DUNNE LIJN ’ (2)
door Luc De Baets
Ga regelmatig voeren; zeker de eerste weken
of maanden. Hoe vaker je voert, hoe meer je het proces versnelt.
Maar probeer niet de zaken te forceren door een week of twee overal
volle bak te dumpen. Dat werkt lang niet zo goed.
Elke dag voeren hoeft echt niet. Een keer of
drie per week volstaat ruimschoots. En eens je de zaken aan het
lopen hebt, kun je de frequentie eventueel laten zakken. Eén
of twee keer per week (bij voorbeeld na het vissen) volstaat dan
om de zaken te onderhouden, zelfs om ze nog positief te laten evolueren.
Kies je tijdstip goed. Start niet op rond het paaien of in de winter.
Eind augustus, begin september is ideaal. Je kunt er dan in het
najaar nog mee vissen. Eventueel kun je zelfs eens proberen om de
zaken in de winter (op een laag pitje) aan de gang te houden. Geen
paniek als dat niet echt lukt. Stop dan maar met voeren en start
het aas opnieuw op in het voorjaar. Wees maar niet bang dat ze je
aas tegen dan vergeten zullen zijn.
Vergeet nooit: de tijd werkt in je voordeel. Je werkt naar een climax
toe die, afhankelijk van de wateroppervlakte, het aandeel van het
water dat je ‘bewerkt’, de voorgeschiedenis (mate van negatieve
conditionering), de hengeldruk (concurrentie van ander aas), de
voerfrequentie en -hoeveelheden, een paar weken tot een paar maanden
op zich laat wachten, maar die er gegarandeerd komt. En het zal
heel lang hard blijven gaan als je tussen de sessies door maar blijft
voeren. Door te vangen brokkelt het af, maar door hardnekkig te
blijven doorvoeren blijf je ook tegelijkertijd voortdurend opbouwen.
Dat vlakt zich uit na de climaxperiode.
Naast alle andere voordelen, waarvan ik sommige in dit boek al herhaaldelijk
en ook in andere contexten heb belicht, krijg je er met die aanpak
na enige tijd nog een hele reeks extra:
Alle stekken van het water, zelfs die waar je nooit een voerboilie
hebt gegooid, worden na verloop van tijd voor jou allemaal productieve
stekken, als er op dat moment maar karper aanwezig is. De vissen
kennen je aas, zijn eraan gewend geraakt om het overal tegen te
kunnen komen en pakken het dan ook overal.
Zodra een karper één van je boilies vindt, gaat ie
zwemmen, omdat hij na weken of maanden heeft geleerd dat het wel
degelijk de moeite loont om te gaan zwemmen en zoeken, want dan
vindt hij er gegarandeerd nog. Dit is allemaal conditionering, mensen
, en conditionering is één van de belangrijkste begrippen
in de omgang met dieren. Het is dé manier om een dier te
laten doen wat een mens wil dat het doet. We gaan ‘het dier’ dus
(met zekere beperkingen, want ze moeten natuurlijk willen azen)
doen zwemmen wanneer wij dat bij uitstek willen, namelijk wanneer
we zitten te vissen. Interessant, let op: door rond elke rig een
tiental boilies te voeren en tot zelfs tientallen meters links en
rechts ervan (en evt. ook ervoor en erachter) hier en daar telkens
één of enkele boilies te strooien, komt een vis vanzelf
wel tot bij jou. Lokaliseren in omgekeerde richting heet dat. (wordt
vervolgd)
Lees verder deel: 1
2 3
Meer
Karper (archief)
Terug
naar vorige pagina