De Allrounder 29
De kleine beek in (te)vele kleuren
Door Bart Debaes
Ik heb er het voorbije jaar wel vaker aangedacht: de kleine beek in het Oostenrijkse Stall. We boekten er in augustus opnieuw bij Gerhard, omdat de omgeving zo mooi is om er te gaan wandelen, de keuken er lekker is, en natuurlijk het vissen er ons zo goed bevalt. De ‘balkonbloemen’ staan ons op hun mooist op te wachten als we de oprit omhoog rijden.
Balkon in Oostenrijkse stijl.
Kurt is er al met zijn gezin, en zo te horen, blijkt het hier de laatste dagen hevig te hebben geregend. Voorlopig geen vissen dus, vanwege te hoge rivierwaterstanden. We vullen de eerste twee dagen met bergwandelingen, en houden de riviertjes in de buurt goed in de gaten.
De derde dag blijkt de Möll voldoende uitgeklaard en wagen we onze kansen. Het gaat (vooral bij mij) een stuk moeilijker dan vorig jaar, maar met dagvangsten van 40 à 50 vissen mag er niet worden geklaagd. Op visdag drie wil ik dan toch terug naar mijn superleuke indianenbeekje van vorig jaar.
De ogen en de benen krijgen hier voldoende te verwerken.
Kurt is geen liefhebber om dit nog eens aan te doen, omdat hij er vorig jaar in september bedroevend weinig kon vangen. Ik heb voorlopig een gans ander beeld van het watertje, en wil er persé naar toe. Bijgevolg zet ik Kurt af aan de grote rivier en rijd alleen door.
Gerhard waarschuwde dat er mogelijk na de middag nog werken zouden worden uitgevoerd aan de bovenloop van de beek, en dat het water dan wel troebel zou kunnen zijn. Vanaf het eerste brugje snel even gepiept, en ja hoor, voorlopig is het water kraakhelder. Ik geraak halfweg het parcours mijn wagen kwijt, en stap vol verlangen, en met stevige tred naar de monding van het watertje.
Ik baad al in het zweet als ik daar twintig minuten later aankom. Hier was ik nog nooit. Het is een wat bevreemdend, onnatuurlijk zicht dat daar een gemetselde barbecue op de oever van het water staat. Hier zullen waarschijnlijk al heeeeel verse forellen op de rooster geroosterd geweest zijn.
Een snelle forellenbarbeque?
De eerste bakjes na de stroomversnellingen leveren al gelijk een paar vissen op. Die ene regenboog deed echt wel zijn best om zijn persoonlijk record hoogspringen te verbeteren. Ik geef hem er met plezier 9/10 voor, en 10/10 voor het geleverde hengelplezier ;-). Na ieder klein watervalletje verwacht ik in de stillere bakjes vis.
Na iedere versnelling liggen aanlokkelijke stekken.
Dat komt niet altijd uit, maar het houdt goed de spanning er in. Zo schuif ik langzaam stroomopwaarts op. Net zoals ik verwacht had wordt de tor-imitatie in foam prima gepakt. De rest van zijn aangeraden vliegen deden het ook al goed. Ik zal de man die ze me aanraadde een fotootje sturen als bedankje. ;-) (zie all-rounder 28) Deze van die zwarte sedge-forel lijkt me wel wat.
Bedankt voor de prima vliegen.
Dat soort van foamvliegen zijn uiterst interessant op dit soort stekken, want gewone droge vliegjes worden te snel onder water getrokken door de vooruit gespoelde leader. Eenmaal onder blijven ze daar ook, terwijl de drijfkracht van de foam deze keverimitatie steeds weer boven water brengt.
Extra leuk is dan nog, dat het grijpen van deze vlieg meestal niet erg subtiel gebeurt. Al komt nu en dan een forel wel het zaakje grondig inspecteren, en soms volgt dan wel eens een weigering. Na het eerste uur staat de teller toch al op negen stuks, en al zijn het zeker niet allemaal ‘beren’, ik amuseer me hier rot.
Dan plots uit het niets begint het water minder doorzichtig te worden. De kleurverzadiging zwelt snel aan, en vijf minuten later begin ik me af te vragen als ik hier nog een vis zal kunnen vangen! Het stroompje is nu gans grijs-beige geworden, met een millimeter doorzicht.
Zo goed als geen doorzicht.
Ik hoop dat de vis in dit ondiepe water toch nog een glimp zou kunnen opvangen van mijn vlieg, maar die hoop vult na een tijdje enkel de laarzen van mijn waadpak. Ik check mijn horloge; het is pas 10:00 uur. De werkmannen zijn vandaag wel extra vroeg gestart met hun waterwerken.
