De Allrounder 45
Opnieuw naar het snoekenparadijs: meer 3
Door Bart Debaes
Als we net voor het ontbijt al het een en ander willen klaar gaan zetten buiten, valt het direct op dat het is gevroren. Het ijs hangt goed vast aan de ruiten. Dat wordt schrapen straks…De lucht is open en helder, dus misschien regelt de zon het nog wel voor ons, vooraleer we vertrekken.
De zon doet inderdaad haar best, maar al gauw komt in de verte lage bewolking aanzetten, en nog wat later rijden we door de mist naar ons startmeer.
Ferm gevroren.
Vanaf de plaats waar we de auto zetten is dit zelfs helemaal niet zichtbaar. Even twijfelen we door welke weide we moeten om tot aan de oever te geraken. Na wat overleg schiet het ons te binnen. Halfweg de voettocht komt het water in zicht.
Het water komt in zicht.
Dat geeft de burger moed, en terwijl we stappen geniet ik al van het zicht op het platte water. Dat wordt straks heel rustig peddelen, perfect om het melkzuur van vorige dag weg te masseren uit de beenspieren.
Aan de oever kan ik het niet laten om het fotoapparaat op te diepen. Dit soort van mistige foto’s, boven het water werd al met duizenden getrokken, maar dit soort van beelden vervelen niet gauw.
Smoke on the water.
Door de tijd die ik hieraan besteed ligt Wim al weer 150 meter ver voor ik het water op ben. Ik geef toe: als hij direct had gevangen zou het misschien niet zo lang hebben geduurd. Ik start onmiddellijk met de felgele Seducto jerkbait. Ik weet dat de ondiepte hier behoorlijk ver doorloopt, tot net voorbij die laatste stoppelreeks. Vanaf daar gaat de 1.2m over via een korte knik, naar een traag aflopen talud.
De eerste worpen leveren niets op. Misschien liggen ze wat stil na die koude, mistige morgen. Ik besluit om de jerkbait regelmatig een stop te laten maken. Geen slechte gedachte blijkbaar, want de beten volgen vlot na het aanpassen van de techniek. Het is telkens net als er gestopt wordt, dat een ruk aangeeft dat een traag naar beneden waggelend aasje onweerstaanbaar is.
Waggelend afzakken is dit blijkbaar onweerstaanbaar.
Ik kan zo drie jacks vangen in het stuk dat Wim net voor me afviste. Misschien maakte hij ze wel voor me wakker, ik moet hem er nog voor bedanken. De lange kant levert in tegenstelling tot wat we verwachten niets op. Het eiland lonkt, want daar is altijd wel iets te vangen. Soms ook een beste snoek, al lijken die wel duidelijk gedresseerd op kunstaas.
Een mens denkt te gauw dat hij vist op behoorlijk maagdelijk water, maar ik zou toch liever niet weten hoeveel man jaarlijks deze meren in de buurt bevissen. Het zou waarschijnlijk een knauw geven in ons vertrouwen. De nul aanbeten die het eiland oplevert, versterkt alleen al dat gevoel. Dit is niet normaal.
De korte kant erachter is heel ondiep en modderig vanwege de gele plomp. Er komt wel eens en snoek uit, maar staat niet bekend als topstek. Wim monteert er toch zijn Syclops-lepel voor, en dat heeft hij goed gezien. In korte tijd mag hij op drie beten aantikken.
Helaas voor hem gaan er twee vissen van af. Omdat hij na al die jaren ervaring ervan overtuigd is dat er veel te veel vissen lossen op deze overigens prima lepel, schakelt hij over naar de Rappala jointed. De eerst blijft hangen. “Zie je wel, dat dit stukken beter gaat met ander kunstaas”, juicht hij. Als de twee volgende echter ook van de haken vallen, is zijn overwinningsgevoel al stevig verminderd.
Toch schakel ik ook over naar de grote Syclops. Ik wil wel weer eens een beet voelen. Lang hoef ik niet te wachten, deze lepel blijkt favoriet. Als de aanbijter boven komt, is het al te zien waarom de vissen er soms af gaan.
Buiten de bek gehaakt.
Dit stuk metaal wordt vaak in het midden gegrepen. De dreg zit dan niet in de bek. Door de aanslag haak je de aanvaller dan nog wel eens buiten de bek. Dat vel scheurt dan gemakkelijk door, met een losser als gevolg. Ik neem dit er met graagte bij, als ik maar beten krijg.
Mijn volgende worp zet ik erg stevig in. Mijn kunstaas lijkt wel heel erg ver te vliegen. Waaw, dat hengeltje stijgt steeds meer in mijn achting!!! Helaas, voel ik al bij het dichtslaan van de molen dat er iets fout liep; of beter nog: ik voel niets, helemaal geen weerstand.
Wat krijgen we nu? Was mijn speld niet goed dicht of zo. Snel haal ik de lijn binnen. Mijn verbazing is groot als aan het uiteinde enkel de “not-a-knot” terug te vinden is. Ik baal er stevig van.
