werden hier een wedstrijd gehouden waarbij de winnaar 56 kilo brasem in zijn leefnet had... waarbij hij in één uur tijd 72 brasems had gevangen... dus aan vis geen gebrek. In het voorjaar kun je er hele grote lappen van brasems vangen die dan onder de paaiuitslag zitten.
Die brasems vind je vooral op plekken waar het water troebeler is, maar het water is op de meeste plekken kraakhelder, waardoor er ook mooie rietvoorns rondzwemmen.
In het merengebied rond Silkeborg en Skanderborg zijn talloze mogelijkheden om je eigen boot te traileren of met een gehuurde boot te gaan vertikalen op roofvis op de grote meren. Het grootste meer Mosso heeft plekken waar het 22 meter diep is, dus daar kunnen de snoekbaarzen (die niet van helder water en fel zonlicht houden) zich overdag terugtrekken. Daarom zijn de 'sandarts' hier vooral in de vroege ochtend, de late avond en 's nachts aktief en dan kun je ze soms vlak langs de rietkragen vangen met een twister of een subtiel dropshotje.
Natuurlijk heb ik ook mijn best gedaan om hier een metersnoek te vangen, maar zoals je weet zijn die dun gezaaid. Dan zul je tijd moeten investeren en dat is tijdens een vakantie in het buitenland altijd lastig.
Je kunt wel een paar uur achter een passieve hengel gaan zitten wachten tot een grote snoek je dode aasvis heeft gevonden, maar als je hier met een vrij kleine spinner, plug of lepel aktief gaat struinen langs de rietkragen, dan wordt de kans op een snoek veel groter. Maar de kans op een ukkie dus ook.
Ik wil nu niet te lang stilstaan bij de zoetwater visserij, maar in een volgende aflevering gaan we naar een commerciele visvijver, dus daarover later meer. Vanaf het zoete merengebied in midden Jutland rijden we verder naar het zuiden richting Sonderborg, waar we weer te maken krijgen met het zoute water van de Oostzee. Het is de bedoeling dat we langs de kustlijn van het schiereiland Als een paar zeeforellen gaan vangen, dus we zoeken- en vinden een camping waar de caravan pal aan het water staat. Toppie.
Dat had ik thuis natuurlijk allemaal vooraf bekeken met GoogleEarth, dus ik wist van tevoren exact op welke plek ik het liefst mijn vismobiel zou neerzetten. In het hoogseizoen kun je pech hebben met je tentplek, maar buiten de schoolvakanties is het hier heerlijk rustig en sta je vaak pal aan het water.
Als ik de steiger van de camping oploop zie ik in het water overal krabben lopen, grondeltjes wegschieten, donderpadjes wegzwemmen, garnalen rondhuppen, zeepierenstrontjes, mosselen, schelpen, zeesterren, anemonen en allerlei ander zeeleven. Het barst ervan. Voor de rest is hier alleen maar... wind... water... en een zee aan ruimte. Hier voel ik me nóg beter thuis dan in het zoete water.
Zodra de caravan is opgezet pak ik akuut mijn spinhengel, trek m'n waadpak aan en loop zo ver mogelijk weg van de bewoonde wereld de zee in, waar ik een paar uur alle kunstaas-registers opentrek, maar helaas geen zeeforel aan de lijn krijg. Geeft niet. Heb heerlijk staan onthaasten. Don't worry, be happy.
Hoewel ik me nu toch afvraag of het wel slim was wat ik deed. Is het nou juist wèl- of juist niet verstandig om in de buurt van een fuik/net/staandwant te gaan vissen ?
Je kunt zeggen: dat net is daar bewust neergezet omdat die beroepsvisser door jarenlange ervaring weet dat daar de meeste vis zwemt, dus dat moet een goeie stek zijn.
Maar je kunt ook zeggen: door die netten wordt de vis juist gevangen en afgeschrikt, dus dit is een waardeloze stek, omdat je letterlijk achter het net vist. Zeg het maar. Wat is de meest logische redenering ?
In mijn vriendengroep zitten een paar jongens die verdraaid handig zijn met de vliegenhengel.
Ik moet zeggen: petje af voor de manier waarop die mannen stug kunnen doorvissen.
Urenlang in een koud nat waadpak in zee staan te trappelen in het mulle zand.
