De Allrounder deel 9
Spinnen op witvis
Door Bart Debaes
Brrr, wat is het koud buiten. Ik ben in de tuin een molentje aan het volspoelen met een te testen lijn. Joachim van Bright-Baits vroeg me om na te gaan als deze 4/100 iets zou zijn om op zijn site te verkopen.
Hij wil hierbij zeker niet over één nacht ijs gaan, en dus zijn een paar testvissers (de hier zeer toepasselijke) 'klos'. Ik beweer zeker niet dat ik hier tegen opzie, maar zo een lijn-testdag van een Fins merk dyneema kostte me ooit een paar afgeknalde pluggen, snap je?. Deze Finse lijn is nu nog enkel goed om streamers te binden
Dyneema is een perfecte lijn om streamers mee te binden.
Ik krijg Tom aan de telefoon. Hij zou eventueel komen piepen als ik aan het silverdropshotten ben, maar het huidige weer lokt hem minder dan de feestjes waarop hij is uitgenodigd. Niet dat hij een 'softie' is, maar voor gewoon wat voorns ziet hij het niet zitten om deze kou trotseren.
Vreemd toch dat ze met al die moderne middelen toch zo ver naast het weerbericht kunnen zitten. Het moest een zonnige, warme dag worden, maar deze grijze koude, met ijzige wind overgoten somberheid heeft daar weinig van doen.
Zoals steeds als vissen in het hoofd zit, haalt het hart het toch op het verstand, dus laad ik de wagen en vertrek. Voor alle zekerheid heb ik een extra fleece mee, en bovendien mijn nieuwe warmtelaarzen.
Met de aanvang van de lente komen die vaak in afslag, dus leek het me het ideale moment om ze aan te schaffen. Van dit model vernam ik enkel positieve noten, dus lijkt het me, nu toch nog, een goede keuze.
Terwijl ik onderweg ben, werkt de zon zich steeds meer door het wolkendek. Een half uur later sta ik warempel aan een zonnige stek. De vis heeft ook duidelijk zin in een portie zonnewarmte. Een grote school kleine voorns hangt hoog in het zeer zacht stromende water.
Al snel blijkt dat er nog weinig vis tegen de bodem aan zit. De beten komen tijdens het silverdropshotten slechts met grote tussenpozen. Vanwege de kou had ik mijn montage zo gemaakt dat ik met mijn haken zo dicht mogelijk tegen het gewichtje aan zat.
Dit bleek verkeerd ingeschat te zijn, de vis bevindt zich hoger van de bodem. Nu en dan ondervind ik dat ik aan vis haper als ik mijn betonijzertje ophaal.
Vorig jaar trof ik met mijn zoon ook zo een dag. Dries vond er toen niet beter op dan recht onder de hengeltop zijn loodje ondiep te laten hangen. Hij ving op die manier veel sneller dan ik, lachte me er zelfs mee uit, tot ik hem na-aapte natuurlijk.
Uitgelachen door mijn meer vangende jongste.
Even proberen als dit nu ook lukt. Ik schat de halve diepte in, en houd de hengel zo stil mogelijk. Tien seconden later gaat er een 'tik' door het handvat, en ondertussen slaat de hengeltop door, vis! In gedachten bedank ik zoonlief.
De volgende aanbeten komen even snel, al moet ik telkens wel net een ander plaatsje innemen. Door de dril zijn de meeste vissen telkens wat verschrikt, en opgeschoven.
Op een gegeven moment komt een schooltje kleine blankvoorns in mijn richting zonnen. Ik kan ze gemakkelijk mijn made voorschotelen. Alle vissen zwemmen er echter netjes om heen!!!
Is dit vanwege het feit dat ze hier hoog in de oppervlakte beter de 14/00mm onderlijn kunnen opmerken, en dat dit dieper in het bruine water minder het geval is? Ach, veel tijd besteed ik er niet aan. De exemplaren die wat dieper zitten zijn namelijk ook bijna de helft groter. De meeste halen zowat 16 centimeter, “prima snoek-aasvissen” zou Hedwich hen noemen.
De stek voor me lijkt helemaal uitgevist. Beten komen bijna niet meer. Vlak langs de muur weet ik echter dat er een smal talud is waar slecht een 80 centimeter water bovenstaat.
Ik probeer mijn gewichtje hier op te gooien. Op die manier vis ik ook ondiep, en kan zo een paar bleitjes plukken. Dan kom ik vast te hangen. Door spanning op de hengel te brengen probeer ik los te komen. Waaw, hoe ver buigt mijn hengel hier door op de 14°° onderlijn, dat zet ik even op foto.
En dat met slechts 14 honderdste lijn!!!
Het ultieme bewijs dat deze Spro Micro-shooter heel goed overweg kan met dunne lijntjes. Ik durf zelfs niet zo veel spanning te steken op de hengel om de onderlijn door te trekken. Recht op het handje gaat dit direct. Ik ben wel zo goed als gans mijn montage kwijt.
