De Allrounder 51
Opnieuw naar het snoekenparadijs, meer 8 en 9
Door Bart Debaes
Tijdens de laatste dril was ik uit het rietveld gestapt. Vanuit deze positie kan ik nu mooi de rietflank aangooien die naar het wijd uitloopt. De eerste worp waait wat te ver van de begroeiing naar mijn gedacht. Bij de herkansing valt de spinnerbait pal naast de verste stengels.
Ik moet mijn hengel ver vooruit strekken om uit de planten te blijven. Dan bolt water op, een paar meter verder dan waar mijn blinkende bait ligt te snorren. De waterbult wordt steeds groter, en nadert steeds sneller.
Weer kan ik me in houden tot de echte aanbeet er komt. Die is tegen de verwachting in eerder zacht te noemen. Waarschijnlijk werd mijn hapje gewoon naar binnen gezogen, zonder een zijdelingse klap van de kop.
Mijn ontlading komt wat heviger. De hardheid van mijn aanslag duidt dat ik toch wat adrenaline in het bloed kreeg vanwege het gebeuren. Gelijk na mijn aantikken, lijkt het water te ontploffen. De vis keert zich 180°, en schiet de rieten weer in. Hij runt er zeker vijftien meter diep in.
Er staat zo een dertig meter lijn tussen ons, en dat zijn dus heel wat rietstengels die langs mijn lijn schuren. “Die houd ik nooit!”, gaat het door mijn hoofd. Ik houd mijn hengel zo hoog mogelijk, en heb al spijt dat ik niet koos voor mijn zwaardere hengelset.
De snoek vecht als een karper; niet alleen even hard, maar hij kiest ook consequent voor de dichtst begroeide stukken. Daar draait hij kort rond, zodat hij zichzelf vastlegt. Ik kan hem onmogelijk benaderen, want als ik dichterbij wil stappen, zink ik weg in de modder.
Met beheerste rukken, en soms ook door slappe lijn te geven, probeer ik de slimmerik weer los te krijgen. Telkens ik hem dan loskrijg, schiet hij weer naar de volgende groep rietpollen.
Dit gaat elke keer gepaard met snelle sprints die hij hoog door het water spurt; telkens met een kleine hartverzakking in mijn borst als gevolg. Het zou machtig zijn om dit gevecht in beeld te brengen, maar daar heb ik nu helemaal geen kans toe.
Ik heb mijn volle concentratie bij het drillen van doen. Hoewaaach, daar gaat hij weer; hij springt op het eind van de spurt. Whawww, die is niet ver van de meter! De kolk die hij veroorzaakt bij de terugval is immens. Na die plons voel ik plots niets meer.
Ach fu….k, ik ben hem kwijt. “Dat had ik echt wel gevreesd”, gaat het nu ontgoocheld door m’n hoofd. Onderwijl draai ik alles weer binnen, om plots………..toch weer contact te voelen. Hoe, hoe kan dat nu?
Blijkbaar koos de vis ervoor om mijn richting uit te zwemmen na zijn sprong. Mijn gemoed fleurt weer op. De afstand tussen ons beiden kortte zo wel een behoorlijk stuk in. Ik krijg steeds meer hoop.
Uiteindelijk begint hij nu en dan toch soms wat op zijn flank te liggen. Een teken dat de meeste fut er uit is. Zijn zijkant is echt wel massief.
Massieve vis.
Toch duurt het nog een tijd voor ik hem bij de kieuwbogen kan grijpen. Iedere keer dat hij dicht komt, recht hij zichzelf weer in het water. Dit is steeds het bewijs dat de vis nog niet helemaal is afgemat. Als ik mijn hand uitsteek, schudt hij iedere keer zwaar met zijn kop.
Eén keer hapert er hierbij een tand aan mijn duim. De snee die hij zo achterlaat, zal straks een lange pleister van doen hebben. Na dit kopschudden gaat hij er dan traag, maar zwaar weer van door. Hij lijkt hierbij soms op een krokodil die hoog weg zwemt.
In the way of the Crocodile.
Dan krijg ik hem toch te pakken. Na de kieuwgreep lijkt het alsof ik het handvat van een valies vast heb. Ik hef hem niet helemaal uit. De foto die ik dan zo zou moeten nemen zou veel te kort doen aan de schoonheid van deze rover.
Er is toch geen enkele vismaat in de buurt om fotograaf te spelen, dus hij mag direct terug. Hij beloont me er voor met een douche van zijn staartslag.
Weer stap ik het rietveld uit. Ze zullen hier nu wel op zijn waarschijnlijk. Toch gooi ik diagonaal het wijd nog eens op. Heel erg ver komt een massieve beuk. Wat? Nog één? Ja hoor, het feestje blijkt nog niet over te zijn.
De vis blijft nu wel te volle in het open water vechten. Na de spannende dril van daarnet lijkt dit wel een makkie. Deze haalt net de 90 cm niet, maar is dus toch wel een hele beste vis.
Net als ik de snoek vrij laat hoor ik een bekende stem me aanroepen: ”Helaba, wat is dat hier allemaal?” Ik kijk op, en zie het lachende gezicht van Guy. Zowel hij als Kenny hadden al het tumult van in de verte gade geslagen, en waren hier nu om te komen “helpen”.
Daar zijn de helpers.
Ze beginnen vanaf het open water de voorste delen van het rietveld aan te gooien. Het is echter tevergeefs. Terwijl ik de begroeiing verlaat, doe ik worpen naar het wijd toe. ‘TIK’, gaat het plots door mijn hengeltop.
De aanslag laat al aanvoelen dat het hier helemaal niet om een oma gaat. De vis doet goed zijn best, maar de vijftiger komt al gauw in het vizier van mijn camera.
Number five.
Ik moet nu door een gans stuk, waar tot tegen de kanten aan geen enkele plant staat. Ik stap stevig door, onderwijl wel constant worpen makend.
Nu en dan komt een tik door, maar ik voel telkens wel dat het één van de stenen is die kort onder het oppervlak liggen. Na dit paar honderd meter van troosteloze oever, duiken opnieuw planten op. Mijn verwachtingen liggen hoog.
Hoge verwachtingen van dit stuk oever.
Deze kant heeft echter een gans ander verloop, en bodem. Het lijkt hier eerder een stenenstrand te zijn. Tussen de planten staat erg weinig water, en soms sta ik 30 meter ervoor, om nog maar net met mijn knieën onder water te staan.
Op de vorige stek stond ik bijna constant tot aan mijn middel, en die diepte leken de snoeken meer te prefereren. Ik ben dus helemaal niet nukkig als ik de andere vanuit de verte hoor roepen, dat ze liever nog eens zouden verleggen.
Wim bleef ondertussen bij zijn ene vis, Kenny plukte er al 2, en Guy ving nog een derde. Ik rep me naar de auto. Aan mijn topstek van daarnet houd ik toch nog even halt. Eerst neem ik nog een snelle foto, en daarna doe ik nog een worp of drie, om na te gaan als ik er toch maar geen enkele liet liggen.
Compleet ‘leeg’ gevist.
Dat is helemaal niet het geval. Deze stek had ik blijkbaar goed ‘leeg’ gevist. (Al weet ik heel goed dat dit helemaal niet aantoonbaar is) Ik probeer dit straks ook te doen bij het volgende meer.
Bart Debaes