De Allrounder 43
Opnieuw naar het snoekenparadijs: ‘t eerste meer
Door Bart Debaes
We starten met een beetje pech met de reis. We zijn al niet echt te vroeg vertrokken, maar Wim vergat nog iets belangrijks thuis en we moeten nog snel even terug. Een klein beetje stress duikt op als het verkeer daarenboven minder vlot verloopt dan verwacht.
Het vliegtuig heeft gelukkig nogal wat vertraging, maar daardoor komen we pas een paar uren na middernacht bij de B&B. Enkel onze gastheer bleef op voor ons maar het welkom is weer hartelijk. Het voelt helemaal niet aan dat het twee jaar geleden is dat ik hier was; eerder als een thuiskomen.
De bedden worden vlot opgezocht, want iedereen is moe, en we willen niet teveel verliezen van onze eerste visdag, morgen. Ik wordt vroeg wakker van een vreemd soort geblaas?! Het is vismaat Kurt die in de kamer al niet meer kon wachten met het opblazen van zijn bellyboat. Beetje gedreven?
Na het Iers ontbijt rept de rest ook om het wapenarsenaal samen te steken. Weer wat pech: ik vind de ventielen niet terug van mijn binnenband. Als enige hier zal ik namelijk nog varen met mijn oude ronde belly, en dat heeft zo zijn reden.
Een aantal meren in de buurt zijn erg ondiep. Ik kan dan bij stevige wind gewoon mijn peddels in de bodem steken en blijf ik netjes liggen. De rest mag om ter plaatse te blijven constant energie verbruiken, maar ik heb die lekker ten volle over voor de hopelijk komende harde drils!
Ik kan ook wel een kleinere reserveband gebruiken, maar dan kan ik die niet ten volle opblazen. Daardoor lig ik dan wat dieper in het water, en zal ik wel steviger moeten peddelen om vooruit te komen.
We verliezen eigenlijk te veel vistijd om op zoek te gaan naar een passend ventiel. Dit wordt helaas niet gevonden in de eerste paar shops, en om meer vistijdverlies te voorkomen, kies ik er toch voor om de kleine band op te blazen.
Wat gestrest stuurt mijn copiloot me nu nog in de verkeerde richting, en we komen via een gans andere weg aan bij ons eerste meer.
Vanuit deze hoek zagen we dit meer nog nooit.
In de verte zien we de anderen al varen, en vermoeden vangen. Een beetje weg en weer rijdend, vinden we een plek van waaruit we waarschijnlijk ook dit meer kunnen bereiken dwars door de weiden.
Daarvoor moeten we langs een heel oud huisje. Ik vind dat we eerst moeten gaan vragen als dat wel mag, maar echt bewoond ziet het er bij inspectie niet uit; alhoewel, in Ierland weet je in die afgelegen streken nooit.
Waarschijnlijk niet bewoond.
We zullen dus vanaf hier naar het water stappen. Pluspunt is dat we dan direct dichtbij de ‘hotspot’ zullen starten. De laatste tientallen meter moeten we ploeteren door erg venige, zompige weiden, maar de lokroep van het water boost ons.
De drang om op het water te gaan liggen is duidelijk nog stukken groter bij mijn vismaat. Het is ten slotte al 13u30, dus we verloren volgens hem, al meer dan tijd genoeg.
Ik heb me voorgenomen om mezelf niet teveel op te jagen. Genieten van elke dag staat dit jaar hoog op mijn motto. Dat zal me de rust geven die ik vanwege de drukte in mijn job, de laatste weken, wel zal kunnen gebruiken.
Bovendien zorgt het ook dat ik mijn rug minder snel ga overbelasten, en dat ik daardoor hier verplicht weer een paar dagen platte rust zou moeten nemen. Dat wil ik dit jaar zeker niet!
Wim ligt al lang te water eer ik mijn peddels om doe. Toch ben ik de eerste met vis. Mijn vismaatje koos gelijk voor het open water, richting topstek, maar hij liet hierbij blijkbaar wat goede stekken in de kant liggen.
Mooie stekken.
De wijd uiteen staande stoppels bieden als voorlopig enige vegetatie in deze hoek nogal wat schuilplaatsen voor rovers. Er staat wel maar weinig water, ik schat zo een 90 centimeter.
Ik kan er rustig tussendoor ‘wandelen’ op de toppen van mijn zwemvliezen. Zo lig ik heel stabiel, en kan ik heel secuur deze planten uitgooien, en al gauw weerklinkt de eerst ‘JA’, vis!
Ik ben gestart met een nieuwe uit te testen hengel. Zoals steeds moeten de eerste vis en de nieuwe stok samen op de foto.
De eerste vis op deze nieuwe hengel.
Deze Evoque is de 2.7 meter versie van een eerder geteste, lichtere hengel waar ik ondertussen behoorlijk zot van ben. Van deze 35 grammer was ik bij het eerste aanvoelen niet direct zo wild.
Hij is wel even mooi, zeker even gevoelig, maar niet zo parabolisch in zijn buiging. Tja, ik weet ondertussen wel dat technisch gezien die parabolische exemplaren niet altijd de top zijn, maar ik hou zo erg van een hengel die rond gaat tot in het handvat.
Het zal ergens een (overigens zeer prettige) fout zijn in mijn hersenen. Deze stok doet echter wel perfect wat van hem gevraagd wordt. Hij schiet mijn plugje ver en gericht weg, en ik voel perfect ieder stokje, en stukje wier waar mijn ‘zwemmertje’ aan voorbij komt.
