De Allrounder 47
Opnieuw naar het snoekenparadijs: meer 5
Door Bart Debaes
Als we door de weiden lopen naar ons startmeer van de dag, valt me weer een doorzichtig hoopje blubber op. Het is niet de eerste keer dit jaar dat ik dit zie, maar de gedrevenheid om snel op het water te liggen is net wat minder; zodat ik mijn tijd neem om dit even te bestuderen.
Dit is kikkerdril. De kleine zwarte stippen duiden de opkomende larven aan. Amai, het water moet echt wel veel hoger gestaan hebben, dagen voor we hier aankwamen. Dit hompje ligt zeker 20 meter van de waterrand af.
Daar kikkers enkel in het water hun eieren afzetten, moet dit meer zeker twee meter hoger hebben gestaan. De vorige keren dat ik dit opmerkte, lag de kikkerdril ook steeds ver van de waterkant.
Het vele water dat gevallen moet zijn om de meren zoveel hoger te laten staan, geeft ons een reden waarom de meeste wateren troebeler zijn dan we gewoon zijn.
Verloren kikkerdril.
Ik neem de hompen mee tot in het water, in de hoop dat ik hiermee wat kikkerlevens kan redden. Blijkbaar wordt ik beloond voor mijn goede daad. Bij de eerste worp hoef ik maar twee keer aan de slinger te draaien om mijn eerst snoek te haken. Wow, dat start snel.
Ik hoop dat ik niet te snel uit mijn startblokken schoot, want het gebeurt wel meer dat het direct daarna helemaal stil valt. Het is echter helemaal wel van dat. Terwijl Wim vlot beten krijgt, gebeurt bij mij niets meer.
Niettegenstaande er ook een paar vissen af gaan bij hem, staat hij op 6-1 voor ik nog een actie krijg. Ondertussen had hij wel veel meer beten. Wim krijgt namelijk zowel beet op zijn deadbait-hengel als op zijn favoriete Jointed.
Na veel klikkende kunstaasdozen in mijn belly, en het uitproberen van heel veel hapjes, moet ik toch overschakelen op dezelfde oranje Rapala-plug om beet te krijgen.
Dit gebeurt echter wederom na de eerste worp, en na zowat twee slingerdraaien. Voorlopig nog 6-2, ik zal dus waarschijnlijk nog lange tijd voorop mogen varen. Dat is voor mij zeker geen straf.
Helemaal al niet als blijkt dat ze verderop wel heel breed uit elkaar liggen. Het is duidelijk dat wie eerst voorbij komt, ook de enige is die vangt. Nu dat geeft Wim meer tijd om wat van mijn acties te fotograferen…
Full action.
Op een gegeven moment raakt zijn opzet helemaal in een grote nestel. In zijn verwoede pogingen om te ontwarren, stopt hij met peddelen. Vanwege de stevig opgekomen wind waait hij me voorbij.
Tegen de tijd dat alles ontward is, ligt hij wel meters voorop, pal bij het beste stuk van dit meer. Ooit had hij hier een super-uurtje met een Syclops-lepel. Driemaal raden wat er nu aan zijn speld hangt .
Opnieuw krijgt hij op de grote ‘Light-versie’ heel veel beten. Daar ik mijn zelfde Syclops een paar dagen terug er af keilde, voel ik me gehandicapt. Ik heb wel nog de kleinere versie zitten, maar voorlopig blijf ik nog even met mijn Seducto Jerkbait vissen. Deze brengt voorlopig eigenlijk evenveel vis binnen als de Syclops.
Nog eentje op de bruine Seducto.
Het is namelijk zo dat Wim weer veel aanbeten mist, en bovendien nog veel meer vissen lost tijdens de dril. Hij wordt er horendol van. Sakkerend diept hij toch weer de Jointed op. Hij krijgt hier veel minder beet op, maar er blijven er wel veel meer hangen.