Je evenwicht proberen te houden ook als er golven komen.
Sierlijk en functioneel blijven werpen met een lange soepele hengel.
Zorgen dat je geen knopen in de lijn gooit en proberen de lijn gestrekt op het water te leggen.
Uitzoeken wat exact de juiste afzink- en binnenstrip snelheid is om een aanbeet uit te lokken.
Geconcentreerd blijven focussen op dat ene puntje van je vliegenlijn.
Een kakelbont scala aan zelfgebonden vliegjes in allerlei sierlijke doosjes.
Tiptop kleding, ademend waadpak, slimme schaartjes, potjes met vet enzovoort.
Vliegvissers hebben van hun hobby een kunst gemaakt.
Die bliksemsnelle reaktie bij een aanbeet, dat heffen van de hengel en het flitsend strekken van de lijn.
Zo'n fluitende vliegenlijn die spetterend van een reel af spuit. Zo'n wilde zeeforel die spectaculair uit het water springt. Dat gedoe om de vliegenlijn met de hand weer binnen te strippen en dat gehannes om de lijn weer op de reel te krijgen en tenslotte het probleem om zo'n vechtende vis precies boven je schepnet te krijgen... Dat is echt een hele kunst.
Zelf kan ik redelijk vliegvissen en ik vind het mooi om te zien, maar of het ook de beste-, dus meest succesvolle manier is om vis te vangen... dat vraag ik me vaak af. Vliegvissen aan zee, zoals veel Deense zeeforelvissers dat doen, heeft twee grote nadelen. Twee zwaar meetellende minpunten.
Ten eerste kun je bij harde tegenwind vreselijk moeilijk werpen. Dan ben je als vliegvisser gewoon kansloos.
Ten tweede kun je met een vliegenhengel in verhouding maar zo'n klein gebied afvissen.
Even een simpel sommetje: als mijn vismaat met zijn vliegenhengel 20 meter werpt (maar met tegenwind haalt 'ie dat niet eens), dan kan hij om zich heen hooguit een cirkel afvissen met een straal van 20 meter. Dat is een oppervlak van Pi maal de straal in het kwadraat, ofwel Pi maal 400 vierkante meter.
Maar met mijn strakke 2.40 m spinhengel en een 10 honderdste gevlochten lijn en een pilkertje van een gram of dertig gooi ik zeker 60 meter. Dat is 3 maal zo ver als mijn vismaat. Dus dan is het oppervlak dat ik kan afvissen Pi maal 3600 vierkante meter, ofwel 9 keer zo groot ! Dat is nogal wat.
- Ik heb dus qua bevisbaar oppervlak 9 keer zoveel kans om een zeeforel tegen het lijf te lopen.
- Met mijn strakke spinhengel en mijn verre worpen kan ik ook bij tegenwind een flink eind komen.
- Ik hoef die (meestal schuwe) vissen niet zo dicht te benaderen als de vliegvissers.
- Ik hoef niet persee in het water te staan, waardoor de vis zou kunnen wegschrikken,
- Als ik ergens vis zie springen, kan ik er snel heen lopen en met een strakke worp precies over die hotspot binnendraaien.
- Bovendien kan ik met mijn verre worpen ook de diepere plekken bereiken, waar de wadende vliegenboys niet bij kunnen komen. Kortom, zeeforel vangen kan ook op een makkelijke manier.
Vliegvissen op zeeforel is de hogeschool van de sportvisserij, het is een kunstvorm die weggelegd is voor pure specialisten. Maar als ik als allround-visser naast die mannen op dezelfde stek zou staan... dan pakte ik toch een pilkertje, met een vlieg ervoor.
Want er zijn meer slimme manieren om het vliegvissen en het kunstaasvissen te combineren. Een handige manier om diezelfde vlieg drie keer zo ver weg te werpen en andere trucs die je kunt uithalen om zeeforel aan de lijn te krijgen. Dat zullen we de volgende keer gaan bekijken.
Terwijl de late avondzon wegzakt achter de horizon hoor ik alleen het kabbelen van het water en het gesnater van een zwaan. Verder niets. Alleen maar rust en stilte. Heerlijk.
Tot volgende week.
Vissersgroeten van Geert Luinge