Tik, plantje, tik, stengeltje, tok: aanbeet! De aanslag volgt snel, en daar is het volgende slachtoffer al. De Rapalla Jointed waarvoor ik koos, vanwege de opdiepte, volbrengt zijn verleidings-job al even goed als 30 jaar geleden.
Weer eentje op de Jointed.
Ik lig aan de kant waar de wind op staat, en het geluid komt van de andere kant goed door. Ik hoor in de verte dat Wim nog niets ving, de twee anderen zitten ondertussen al aan een vis of acht.
Vlot loop ik in, want regelmatig mag ik aanslaan. Het valt op dat de groenjassen niet tussen de stoppels liggen, maar er kort voor, op zowat 1.2 meter diepte. Toch preferen ze vegetatie, want als ik niet in de omgeving van planten vis, krijg ik geen beten.
Mijn teller staat op zes als de stoppels zijn uitgevist. Dat het paaifeest hier al voorbij is, merk ik op aan de schade die sommige aan hun lijf hebben. Al valt die meestal best wel mee, ik zag al ergere orgie-wonden. Euch, bij vissen uiteraard.
Lichte paaischade.
Op zoek naar nieuwe stekken dus. In de omgeving van het grote eiland liggen ze al met drie, dus daarop hoef ik me niet meer toe te leggen. Ik ga op zoek naar gelijkaardige stekken, als die ik net beviste.
Stukken verderop liggen die wel, al weet ik dat de bodem daar slijkerig is, en eigenlijk meestal niet te veel snoek herbergt. Terwijl ik er naar toe vaar kan ik het wat dieper water uitvissen. Ik ben blij dat ik hierbij eindelijk mijn Sedcuto-Jerkbaitje kan monteren.
De innerlijke druk hiervoor is groot, want na de uitstekende vangsten in de polder ermee, ben ik zeer overtuigd dat ze het hier zeker even goed gaan doen. Het water levert een doorzicht van 70 centimeter, dus een wat minder fel exemplaar mag aan de speld.
Lang hoef ik niet te wachten. Drie tikken ver in de vierde worp knalt er al eentje op. Aan de kracht van de aanval te voelen, zag hij deze rammelaar wel goed zitten. Los geraken kan moeilijk, want twee haken houden hem in hun gestrekte greep.
Vast in een gestrekte greep.
Erg overtuigd ga ik verder, het levert echter lange tijd niets meer op. Ondertussen kom ik aan bij de beoogde stek. Het is er eentje uit een vissersdroom. Naast de vele stoppels en de in het water staande bomen, ligt nog eens een verzonken boot schuilplaats te spelen voor de snoeken.
Helaas, net als eerder opgemerkt, de snoeken liggen niet echt ‘in’ de kanten. Op warme, zonnige dagen weet ik zeker dat het hier ‘volle bak’ los zou kunnen gaan.
Hier moet het soms ‘volle bak’ zijn.
Dat ze niet helemaal ondiep liggen, ondervind ik ook als ik een eiland aangooi dat volledig bestaat uit dichte rietstoppels. Er volgt nergens een reactie.
Nog wat verder staan opnieuw open stoppels. Het blijkt er echter nog een stuk ondieper te zijn. Er hangt ondertussen een R2Sea swimbaitje aan. Met deze V-jointed minnow vis ik graag in de ondiepste polderslootjes, dus dit kan hij zeker ook aan.
Bij een van de worpen gooi ik het ding in verwarring met mijn onderlijn. Draaiend en rollend komt het hierdoor door de oppervlakte binnen. Dit attendeert een klein snoekje dat er enthousiast achteraan gaat.
Nu en dan doet het een spetterende uitval, en probeert hij dat rare ding te grazen te nemen. Telkens als ik de tik voel bij een aanvalletje sla ik, maar ik kan niets haken.
Spektakel levert het wel. Misschien maakte ik de fout door het zaakje direct te willen ontwarren voor de volgende worp, want het aanvallertje laat zich niet verleiden door een normaal zwemmend plugje.
Het is ondertussen zonnig geworden, dus misschien hebben er nog wel platbekken zin in een ‘oppervlakte-spetteraar’. Ik monteer een merkloos aasje, ooit tweedehands gekocht, met voor en achter een schroefje gemonteerd.
Blackbass zou hiervoor waarschijnlijk het leven geven, maar de snoeken blijken niet gecharmeerd. Na een dik half uur geef ik het op.
Ik ga opnieuw het open water proberen, nu op zoek naar een wat grotere buit. De Bandit lepel mag zijn gang gaan. De tijd tussen de aanbeten in lijkt me echter wat te lang duren. De gele Ierse lepel mag dus zijn kans gaan, en die doet het net wat beter.
De gele Ierse doet het goed.
Aangezien geel het blijkbaar niet slecht doet, gaat na een tijdje als test, ook nog eens de knalgele versie van de Seducto Jerkbait aan de speld.
Ik hoop dat de rammeltjes in zijn buik de rovers extra gaat activeren. Net als zijn meer gecamoufleerde broertje van daarnet, jaagt hij de waterbewoners goed op stang. De aanbeten zijn meestal stevig, en vaak is het hapje gepakt op de ‘hap-slik-weg-manier’.
Gepakt om helemaal te ‘hebben’.
De tijd schuift echter te snel. Wim roept me dat als we vandaag nog een ander meer willen bevissen, we het verkassen niet meer moeten uitstellen. Hij vind de 13 stuks die hij nu plukte in drie uur voldoende, en heeft goesting in een ander water.
Net als ik bijna aan de oever ben, vang ik ook mijn dertiende snoek. Voorlopig gaan we dus gelijk op.
Bart Debaes