De gedachte is om aan de slag te gaan met een veel langere afstand tussen lood en zijlijntje. Vroegere ervaringen bewezen hiervan de vangkracht al. Terwijl ik mijn klosje fluorocarbon uithaal, kom ik echter op een ander ideetje.
Ik diep een dispenser kleine loodjes uit mijn visjack. Eentje ervan gaat op het onderste stuk lijn. Daarboven komt op een zijlijntje een nieuwe haak. Even kijken of ik dit nog kan gooien. Dat valt nog mee, al breek ik zeker geen nieuw afstandsrecord.
De afzinksnelheid valt me echter tegen. Met mijn arterieklem plaats ik nog een tweede loodje. De werpafstand is nu direct al verbazingwekkend veel groter. Ik bereik gemakkelijk de overkant van het riviertje. De Micro-shooter doet duidelijk zijn naam eer aan.
De snelheid van afzinken bevalt me ook stukken beter. Ik spin het geheel behoedzaam binnen. Nu en dan laat ik het geheel wat afzinken, op zoek naar de juiste diepte van aanbieding.
Een felle uitslag van de hengeltop lokt een even snelle reactie van mijn pols uit. Tof, het systeem blijkt te werken. Een kleine baars is de eerste die me ermee komt feliciteren.
Felicitaties van een baarsje.
De volgende worp laat ik al wat langer afzinken vooraleer ik aan het spinnen ga. Het is een prima keuze. Ik vermoed dat ik nu een 80 centimeter diep vis, en die laag is prima voorzien van vissenlijven. Het zijn blankvoorns en bleien door elkaar.
Ze blijken samen in één school te zwemmen. Geen bakken tot nu toe, maar ze komen aangenaam snel. Dit samen met de nu sterk doorgekomen zon, laat me al helemaal fleuren. Wat ben ik blij dat ik toch gekomen ben.
De teller loopt warm, en mijn hoofd houdt alles netjes per vissoort bij. Blankvoorns 38, bleien 21, en ruisvoorn 2. Wat een toffe visserij. Naast het feit dat het me zo goed lukt, ondervond ik al bij de eerste vissen dat ik meer plezier heb aan de dril.
De vis moet zich enkel verweren tegen de hengel, en niet tegen het lood dat hem constant naar onder trekt. Al vis je maar met zeven gram, voor een vis van 15 centimeter zal dit toch een behoorlijk gewicht zijn om te torsen. Hieraan verspeelt hij veel kracht, kracht die hij niet kan gebruiken om de hengel te laten buigen.
Voor zo een visje is zeven gram al een fitnessgewicht.
Opnieuw kom ik vast te hangen aan een niet geziene tak onder water, en verlies mijn haak.
Het vliegvisdoosje dat werd omgebouwd tot silverdropshot-doosje.
Snel het reservedoosje opdiepen, en een nieuwe onderlijn knopen. Te haastig blijkbaar, want mijn zijlijn hangt wel echt dicht tegen de loodjes aan. Wat nu, opnieuw knopen, of toch maar eens zo proberen. Ze zijn toch heel erg bijtlustig vandaag. Er is geen verschil te merken in het aantal aanbeten.
De te dicht geplaatste loodjes vormen vandaag geen probleem.
Toch ben ik er zeker van dat dit sommige dagen helemaal anders zal zijn. Ik probeer verschillende manieren van binnenvissen uit. Met versnellingen, of laten vallen, rukjes geven, heffen, doch niets doet het beter dan het traag binnenspinnen van het geheel.
Vaak zijn de beten fel, maar soms lijken ze gewoon op zacht haperen. Ik begin steeds vaker met succes te slaan op deze vertragingen. Wat me opvalt, is dat ik meer en fellere beten krijg als ik stroomafwaarts ingooi.
Ik behaal echter een veel kleiner percentage verzilverde beten. Stroomopwaarts is dit net omgekeerd evenredig. Veel minder beten, maar bijna alles is raak.
Bij het silverdropshotten is dit ook vaak zo, maar sommige dagen is het net omgekeerd. De reden waarom ben ik nog aan het zoeken. Schuin stroomafwaarts is vandaag het beste compromis te behalen.
Het blijft echter wel zo dat je elk plekje waar je een vis ving best wat gerust laat. De school is daar ofwel weg, ofwel zo verschrikt dat de beten minder vlot komen. Afwisselend van kant naar kant, ver en dicht is de beste tactiek.
De grootte van de vis begint echter af te nemen, en ook de beten komen nu minder vlot. Dit is het teken om een volgende stek aan te boren. De eerste worp resulteert in de eerste vis: 25 centimeter blei.
Een blinkend-zilveren 25 centimeter blei.
Het gaat bijna te goed om waar te zijn. Ik besef wel dat ik hier met buitengewone omstandigheden te doen heb. De vis ligt hier nog massaal op hun winterverblijf, en ze zijn extra actief vanwege de eerste zonnewarmte. Binnen een paar weken, als de vis vertrokken is naar de paaiplekken, zal de spoeling hier veel dunner zijn.
