image description

Opnieuw naar het snoekenparadijs ...

De Allrounder 57 

Opnieuw naar het snoekenparadijs, meer 14 

Door Bart Debaes 

Er liggen dichtbij nog wel wat meren die ik zou willen exploreren, maar Wim heeft naar zijn zeggen, al genoeg nieuw water gezien. Hij wil nog eens “vol” aan de bak. We moeten een stuk rijden om bij de plas te geraken waar Kurt en Fré er dertig scoorden op hun eerste dag.

Ze hadden er toen niet lang op gevist, omdat ze zeker die dag nog een derde meer wilden bevissen, als eersten. Ondertussen is dat al een paar dagen geleden, dus de ‘tandheelkundige dienst’ kan al langs geweest zijn. We gaan dus eens nagaan als de tandpijn bij de snoeken al verdwenen is.

Met veel vertrouwen start ik weer met mijn gele Seducto jerkbait. De eerste uitloper van dit meer is meestal niet slecht. Kort na de rieten aan duikt het water snel naar twee meter, om daarna zacht glooiend verder te duiken naar 3.5 meter.

Halfweg de eerste rietengordel flitst iets achter mijn hap aan. Dat ‘iets’ heeft nog twee worpen nodig om over de streep te worden getrokken. Voilà, de roze T-shirt gaat alweer aan me voorbij.               


De anti-roze.

Dan slaag ik er in om nog drie beten te missen. Het zijn telkens heel korte tikken die doorkomen op de top. Hmm, misschien zijn ze de ‘tandpijnoorzaak’ van een paar dagen geleden nog niet vergeten. Als ik echter overschakel naar ander kunstaas blijven de beten helemaal uit.

Er hangt een extra lebbe aan het water vast. Om er bij te geraken moet ik door een rietgordel. Daarna loopt het traag af naar 2.2 meter. Dit aanhorend plasje is ongeveer 100 op 150 meter. Zeker voldoende om een paar snoeken te herbergen. Al helemaal als het warm en zonnig zou zijn, maar vandaag……

Ik ben al bijna helemaal aan het uiteinde, en denk al een tijdje dat het een foute gok was om het hier te proberen. Nog een paar extra verre worpen plaatsen tegen de open rieten daar, en dan peddel ik terug.

Direct na het plonzen, komt een boeggolf opzetten. Mijn molen slaat nog maar net dicht, en daar is de ruk al. Met veel kabaal in de oppervlakte komt de vis binnen. De reden waarom hij zo hoog blijft wordt al gauw zichtbaar. De snoek is niet alleen in de bek gehaakt.


Dit zorgde voor de vreemde oppervlaktedril.

Ik hoop op nog actie tegen die verste rieten aan, maar de volgende worp loop ik vast aan onderwater gelegen stoppels. Ik moet er naar toe om alles los te krijgen. Hierbij veroorzaak ik grote modderwolken, nee diep is het hier zeker niet.

Ik keer terug in mijn eigen modderspoor, en verwacht helemaal geen aanvallen meer in dit ondoorzichtige bruine sop. Toch zet ik hier en daar wat worpen, om het af te leren.                           

Het voelt erg vreemd aan als op de hengeltop toch het sein als van een aanbeet komt. De aanslag volgt automatisch. Een kleine snoek gaat het zwerk in. Bij de tweede sprong gaat hij er helaas af.

Even later gebeurt krek hetzelfde, maar deze Jackpike blijft hangen. Vreemd toch. Lagen deze vissen hier al de ganse tijd? Daarnet dacht ik alles netjes afgeworpen te hebben, en vielen ze niet aan, en nu, als ze bijna niets kunnen zien wel?

Misschien dat het gerammel van mijn jerbait hen lokte, en ze met minder argwaan de hap konden bekijken voor ze toesloegen?

Ondertussen ligt Wim al een gans eind voorop. Voorlopig moest zijn teller nog niet veel klikken. Van ver vraagt hij me als we ook hier beter niet verkassen. Ik weet echter dat Kurt en Fré best vingen tegen de overkant aan, en die kant hebben we nog lang niet bereikt; dus wil ik nog wel even doorgaan.

Het lange stuk dat Wim al voor me viste, loopt ook behoorlijk snel af. Als ik mijn kunstaasdoos open, valt mijn blik op de Piko.

Die grote lepel kreeg dit jaar eigenlijk nog geen zwemles, niet tegenstaande hij het voorgaande jaren soms er goed deed. De omschakeling blijkt een super idee. De snoeken zijn er ‘zot’ van. Ze zitten daarenboven allemaal boven de middelmaat, en vechten graag een goed robbertje uit met me.


Knap maatje snoek.

Een paar ervan hebben nog littekens van het voorbije paaiseizoen. Dat zal in dit diepere water waarschijnlijk later hebben plaats gehad dan in de ondiepere plassen. Sommige wonden zien er toch wel ernstig uit. Ik weet niet zeker als ik wel zou blijven “paaien”, als ik telkens dit soort van wonden zou oplopen.  


Liever niet dit soort van paaiwonden.

Ik geniet van een prachtig half uurtje. De aanslagen zijn hard, en soms komt de aanval direct nadat de lepel te water viel. Een paar keren gaat dit zelfs gepaard met oppervlakte gespetter.