Er zit niets anders op om er de brui aan te geven. Ik baal stevig als ik een uitweg zoek uit deze bedding. Het vraagt wat klauterwerk vooraleer ik in het omsluitende bos beland. Is het nu deze klauterpartij, of zijn het de vier croissants, of het stukje taart van vanmorgen dat op mijn darmen beginnen te werken?
Gelijk hoe, de druk is al gauw te groot; het waadpak, en meer, moet hier dringend af. In een zalig stille plaats weerklinken minder zalige geluiden, en ik neem aan dat u van de 'uitkomst' niet direct een foto behoeft.
Werkelijk ‘ontlast’ stap ik verder naar boven. Een tiental meter verder bots ik op een ietwat lugubere plaats. Het doet het eerste moment denken aan zwarte magie, maar dan bemerk ik een foto van een poes. Hoogstwaarschijnlijk een begraafplaats van een lievelingsdier. De tooi er van bewijst hoe graag deze kleine tijger werd gezien. Hopelijk heb ik daarnet niet teveel de plek onteerd.
Een vreemd getooide begraafplek.
Ik stap verder de hoogte op. Hierbij moet ik steeds verder van het water weg, om bij de auto te geraken. Het is ondertussen echt warm geworden, en ik ben blij dat het waadpak uit mag. Met de drinkbus in de hand stap ik naar het brugje dat kortbij de beek overspant. Ik knijp twee maal met mijn ogen als ik het water bezie.
Het ziet er helemaal niet meer troebel uit! Hoe kan dat nu? Zo snel? Waarschijnlijk lieten ze een prop vuil water los, hogerop de beek. De vraag is nu moet ik hier nu opnieuw starten, of komen er straks nog veel van die proppen? De ‘goesting’ om de beek te bevissen krijgt de overhand. Ik zoek een plaats om bij het water te geraken. Dat blijkt niet zo gemakkelijk te zijn, maar zoals het spreekwoord zegt: “waar een wil is, is een visplek”
Het water staat echter een stuk hoger dan daarnet. Hard duwt de stroming tegen mijn laarzen aan, en regelmatig schuif ik weg op plaatsen met grind, waar ik zelfs maar net tot kniediep in sta. Het maakt het vissen niet gemakkelijker, en de drils minder tof, want de vis wordt eerder weggespoeld dan dat hij echt kan vechten.
De wat grotere regenbogen maken dan weer ten volle gebruik van deze stroming, en soms moet ik er een stuk achteraan klauteren, om ze geland te krijgen.
Geland na een stevige dril.
Op een gegeven moment komt een Atalanta-vlinder rond mijn hoofd dwarrelen. Heel erg kortbij neemt hij plaats op een vlinderstruik. Hij lijkt helemaal niet schuw, dus maak ik van de gelegenheid gebruik om wat tegenlichtfoto’s van hem te nemen. Wat blijven deze insecten toch fotogeniek.
Deze Atalanta speelt graag fotomodel.
Het water blijft echter stijgen. Blijkbaar lossen ze hogerop nog meer water. Op veel te veel plaatsen staat op zicht geen water meer, maar enkel helderwit schuim. Ook hierin blijken de vissen mijn aas niet te vinden. Vangen wordt steeds moeilijker en het waden steeds hachelijker.
Helder maar toch ondoorzichtig water
Net na een grote steen zie ik een bijna stilstaand plekje, waar nu zeker een vis moet liggen. Twee seconden draait mijn droge vlieg rondjes voor ze van het water wordt gesnapt. De vis gaat gelijk stroom afwaarts, en mijn automatische Bolt-reel geeft met een paar korte tokken aan dat er lijn moet worden bijgegeven. Al gauw kan ik de vis wat meer uit de stroming sturen, zodat hij ‘landbaar’ wordt.
De laatste uit de beek deze vakantie.
Na deze laatste farioforel zie ik verderop nog weinig aanlokkelijk stukken water. Het water begint bovendien weer troebel te worden. Het wordt nu eerder blauw-grijs.
Blauwgrijs met een stevige stroming
Ik kan hier bovendien gemakkelijk op de oever, dus beslis ik Kurt te gaan vervoegen op de Möll. De beek had deze ochtend al teveel verschillende kleuren. De niet gevangen vissen mogen nog wat doorgroeien, tot de tijd dat ik terugkom. Hopelijk zijn de grote waterwerken dan al voorbij.
Bart Debaes