Zo loopt hij in aantallen weer uit. Dan komen we bij het verste stuk van het meer. Dit is heel erg ondiep. Op de meeste plaatsen kan ik hier simpelweg rechtstaan, en alles nauwkeurig uitgooien.
In dit ondiepe gaat mijn 9-grams Syclops er wel aan. Ik krijg niet zoveel beten als mijn concullega, maar ze blijven gelukkig bijna allemaal aan de haken hangen. Is de reden hiervoor weer de kwaliteit van die Evoque-hengel?????? Een mens zou dat wel beginnen geloven.
Traag haal ik mijn achterstand op. Er paalt aan dit water een inham die ongeveer 60 centimeter diep is. De ruim aanwezige bladen van de gele plomp lokken me als een sirene de scheepvaarders.
Heel erg overtuigd ben ik niet, daar we nog maar heel erg weinig vis vingen tegen de kanten aan. Met de beelden van vangsten van voorgaande jaren voor ogen, zet ik toch door.
Als ik bijna ten einde van de uitloper ben, vrees ik dat ik hier enkel tijd heb verloren. Toch kan ik tegen de verste bladen aan, een ‘gustje’ plukken. Oef, de troostprijs is binnen.
Dan stap ik achterwaarts terug. Om niet vast te lopen in de ruim aanwezige onderwaterplanten heb ik de dobber zo laag mogelijk geschoven. Om dezelfde reden ligt die dobber ook pal naast mijn belly.
Uit mijn ooghoeken zie ik plots tikjes op die dobber. Het lijkt alsof ‘iets’ sabbelt aan mijn dode aasvis. Ik blijf even liggen om te zien wat verder gebeurt. Dan loopt de dobber traag weg, en komt helemaal in mijn richting.
Het is een vreemd gebeuren. Mijn beetverklikker komt zo dicht, dat ik hem gemakkelijk met de hand zou kunnen vastgrijpen. De snoek moet zowat tegen mijn benen aanliggen.
Ik sla, en haak de rover, maar even snel als hij is gehaakt, schiet hij weer af. “Aaach, jammer”, schiet het door mijn hoofd. Even snel bedenk ik dat ik misschien nog een kans heb.
Waar ik denk dat de aanvaller ongeveer moet liggen, laat ik mijn aas weer zakken. Het duurt 10 spannende seconden eer de dobber weer teken van leven vertoont.
Het start met een plop van een aanbeet. De dobber komt echter even snel weer boven te liggen. Daarna lijkt het opnieuw op een aanbijtend sabbelend voorntje. Tik, tik, tik, een klein beetje schuiven, stil. Weer even onder, iets schuiven, stil.
Ik vrees dat er ter plaatse wordt geslikt, en ga zacht de druk opvoeren. Ik hef de hengel tot ik weerstand voel, en die houd ik zachtjes aan. Het is het teken voor de ‘aanbijter’ om er traag van door te gaan. Als ik nu aansla, hangt ie wel goed vast. Helemaal anders dan wat ik vermoedde is dit niet echt weer een klein gustje.
Toch geen kleintje.
Als ik de inham weer uitkom, liggen er daar nog twee op mij te wachten. Vreemd toch; we visten deze stek al beiden goed uit, dachten we althans.
Nogmaals het bewijs dus, dat je lang niet alle vissen kunt vangen die er liggen, en helemaal al niet na het eerste paar worpen.
Daarom gooi ik toch ook nog eens tot tegen de bomenrij aan. Hoog en breed slingerend komt het zilver binnen. Een klein kolkje er achter duidt op een volger.
Op de volgende worp krijg ik een tikje, maar de vis pakt niet door. Ik probeer met allerlei capriolen de groenjas toch te overtuigen. Vijf meter van me af meen ik ‘iets’ te ontwaren achter mijn lepel.
Tikkend en draaiend, stopjes inlassend leef ik me uit, voorlopig lukt niets. Met de wartel bijna tegen het topoog probeer ik een laatste truc. De hengel houd ik stil, en ik weet dat de Syclops nu traag naar beneden dwarrelt.