Vanuit een boot zou het spektakel nog wel wat groter zijn, omdat je dan vanuit een hogere hoek, dieper in het water het gebeuren kunt volgen.

Soms hoor ik tussenin Wims dozen open en toe gaan. Ik ken het frustrerende gevoel wel, als je zelf voorop vist, en dat ze achter je kont aan, de vissen plukken die jij niet kon verleiden. Vaak is het moeilijk te verklaren.

Ik ben blij als ik plots gespetter hoor vanuit die kant. Daar waar het riet wat uitloopt wordt er door mijn maatje een vis gehaakt. Aan de geslaakte uitdrukkingen wat later te horen, gaat hij er helaas ook af. Gelukkig slaagt de herkansing op een andere snoek.

Tot aan die stek krijg ik geen beet meer. Net als ik bedenkt dat het ongeveer hier moet zijn dat Wim ving, knalt er weer een knappert op de lepel. Nog maar eens zit het ijzerwerk heel erg diep.


Erg diep gehaakt.

Wim vangt tegelijkertijd ook een, maar het is weer een kleintje. “Prima”, roep ik hem toe, vang jij de kleintjes maar, ik kom dan achterop om de grote te plukken.” Petrus, de patroonheilige van de vissers, bestraft me voor zoveel overmoed.

Er volgt een lange beet-loze periode. Ook de beste kant van onze voorgangers levert, tegen onze verwachtingen in, niets op. In de laatste hoek, voor we terugkeren ligt wel een pak vis.

Wim draait er al lang op volle toeren voor ik er bij kom. De beten komen vlot na elkaar, zelfs als we nog eens teruggooien op de stekken waar we net alles al afvisten.

Helaas gaan er wel een paar af, mar dat kan de pret niet drukken. De Piko verleid hier ook kleinere snoeken. De kleinste haalt zeker de 50 centimeter niet.


Ook kleinere op de Piko.

Na -tig vissen valt het stil. Omdat hier wel wat diepte staat, wil ik de stek nog eens hernemen met de Aruku. Iets dieper vissen kan misschien een bonusvis betekenen.

De eerste worp al levert het bewijs dat ik goed gokte. Helaas blijft het bij die ene. Opnieuw gaat nogal wat tijd in deze verkeerde keuze. Ondertussen scoort Wim prima tegen de eerstvolgende gordel waterdrieblad.

Tegen de tijd dat ik er aan kom, is alles al afgeroomd. Ik sta nu twee vissen achterop, maar mag dus eindelijk eens vooraan vissen.

Met grote tussenpozen komt nu een aanval. Het zijn telkens hardvechtende vissen, en aan deze kant van de plas blijken ze graag te springen. Opnieuw houd ik mijn camera dichtbij, in de hoop op wat mooie actiefoto’s. Een van de jumpers probeert tijdens de sprong de top van mijn dood-aas-hengel te massacreren.


Aanval op de hengeltop.

Wim zoekt het diepe op. Met de fireball probeert hij de ‘mother of all’ te verleiden. Als hij op een diepte van zeven meter een ruk door zijn hengel voelt gaan, slaat zijn adrenalinepomp aan op maximum. Ik zie bij toeval zijn aanslag, en die is lang niet zacht te noemen.

De verwachting om een reuzin te voelen, slaat al gauw om. Een snoekje van net 40 centimeter komt op de harde hengel heel erg snel naar boven. Het levert Wim wel de nodige moed om nog een tijd verder te ‘diepvissen’.

Concurrentieloos ga ik verder met de oevers uitvissen. Bij het binnen draaien van de laatste meters van een worp, blijkt een zeventiger te volgen. Net voor de belly slaat hij toe. Na het toehappen, dat al deels in de oppervlakte gebeurt, draait hij zich gelijk om.

De grote staart zwiept hierbij een ganse golf water in mijn gezicht. Aanslaan hoeft niet, want de vis zwemt zich met grote vaart vast op de dreg. Het is een dril op het scherp van de snee, met eerst slechts 50 centimeter lijn uit de top.

Gelukkig neemt de vis lijn bij zijn eerste spurten, zodat er wat comfortabeler kan gedrild worden. Ik ben echter ‘zoppenat’, geen ideale omgeving om de camera op te diepen. De ‘doucheleverancier’ mag dus zo weer de diepte in.

Wim miste net nog een aanbeet. De spanning die dit dieptevissen hem levert, weerhoudt hem nog wat om te verkassen. Zelf vind ik het hier langzamerhand wel voldoende geweest.

In afwachting probeer ik met een diep duikende Salmo Perch ook een dieptemonster te verlokken. Op een diepte van 6 meter ligt blijkbaar nog een ‘gustje’ de grote jongen uit te hangen.


Gustje op de perch.

Mijn teller staat hier op 14 stuks, die van mijn concullega bleef drie stuks lager haperen. Na nog een half uurtje houden we het toch voor gezien.

Als we heel snel voortdoen, kunnen we misschien nog een uur vissen in het nabij gelegen “bootje”. Ook daar trokken we al naar toe, maar toen had ik niet het gevoel dat ze daar al op waren.

Bart Debaes

ANDEREN LAZEN OOK