De Allrounder 38
Snoekbaarzen op snoek
Door Bart Debaes
Al krijg ik meer dan voldoende mooie tikken tijdens het winterse silverdropshotten en verschaft me deze visserij veel plezier, toch is er steeds die drang naar een zeer harde klap op de top tijdens het verticalen.
Graag sloot ik me dan ook aan op Frederieks vraag om nog eens het grote water aan te vallen. Het water dat hij voorstelde riep dan eerder vraagtekens op. Het Volkerak is nu niet echt ‘my cup of soup’.
Ik houd van veel actie op een visdag. Als er dan geen echt grote vis uit is gekomen, maakt me dat eigenlijk niet zoveel uit. Het Volkerak is dan wel een ander water: weinig aanbeten te verwachten, maar de kans op een 'Bak’ is er zeker wel.
Frederiek ving de week ervoor echter één van die grote exemplaren, bijgevolg trok dit water hem aan als een magneet. Dit keer heeft hij bovendien zijn gelukbrengende beertjesmuts mee.
Zwemmende magneten.
Ik begreep hem wel. En omdat voorgaande sessies op dat water dit jaar me eigenlijk ook geen windeieren gelegd hadden, stemde ik twijfelend toe, al zal ik mij meer richten op het snoekbaarsbestand.
Het was de bedoeling dat we er zouden zijn nog voor het ochtendgloren, zodat we een ruime visdag zouden hebben. Bijgevolg piepte de wekker me wakker om 4u30.
Het is nog donker als we traileren. Het schaarse licht van de lampen levert dan altijd een speciale sfeer. Terwijl Fré de auto wegzet, probeer ik wat van die sfeer vast te leggen in bytes. Het tegenlicht van de lampen is nu eerder een spelbreker. Er zijn meerdere poging nodig om tot een bevredigend resultaat te komen.
Volle maan in tegenlicht.
Het is altijd genieten als je op groot water ligt en de zon op komt. Soms is het dan hard om de keuze te maken tussen peuteren naar de zo gewilde eerste vangst, of ‘tijd verliezen’ aan het schieten van plaatjes. Als er op de eerste stek een tijdje niets wordt gevangen, wordt de keuze net weer wat gemakkelijker.
Subiet komt de zon op.
Met een ietwat geruster hart kan nu verder worden gevist. Ik schakel over naar de Seducto Wave tail. Het is nu aan het vriezen en V-staartjes doen het in dit koud weer meestal goed.
Zoals wel vaker, voel ik dat ik wat beter ga vissen, als de grootste visstress na die 'eerste vangst' is verdwenen. Toch vreemd dat dit zo erg in het kopje kan zitten, terwijl uitwendig waarschijnlijk niet goed te zien is dat er echt anders wordt gevist.
In ieder geval kan ik na een paar minuten nu aanslaan op een eerste aanbeet(je). Die aanslag gebeurt echter 100% in het luchtledige. Vijftig meter verderop kan ik me weer gaan verwonderen hoe ze het toch doen, om zo een ‘bok’ te geven op de hengel, en zich toch aan geen enkele haakpunt te prikken.
Toch geeft me deze boenk ergens al een voldaan gevoel. Ik wou nog eens een harde aanbeet, nou, die had ik dus al. Dat de ‘blauwen‘ beten uitlokt, geeft het vertrouwen een boost.
Mijn kapitein slaagt er ook in om een tweetal beten zonder vis te laten eindigen. Het daarop volgende beetloze halfuur dwingt ons echter tot verkassen.
Het lijkt alsof de zon niet echt tevreden was met haar vroegste schilderijtje. Ze haalt nogmaals haar penselen uit en zet opnieuw kleurtinten in de lucht. Twee maal op één morgen, met 20 minuten tussen, dat vraagt om een tweede maal camera-actie. Tijdens het fotograferen, zie ik uit mijn ooghoek Fré er nog ééntje missen.
Voor de tweede keer zonnekleuren die ochtend.
Niemand zal vreemd opkijken als mijn kapitein bij het volgende verkaswerk stuurt in de richting van de “big-mama-stek” van vorige week. Zijn verwachting ligt hoog.
Ik schakel over naar de Seducto double bodyshad om na te gaan of ze vandaag ook schoepstaarten willen. Opnieuw ben ik de eerste die mag aantikken. Het levert me geen vis op. Een tijdje later kopieert Fré ook dit tafereel.
Nog wat verderop verzilver ik een beet die mij doet vermoeden dat het hoogstwaarschijnlijk van een baarsje was. Helaas lost het na een paar seconden. Nou goed, voorlopig geen vis hier, maar wel wat actie.
