‘DE DUNNE LIJN…’ (3)

‘DE DUNNE LIJN…’ (3)

door Luc De Baets

Als je het volledige water aanpakt bereik je in theorie alle vissen: zowel de sedentaire als de rondtrekkende. De vissen gaan na verloop van tijd duidelijk ook veel meer solitair azen. Ze hebben geen soortgenoten meer nodig om zich te laten opgeilen.

Een heel interessant nevenverschijnsel daarvan is dat de negatieve conditionering zich dan op dat aas veel minder snel doorzet. In lekentaal: je krijgt minder snel aasdressuur, omdat de vissen zo veel minder de ‘kans’ krijgen om elkaar negatief te beïnvloeden.



Geen nood als je er één verspeelt. Je krijgt vrijwel gegarandeerd een herkansing. Het is gewoon soms gortig, hoe vaak dezelfde vissen zich bij een dergelijke aanpak op hetzelfde aas laten terugvangen. Heel wat karpers (voornamelijk de echte ‘boilievissen’, en dat zijn vaak de grootste exemplaren van het water, of zij die deze status hardnekkig ambiëren) komen er op een hardnekkig gevoerd aas twee tot vijf keer uit, en het mij bekende record is veertien keer (die met zijn rood buikje op La Maxe). Dit hangt hoogstwaarschijnlijk ook voor een deel samen met het gegeven, dat azen op die aassoort niet plaatsgebonden is, nog iets dat flink ‘dressuurvertragend’ werkt. Eens ze met het aas vertrouwd zijn kun je met een gerust geweten eens een poos (weken tot zelfs maanden) niet voeren. Een paar voerbeurten volstaan dan om de zaken weer naar het oude niveau te tillen. Wanneer de vangsten teruglopen en je het tegen dan ‘daar en zo’ nog niet kotsbeu bent kun je nieuwe impulsen geven en de zaak nog behoorlijk wat rekken door hetzelfde aas in drie of vier verschillende formaten te gaan aanbieden. Hetzelfde bereik je door de vorm te veranderen. Het is verbazend wat voor opleving je op een ‘teruglopend’ aas kan krijgen door bijvoorbeeld de overstap te maken van kogelrond naar cilindervormig. En voor zij die absoluut niet verzadigd raken: omdat de vissen, zeker als ze er over een héél lange periode (één of twee jaar, bijvoorbeeld) mee geconfronteerd werden, het aas jaren later (dus zelfs wanneer er in die periode geen kruimel meer mee werd gevoerd) nog steeds herkennen, kun je het na lange tijd nog eens allemaal - aan een rendement van misschien zeventig percent van de eerste campagne - met veel minder moeite overdoen.

Wat stel ik het allemaal simpel voor hé? Wel, mensen, het is gewoon ook niet moeilijker dan dat. Het duurt wel jaren van experimenteren, massa’s boilies draaien, andere mensen op hun wateren ook aan het werk zetten, feedback verzamelen en (weten te) interpreteren, en noem maar op, voor je zo ver bent dat je met een zo ‘moordende’ aanpak op een karperbezetting te keer kan gaan. Dat er beperkingen zijn weet ik ook wel; je gaat me in dit verband niks nieuws vertellen. Ik heb in mijn ‘carrière’ het meeste wel gehad, dank u wel. Kosten, kilometers, tijd, moeite, andere karpervissers en nog tal van andere problemen of probleempjes, specifiek voor elk water of elke echtgenote in kwestie. Maar het is zoals bij zo veel dingen in het leven: als je het echt wilt, dan ga je er gewoon voor.



En als je het op je ééntje niet ziet zitten, sla dan met één of twee vrienden de handen in elkaar; dat verlicht de pijn op vele fronten.(slot)