Misschien stap ik het best even door naar de stek onder de boom, waar ik vorige keer de mooiste vissen scoorde. De zon staat hier warm op de stenen muur, en ik kan zelfs mijn jas uitdoen.
Heerlijk zonder jas op een eerste lentedag.
Ik zie verschillende wandelaars wat vreemd kijken naar de combinatie van heel dikke warmtelaarzen, en de rest van de lichter geklede visser.
Warme voeten zijn zeker geen probleem nu.
Als ze wat blijven kijken zijn ze wel verwonderd van de snelheid waarmee ik vissen boven haal. Ook hier zijn er niet echt grote te vangen, maar dat zal wel eerder te maken hebben met de diepte waarop ik vis.
Een aantal keren probeer ik wat dieper te vissen op zoek naar een bak, maar ik ben vandaag al zo verwend dat één worp uitvissen zonder beet, me direct al weer hoger doet vissen. Tja, vissers als ik zijn gauw verwend.
Kruisende kajaks.
Twee kajaks doorkruisen de stek, maar ook daar trekken de vissen zich niet veel van aan, de teller loopt verder: Blankvoorns: 57, bleien: 42, en ruisvoorns: 2.
Een vaste stok visser komt even mijn systeem bekijken. Hij had hier de ganse namiddag behoorlijk gevangen, maar kreeg het laatste half uur geen beet meer. Ook hij had ondervonden dat de vis ver van de bodem af lag, maar mijn montage moet hij echt even zien.
Hij is al even verwonderd als ik, dat dit poepsimpel systeem zo goed vis vangt. Dat ik deze afstand ook constant kan halen met slechts een paar miniloodjes vindt hij ook straf. De test-lijn scoort hier in ieder geval al goed op.
Het vreemdst vind hij nog dat ik nooit in de war gooi. Dit was me ook al opgevallen. Bij het silverdropshotten is dit eigenlijk het meest vervelende euvel. De onderlijn draait zichzelf op door het tollen van de made bij het verplaatsen van het geheel.
Hierdoor komt het zijlijntje rond de hoofdlijn te liggen, en vallen de beten weg. Nu is wel te zien dat de hoofdlijn wat is opgedraaid, maar ik heb er verder geen last van.
Slechts één worp in de ganse namiddag zat verkeerd. Een mooie dikke blei, of waarschijnlijk een hybride laat me geruime tijd van een dril genieten. De vis is goed gevleesd, maar het geeft niet de indruk dat het om kuit gaat. De foto levert me een halve selfie op.
Goed gevleesde hybride met halve selfie.
De vaste stok visser roept er een, door hem gekende, vliegvisser bij met de woorden: “Je moet hier eens kijken naar deze specialist”. Als je me heel nauwkeurig had gemeten bij het horen van die woorden, dan had je me zeker 2,356mm zien groeien.
De volgende worp, waarbij ik mijn uiterste best doe om erg ver te geraken, gooi ik echter mijn hengeltop af. Een volle tien centimeter kleiner dan daarnet draai ik me om en pareer: “Zie je het nu hoe goed die “specialist” het kan, en hoe je het moet doen?”
Ze kunnen er wel om lachen. Ik zelf ook; aan dat verhevene heb ik eigenlijk weinig boodschap.
Een paar grotere kolken verderop doen me opnieuw verkassen. Je weet maar nooit dat ik daar een wat grotere ruisvoorn kan plukken. De eerste worp levert een gemiste minibeet op, maar dan is het hier over.
Hoe kan dat nou? Ik probeer alle soorten diepten uit, maar nog een gemiste mini-tik is het enige antwoord van daar beneden. Zou het zijn omdat de zon hier weg gevallen is? Het is alvast stukken kouder geworden, mijn jas heb ik al opnieuw aan.
Even nog een wat zonnigere plekje opzoeken. De enige plaats met nog wat zon, is de eerste stek van de dag. De vis is hier nog lang niet weg. Ze komen opnieuw vlotjes. De zon is zijn daling al een tijdje gestart. Het warm-gele licht dat hiermee gepaard gaat doet me naar mijn fototoestel grijpen.
Warm avondlicht.
Tijdens het fotograferen komt mijn onderlijn in het water te hangen. Een duidelijke beet lokt een armreflex uit, en zo kan ik nog een vierde soort boven halen. Een kleine winde zorgt voor deze bonus.
Het warme gele licht maakt langzaamaan plaats voor een veel koelere schaduw. Ze hebben nachtvorst voorspeld, en dit laat zich nu al gevoelen. Als ik er mee ophoud is vooral mijn linkerhand ijskoud.
Hij is door het onthaken van dik meer dan honderd stuks, deze namiddag bijna niet droog geweest. De buitenthermometer in mijn wagen duidt 4°C aan, en mijn handen kunnen echt wel wat verwarming gebruiken.
Mijn gloeiende vissershart echter,straalt van voldoening, ik heb weer iets leuks ontdekt.
Debaes Bart