We liggen hier op een kant waar we heel lange driften kunnen maken. Daar hier normaal overal vis te vangen is, besluiten we om deze stek te markeren en later eventueel terug te bevissen.
Beng!! al in de aanbeet laat de rover vermoeden dat het om snoek zal gaan. Lange runs laten mijn Puncher zijn ‘slip-lied’ zingen. Een liedje waarvan ik altijd ik goed humeur geraak. Als eerste van de dag kan deze eendenbek al tellen.
Geen slechte start.
Nu het blijkt dat beide shadsoorten wat gewild zijn, ligt het weer moeilijk om te beslissen met welk één ik zal doorgaan. Ik beslis dan maar om met beide verder te vissen.
De hengelsteun in deze boot staat daar echter wat ongemakkelijk voor. Te vaak zal ik waarschijnlijk met beide lijnen in elkaar vast raken. Daarom leg ik mijn oude Tarantulla pal naast me.
Deze verticaalstok is waarschijnlijk de enige verticaalhengel die werd uitgebracht bij Arca. Het concept ervan vind ik echter nog altijd schitterend. De blank loopt gewoon door in het handvat, kwestie van elke trilling volledig door te seinen.
De verdikking van het handvat werkt daarenboven nog eens als de klankbeker van een trompet, die de trillingen versterkt. Onlangs zag ik bij de reclame van een Amerikaans merk dat dit principe werd aangehaald als zijnde revolutionair nieuw, maar zowat 25 jaar terug werd dit dus al gebruikt.
Een paar sesies geleden zag ik een boot langs varen waar ook nog zo een hengel in de steun stond, een bewijs van het feit dat ik niet de enige ben die deze hengel kan appreciëren.
Ik hoop dat Arca ooit nog eens zo een hengel uitbrengt, maar dan met de hedendaagse hoogwaardigere carbonsoorten.
De beslissing om een dode hengel bij te plaatsen, zal me die dag geen windeieren leggen. Na een half uur zie ik een minitikje op de top. Direct er na lijkt het alsof mijn kunstaas ergens is vastgelopen, want heel traag gaat de top naar beneden.
Niet ver natuurlijk, want al snel had ik de hengel in de pollen. Het zware gewicht daar beneden geeft al een indicatie. De trage bonken in het begin van de dril tonen al aan dat dit geen ‘guppie’ zal zijn.
Het bewijs wordt geleverd als de snoek later in de dril nog eens door de oppervlakte sjeest. Ver van de magische grens zal hij of zij niet zijn. Ontgoocheling dat die grens net niet wordt gehaald is er niet bij. Dit soort van vissen vormen altijd kersen op een taart, ook al ben ik aan het vissen op snoekbaars .
Als een kersentaartje.
Er moet nu een uur worden gewacht op de volgende tik. Die komt op de dode hengel met de stil hangende Waving Tail. Daarenboven komt hij op een moment dat we net afzakken van een talud.
De shad moet volgens mijn bijna twee meter van de bodem geweest zijn als hij werd gepakt.
De groenjas is een stuk kleiner dan de voorgangers, maar vecht in heel snelle runs, wat dan toch weer voor het nodige spektakel zorgt. De zon licht de gele vlekjes op het snoekenlijf mooi op.
Geelvlekje.
Voila, die kwam netjes vlak voor de middag, we kunnen nu zelf ook een hapje eten. Al stoppen wij daar eigenlijk niet voor met vissen.
Ik bewonder de vissers die dan een uurtje de hengels aan de kant leggen om de maaltijd te verorberen. Ik ben zeker dat ook dat genieten is, (en waarschijnlijk gezonder) maar wij kunnen daar geen vistijd aan hangen.
Heel vaak wordt dan gedrild met een boterham in de mond, en al is dat niet altijd handigst, het leverde ook al vaak hilarische momenten op.
Een half uurtje later, net als ik nog een boterham uitdiep, lijkt het alsof ik een minitikje zie op de Tarantula. Er hangt daar nu een Fox zander shad aan in de hoop van toch nog een vis te vangen van de soort waarvoor ik eigenlijk kwam.
Het tikje is niet het enige. Het is net alsof er kleine vis sabbelt aan je aasje tijdens het feederen. Die minitikjes blijven aanhouden, dus sla ik toch maar eens aan.
De weerstand aan de andere kant duidt niet op kleine vis, maar meldt ook geen reus aan. Mijn hengel buigt echter gewillig op elke vis, en dus is het ook nu weer genieten. Al gauw is nummer vier binnen.
Nummer vier is binnen.