Anders overigens een uitstekende verbinding.
Op de één of andere manier is de dyneema los geraakt. Dit maakte ik voorheen nog nooit mee; en nu net met deze lepel, die echt niet gemakkelijk te verkrijgen is. Ik heb thuis nog wel een reserve, maar daar ben ik de rest van de week niet vet mee; grmmmbbbllll.
Nu, ik moet me er niet blijven over ergeren, hij zal echt daardoor niet weer boven water komen. Mijn good old Bandit lepel mag zijn kans gaan, en hij grijpt hem met overgave.
De Bandit lepel blijkt een prima vervanger.
Aan de overkant valt me plots iets op. Er komt een bootje aangevaren, en aan de hengels te zien is het niet enkel om aan sightseeing te doen. Ik vermoed waar ze vandaan komen. Vlakbij ligt hier een B&B, en er is een kanaaltje gegraven om vanaf dit huis tot bij dit meer te komen. Het zou me niet verwonderen dat zij deels de reden zijn waarom we daarnet aan het eiland niets konden vangen.
Misschien vissen ze hier al een paar dagen aan een stuk dit water af. Ze komen onze kant op, maar op mijn 'goeiemorgen-zwaai' volgt van uit hun boot geen antwoord. Er is wel een grote kans natuurlijk dat ze het niet leuk vinden dat wij op 'hun' meer liggen te vissen.
Hun taal wordt via de wind naar ons gedreven. Ik herken Frans. We maakten het al meerdere keren mee dat Frans sprekenden hier in Ierland niet zo het sociale soort zijn. Iedereen lijkt in hun ogen concurrentie.
Franse concurrentie.
Als ik achteraan het meer de ondiepste plaat aanpak, schiet me te binnen dat dit wel een uitstekend stuk zou kunnen zijn voor mijn ‘top-blackbass-verleider’ van vorig jaar. De Lovec Rapex is zeker ook een dressuurdoorbreker, want dit is toch wel een uniek kunstaasje te noemen.
Twee worpen heb ik van doen, om de tot nu toe grootste snoek van de dag te plukken. Mijn hengel gaat goed krom op zijn vechtkracht, terwijl de molenslip zijn bekend lief wijsje zingt.
De Rapex verleid niet alleen blackbass.
Wim schoof ondertussen op naar de diepere kant van het water. Met een grote forelimitatie, aangeraden door broer Tom, zal hij een tijd op zoek gaan naar de big mama’s. Na twee missers krijgt hij er een echt grote vis op. In de oppervlakte ziet hij hem er op knallen. De haken vinden echter nergens grip.
Ik kan de spanning voorstellen waarmee hij de nieuwe worp inzet. Als de verwachte aanbeet er komt, zie ik hem heel overtuigd aanslaan. Zijn grote verwachting wordt echter niet ingevuld. Een veel kleinere snoek komt boven. Blijkbaar was deze nu net even sneller dan zijn tante.
Verder pogingen leveren niet voldoende op om het gooien met dit zware aas vol te houden. Ik ben blijkbaar niet de enige die al zo graag een pak kleinere vangt dan maar een ‘bak’ of twee per dag. Op onze lichte hengels leveren ook die ‘gustjes’ prima sport. Hup, daar is er nog eentje.
Hup, daar is er nog eentje.
Wim gaat de achterkant van het eiland een nieuwe kans geven. Daar staat niet veel meer dan 70 centimeter water, met een zeer blubberige bodem. Toch kozen een paar snoekjes deze plaats uit als uitvalbasis. Als hij de tweede wil landen helt Wim net teveel voorover. Ik lig 80 meter verderop als ik vreemde kreten hoor. Als ik me omdraai, zie ik dat mijn gabber sukkelt om zijn belly weer plat te krijgen.
De achtersteven staat onder een hoek van ongeveer 60° omhoog. Het rechtkomen lukt echter niet, en onder het slaken van wanhopig klinkende kreten wordt de hoek steeds groter. Plots schuift mijn vismaat helemaal vooruit op zijn zitting, waardoor de bellyboat nu helemaal 90° rechtop staat. Hierbij blijft hij hangen op de veiligheidsstang die voor zijn buik is gemonteerd.
Ik had het er over als ik het artikel schreef in “De Roofvis” over het gebruik van reddingsvesten in de belly: die stangen en klapzeilen voor u, geven enkel een “vals” gevoel van veiligheid. Je kunt ze veel beter niet plaatsen.
Terug naar het water nu. Wat ik in eerste instantie wel grappig vond, toen ik in het begin Wim wat zag sukkelen, is nu grondig omgeslagen. De reden hiervoor is dat mijn maatje niet meer roept. Het waarom is simpel: hij hangt met zijn hoofd onder water. Zijn zwemvliezen komen achteraan uit, en pletsen wat in het ijle, in de poging om terug horizontaal te komen. Ik peddel me rot in de poging om hem te gaan helpen. I
k vrees namelijk dat hij nooit op eigen kracht zal kunnen rechtkomen. Terwijl ik vol gas stuw, vraag ik me af op welke manier ik hem zelf zal kunnen recht duwen als ik er bij kom. Dan hoor ik ineens iemand zwaar naar adem snakken. Ik draai me om, en zie dat Wim zich heeft kunnen laten glijden onder de stang door, en weer boven water is gekomen.
