De drie jaargetijden aan het Oostvoornse meer (deel 2)
Door Rob Kraaijeveld
Superlangzaam
Bij het meer aangekomen stappen we voorzichtig in het water, wat beslist niet meevalt in het donker, ook al niet vanwege die brokken steen die hier voor de oever in het water gestort zijn. Aan mijn korte leader van een goeie halve meter 25/00 knoop ik een zalmeitje dat goed ingevet word. Pardon, een leader van maar een halve meter? Jawel, u leest het goed. Mijn zalmeitje moet namelijk vlak boven de bodem worden aangeboden. Langzaam trek ik vervolgens een meter of tien, twaalf vliegenlijn van de reel en zeg tegen mijn maat: “Nou Remko , kijken of je het nog kan.”
Het is alweer een maand of vier geleden dat ik een vliegenhengel in mijn handen hield. De laatste jaren vis ik ook veel op snoek, op groot water met de boot. Is ook erg leuk. Voorzichtig begin ik wat onwennig te werpen en krijg de lijn een metertje of tien weg. Ik laat het hele spul naar de bodem afzinken. Wat ik nu gaat doen is het belangrijkste van de wintervisserij aan het meer. Je moet je zalmeitje of booby namelijk superlangzaam binnenstrippen. Hoe langzamer hoe beter. Uitzonderingen blijf je houden. Ook ik heb wel eens vis gevangen aan een snel binnengeviste streamer, maar over het algemeen krijg je meer aanbeten als je langzaam stript. “Shit, gemist!” hoor ik naast me in de schemer. Ik mis er één hoor ik Remko zeggen. Een kleintje waarschijnlijk, want hij voelde kleine tikjes op de top van zijn hengel.
Grote plons
Na een worp of vijf gaat het werpen weer als vanouds, gek dat je het zo snel weer oppakt. Superlangzaam strip ik mijn lijn binnen. Dan voel ik een minuscuul klein tikje, gevolgd door een ruk en tegelijkertijd vliegt de hengel omhoog en zet ik de haak. “Hangen Remko!” Tien meter voor mij zie ik in de schemer een vis uit het water komen. “Een kleintje”, roep ik. Snel dril ik de vis uit en even later kan ik een kleine forel onthaken en weer terugzetten. De kunstvliegen die wij hier gebruiken zijn voornamelijk kleine booby’s en zalmeitjes en zo nu en dan kleine drijvende garnaaltjes.
Zalmeitjes blijven super…
De kleuren van de zalmeitjes zijn meestal oranje of geel; de booby’s vaak in fluorescerende kleuren. We vangen nog een paar kleine forellen wanneer het langzaam licht begint te worden. Ineens gebeurt het. Een gigantische ruk aan de hengel en voor ik het weet is de vijftien meter vliegenlijn voor mijn voeten verdwenen. Een goede twintig meter voor mij breekt het water open en hangt er een dikke forel in de lucht, die met dezelfde vaart en een grote plons terugvalt in het water. Gelijk vliegt hij naar links. Ik probeer hem een beetje af te remmen wat ook al niet erg lukt. Al struikelend probeer ik de vis langs de kant te volgen. “Die is er al een eind vandoor”, zegt Remko, die ondertussen achter me is komen staan. “Wel een meter of veertig”, antwoord ik. Langzaam worden de runs nu minder en korter en dril ik de vis langzaam uit op de reel. Een minuut of acht later land ik een prachtige forel van 66 cm. Het is een vrouwtje. Snel maken we een paar foto’s en zetten haar voorzichtig terug. “Als dat geen geslaagde openingsdag is dan weet ik het niet meer”, zegt Remko.
We vangen die ochtend vijf forellen; vier kleintjes en die dikke van 66 cm. Het seizoen is goed begonnen. (wordt vervolgd in de zomer)