Slecht gaat het dus niet, allee, toch niet als je het kunt bekijken van mijn kant. Als ze zo door gaan heb ik nog een beste dag. Het valt echter wat stil. We zoeken het wat dieper naar de 11 meter toe.
De stuurman gaat zelfs nog wat door naar de 12 meter; zijn vangdrang wint dit keer van de wetenschap dat het niet goed is voor de vis om zo diep te gaan. Ook daar lukt het ons echter niet.
We zien verderop twee boten liggen die zeker nog een gans stuk dieper vissen, maar daar doen we liever niet aan mee.
Veel kans dat dit vissers zijn die vaak kafferen op de beroepsvisserij die veel kapot maakt, maar als je op 18 meter diepte snoekbaars gaat vangen, dan kan je waarschijnlijk even goed elke vis ook de kop inslaan.
Sterven doen ze toch. Jammer dat niet iedereen dit goed lijkt te beseffen. Een speciaal gevaarte passeert ons. Dit is zeker geen alledaagse vracht.
Geen alledaagse vracht.
Verkassen dan maar weer. We trekken terug ondieper. Het is een stuk waar nogal wat structuur ligt, dus constant moet worden lijn bij gegeven of opgedraaid.
De dode hengel ook telkens bedienen is er nu niet bij, anders ben je met geen enkele stok goed aan het vissen.
Terwijl we afzakken van 7 naar 11 meter, en het aas aan de dode hengel zeker een gans stuk boven de bodem hangt, slaat deze hengel diep uit.
Vliegensvlug wordt aangeslagen. Dit keer is het wel een snoekbaars! Yes! De vis vecht weinig, en komt vlot binnen. De blauwe Wave Tail hangt uit zijn bek, enkel het dregje heeft gegrepen.
Als ik een foto maak begint de vis plots hevig te spartelen. Ik heb hem enigszins vast bij de buik, en waarschijnlijk knijp ik net wat te hard. Een floppend geluid weerklinkt.
Oei, de zwemblaas komt nu uit zijn bek. Verdorie, ik waarschuwde daarnet hier nog voor, en nu overkomt het me zelf. Mea culpa, heiliger dan de paus ben ik dus zeker niet.
Zwemblaas uit de bek.
Als Frederiek er weer één mist, weerklinkt West-Vlaams dat hier beter niet geschreven wordt. Zijn berenmuts bracht dit keer nog geen geluk. Ik begrijp hem ten volle. Zelf kan ik het ook niet erg goed hebben als anderen vangen en ikzelf niet.
Niet dat ik de anderen hun vangsten niet gun, maar ik wil zeker tekenen dat elke visdag altijd behoorlijk gelijklopend oploopt. Het zou veel frustratie vermijden.
Ik monteerde nog maar drie verschillende shads en ving al met allemaal. Mijn collega in Petrus probeerde al een halve viswinkel aan bewezen shadsoorten, scherpte zijn haken al meerdere malen bij (om de missers te voorkomen) en testte alle soorten aanbiedingen uit.
Zelfs zijn doodaashengel gunde hem nog geen enkele aanbeet. Ik begijp heel goed dat je dan kunt gaan balen.
Soorten genoeg geprobeerd.
Als de nood het hoogst is, dan is de verlossing nabij. Deze spreuk komt ook nu uit, want daar is de ’verlosser’. Niet ver uit elkaar mag hij op twee aanbeten slaan.
De eerste, gemiste versie laat my captain wegzakken in berusting. Als de volgende wel hangt klaart zijn gemoed op. Een smiling bear mag op de foto.
Een beer van een vent, maar dan een teddy .
Na een lange beetloze tijd, gaan we nog één keer verkassen. De bedoeling is om nog een baars te vangen zodat we de drie hoofdsoorten kunnen opschrijven.
De zon geeft nog wat warmte -al is 2°C niet echt warm te noemen- en ik probeer tijdens het verkassen wat van die warmte op te vangen met mijn laarzen. Gelukkig bestaat dit soort van schoeisel.
Ik mag er niet aan denken dat ik hier nu zou zitten zoals vroeger met gewone rubberlaarzen aan. De aankoop van deze Artic Boots hebben me nog geen moment gespeten.
Warme voetjes.
Ik geniet van het vaarmoment, en nog meer als ik denk aan mijn collega’s die nu lekker aan het werk zijn. Ik zit hier nu wel mooi als een heertje in het zonnetje.
De laatste stek van de dag levert ons totaal niets meer op. We moeten vroeg thuis zijn, als we niet al onze goeie punten willen verliezen.
Gouden randje.
De zon haalt toch al weer haar penselen uit als we de haven invaren. Goud siert de oever, en levert zo nog het gouden randje aan onze visdag.
Bart Debaes