Hij grijpt naar zijn boot, en duwt hem in de richting van de oever. Gelukkig is dit niet ver, want snel kan hij zich niet verplaatsen. Zijn dikke jas, en de rest van zijn kledij veroorzaken veel waterweerstand.
Als hij rechtop staat, en het gevaar geweken blijkt, overvalt me een heel sterke opluchting, en moet ik verschrikkelijk beginnen lachen. Ik weet dat dit in deze situatie niet echt hoort, maar het is onbedaarlijk. Eerst wend ik mijn gezicht af, wat gemakkelijk is als je achteruit moet peddelen, maar ik kan het niet echt stil houden. Als ik Wim dan ook zie lachen, houd ik het al helemaal niet meer. Met een beetje schaamrood op de kaken durf ik het zelf te vragen om een foto van hem te nemen; voor het nageslacht uiteraard.
Nat als een verzopen hond.
De zakken van zijn boot stonden open, maar wonder boven wonder blijkt er niets uit te zijn gevallen. Deze eendenduik betekent natuurlijk wel einde sessie. Met dit soort van natte kledij, en zowat 9°C houd je dit geen uren meer vol. We moeten droge kleren ophalen in de B&B.
Eerst nog helemaal terug naar de andere kant, dus het zal al slecht moeten gaan dat er niet nog een paar worden geplukt. Helaas zal ik dit keer de diepten niet kunnen afvissen met een Seekershad.
Een visserij die ik het liefst in dit water doe, het zal weer dromen worden tot de volgende keer. Ik leg mijn doodaashengel opnieuw in, als ik de terugkeer aanvat. Ik ben nog niet ver van mijn ‘duikmaatje’ als mijn voorn wordt gegrepen. Blijkbaar ligt naast het eiland toch nog vis. Weer geen reus, maar zoals altijd welkom.
De Deadbait hengel levert weer een kleintje.
Het onthaken wil ik wat te snel uitvoeren en ik haper daardoor aan één van de dregpunten, met een snee tot gevolg. Hm, die Mustad Ultra Point dreggen zijn toch echt scherp! Ik kocht ze op een beurs in een kortingactie, en voorlopig moeten ze niet onderdoen ten opzichte van de befaamde Gamakatsu-dreggen.
Vreemd toch dat een merk als Mustad dat ooit zo befaamd was, en zowat alle haken voor elke soort visserij leverde, nu zo op de achtergrond geraakte. Ze blijven blijkbaar wel nog altijd wel prima spul in hun gamma hebben.
Halfweg het water zie ik de Fransen hun eerst snoek vangen. Mijns inzien varen ze veel te veel rond, en vissen ze te weinig de stekken secuur af. Alles samen voeren ze waarschijnlijk al een keer of vier het water rond.
Niet zo ver van hen af knalt een snoekje op mijn dobber. Het is niet de eerste keer dat dit gebeurt, maar dit keer wordt de kunststof door zijn tandjes doorboord. De rest van de reis zal ik de plastiekbuis regelmatig moet leegduwen om hem drijvend te houden. Mijn buis ledigen klinkt even dubbelzinnig in bewoording als in het geluid dat het produceert bij het ledigen op het wateroppervlak.
Even mijn buis ledigen.
Als ik de ondiepere plateau opvaar monteer ik nog snel even de Arca jerkbait. Ik kan mijn totaal er mee opkrikken tot 11. We hebben net drie uur op het water gelegen. Wim scoorde in het laatste stuk nog goed op de Aruku, en raakte ‘natweg’ aan 14 snoeken.
Op een gegeven moment zegt hij dat Kurt en Frederiek ons staan op te wachten. Ik meen ze te ontwaren, maar als ik op de bewegende wezens in de verte inzoom met mijn fototoestel, zie ik dat ik euch andere…………… voor hen aanzag
Nee, dit zijn Kurt en Frederiek niet.
Ze hebben elk wel een sterk verhaal: Kurt kreeg een snoek vast die wel heel snel bij hem in de boot wou. Al gauw sprong deze in de belly, en bleef met een vrije dreg aan Kurts jas hangen. Onnodig te zeggen dat er wel even paniek was in zijn bootje.
Als het fototoestel wordt bovengehaald, kunnen we vermoeden dat er ook grote vis is binnen gekomen. Terwijl we de foto’s bekijken aanhoren we in geuren en kleuren het verhaal over de vangst van de ‘bak’. Frederieks ‘meter en vijf’ toont zeker imposant.
Frederiek zijn knappe snoek.
Wim krijgt echter helemaal koud, we moeten weg om droge kledij. Hopelijk hebben we nog tijd om deze namiddag een ander water aan te pakken.
Bart Debaes