Als hij volledig stil hangt, weet ik uit ervaring dat nog niet alle kansen verloren zijn. Plots komt keihard de knal op de hengel. Gelijk gaat de vis gierend door de slip. Hij vecht als ‘een grote’.
Aan het gele silhouet lijkt het me echter niet zo een ‘big fish’. Als hij de eerst keer boven komt zie ik waarom deze vis zo sterk lijkt. De dreg zit bovenin de rug. Aha, daarom ging mijn lichte Evoque-hengel er extra lekker rond op.
Lekker rond.
Als ik Wim het verhaal vertel, haalt hij aan dat hij net ook al twee keer de zelfde miste, maar dat hij meende dat er nog hoop was om die slimmerik te vangen.
Ik blijf kijken om het verdere verloop te kennen. De volgende worp zie ik hem weer aanslaan, de aanbeet wordt echter opnieuw gemist. Dit scenario herhaalt zich nog twee maal. “Hoe is het toch mogelijk”, weerklinkt vanuit de andere belly.
De worp erna is de vis er opnieuw, en dit keer wordt hij wel gehaakt. Na drie seconden dril gaat de vis er echter af. Een West-Vlaamse godv…. Weerklinkt, maar toch gooit de ‘kretenslaker’ nog eens naar dezelfde plek.
De plug kan nog maar één keer met zijn kont hebben geschud, als er al een nieuwe aanval komt. “Yes”, is nu de opgeluchte kreet. Snel peddel ik er naar toe.
Van deze bijzondere vangst moet toch een fotootje gemaakt worden. De snoek blijft dit keer wel aan de haken hangen, tenminste toch tot hij pal naast de bellyboot komt. Kopschuddend gaat de vis er alsnog af. Ik had hem net in het vizier.
Kopschuddend op weg naar de vrijheid.
Nadat we het ondiep plateau verlaten gebeurt niet veel meer. Nabij een uitlopend stuk riet breng ik er dan toch nog een mooie binnen. We besluiten het eerste stuk plas van deze ochtend nog eens te hernemen.
Vanwege Wims vele missers zitten daar zeker nog veel niet gevangen snoeken. Ze blijken echter niet ‘hap-graag’ meer te zijn.
Ultiem zoek ik het diepste deel maar eens op. De eerste worp met een Aruku levert me gelijk vis. Na wat bonken op de hengeltop schiet de vis schuin in mijn richting.
Hij passeert en roetsjt naar de rieten. Hij heeft ondertussen al veel krachten verspilt, en ik kan hem gemakkelijk in de oppervlakte trekken. Die is binnen.
Gehaakt in de diepte, ondiep gedrild.
Wim besluit met een shad ook de diepte uit te gooien. Bij de eerste worp haakt hij een mooie vis, net geen tachtig, maar wel de grootste tot nu toe.
We denken ‘het’ gevonden hebben, en bestoken ten volle de diepte. Het levert echter niets meer op. Plots weerklinkt auto-getoeter. We zien de wagen van Frederiek en Kurt die hier kortbij lagen te vissen.
We menen dat ze graag samen zouden eten, dus peddelen we naar de kant. Dan klinkt opnieuw een toeter, en we zien onze kameraden wegrijden. Hé, vreemd, maar omdat we denken dat het beste van dit meer er wel van af is, besluiten we om ook maar te stoppen.
Tenslotte hebben we nu beiden 18 snoeken, en samen zeker 50 à 60 aanbeten gehad, dus de plas werd al behoorlijk afgeroomd.
We gaan eten, en eens kijken op kaart waar we nu het best naar toe trekken. Als we bijna aan de wagen zijn, piept de zon door de wolken.
Wat blijft Ierland toch mooi.
Onmiddellijk ziet het landschap er nog een stuk mooier uit. De gele bloemen van de gaspeldoorn fleuren het zicht heel erg op.
Bart Debaes