De Allrounder 35
Anderhalf uurtje vliegvissen op karper
Door Bart Debaes
Van koude was dik half oktober nog geen sprake, en met het zonnetje van vandaag, moest het nog wel lukken om een karper met een kunstvlieg de bek te versieren. Er was een tweede reden die me naar de waterkant pushte.
Toen ik het laatst in de hengelsportwinkel was om mijn geliefde krillpellets bij te vullen, merkte ik dat ze van het zelfde merk ook kleine drijvende bolletjes hadden.
Daar Bait-Tech me, met voorgaande pellets, nog nooit in de steek liet, was ik gemakkelijk te overhalen om ook van die drijvende brokjes een zakje aan te schaffen.
Deze xpand-pellets lagen daar nu al anderhalve week ongeduldig te wezen, maar nu mochten ze zich gaan bewijzen. Ik hoopte natuurlijk dat ze een even goede lokwerking zouden hebben als de Krills.
Veel hoef ik niet in de auto te laden: een schepnet, vliegenreel en hengel, een doosje vliegen, en de zak lekkers. Voor alle zekerheid neem ik ook wat brood mee. Je weet maar nooit dat de Engelse smaak (Bait-Tech is van Engelse makelij) de vis niet bevalt.
Niet veel in te laden voor deze visserij.
Er staat weinig wind op de sloot die ik aandoe. Er is, niettegenstaande de zon, echter ook geen oppervlakteactiviteit te zien.
Of toch, daar in de verte draait een kleine winde in de oppervlakte. Ik voer verspreid twee plaatsen aan, nog voor ik mijn hengel optuig.
De vliegenhengel die vandaag aan de slag mag, is mijn oude Orvis Trout voor een zeslijn. Aan zijn voorganger heb ik me indertijd nog te pletter gevangen; mijn God wat een plezier heb ik aan die stok beleefd.
Hij werd echter ooit uit mijn wagen gestolen in de omgeving van Amersfoort. Kort nadien schafte ik me eenzelfde hengel aan, maar die had toch niet helemaal dezelfde actie als zijn voorganger. Hij gaf me een andere ‘voeling’, en kwam daardoor eigenlijk nooit veel uit zijn koker.
Een beetje nostalgisch greep ik er toch naar, toen ik hem in de kast zag staan. Een ‘slechte’ hengel was het zeker niet.
Als ik opgetuigd naar het water stap, zie ik gans vooraan al drie ringels. De grootte en vorm duiden op azende windes. Ze zijn erg gretig, het is duidelijk dat ze de kleine hapjes best lekker vinden.
Na een paar droge worpen om de lijn op lengte te brengen, wordt de foam tor-imitatie in hun richting gestuurd. Lang moet ik niet wachten.
De vlieg valt, en zowat bijna gelijk komt een kleine winde met een schot die verse hap pakken. Te wild blijkbaar, want hij hapt er naast. Onmiddellijk is hij doorgeschoven, op zoek naar ander lekkers.
Ik breng de lijn in positie voor een herkansing. Tijdens die droge worp zie ik een veel groter exemplaar wat verderop stijgen. Aha, dan kan ik evengoed die grotere proberen te vangen.
Een meter voor zijn bek valt het zwarte ding. Met een versnelling gaat de winde er op af. Ik zie een korte twijfeling voor hij toehapt, maar de ‘goesting’ is te groot; hij slurpt. De hengel moet diep buigen telkens hij de zware kopslagen moet pareren. Dit duidt op een zware vis.
Met zijn 43 centimeter is dit misschien wel de grootste winde die ik hier ooit ving. Nou, een prima start!
Misschien mijn grootste winde hier ooit.
De dril verschuwde de rest van de vissen. Geen probleem, ik heb nog een ander stek aangevoerd. Als ik daar naar toe stap, zie ik al van ver dat daar een vreetorgietje aan de gang is. Meerdere vissen hangen hoog in het water op zoek naar die zwarte bolletjes.
Terwijl ik ze diep voorovergebogen besluip, denk ik dat het eigenlijk wel beter zou zijn om hiervan eerst een paar foto’s te nemen. Zoveel in de oppervlakte azende karpers samen, kreeg ik nog nooit voor de lens.
De drang om er één te vangen neemt echter ruim de overhand. De lijn schiet weg, ik rem ze te plots af, en met een te grote ‘plop’ valt mijn kunstvlieg op het water. Op andere dagen had dit een negatief effect op de vis. Ze doken hierdoor vaak gelijk onder.
Vandaag lijkt het hen niet te deren. Met twee komen ze op mijn aasje af. De eerste tuit zijn lippen, en het erop volgend slurpgeluid is voor mij het teken om aan te slaan. Yes, hangen.
Mijn halfautomatische reel moet aan de slag. De lijn scheurt ervan af. Voorlopig heb ik niet veel te sturen, maar toch probeer ik de vis weg te krijgen van mijn voerplekje.
Dat lukt steeds beter, en al gauw mag het schepnet de laatste bewerking uitvoeren. Ai, ik vergat thuis mijn onthaakmat. Och ja, het gras is hier al lange tijd niet gemaaid, dat vormt ook wel een zachte ondergrond.
Voila, de eerste is binnen.
Nu de druk van de ketel is, neem ik toch wat tijd om de stijgende karpers op beeld te zetten. Ze liggen nu echter veel verspreider dan in het begin. Zowat alle Xpand pellets zijn zowat verdwenen, en ze zijn nu in een ruimer gebied op zoek naar die bolletjes.
Het is heel erg duidelijk dat ze die lekker vinden. Ze leggen zelfs niet de voorzichtigheid aan de dag om na elke hap onder te duiken. Ze blijven gewoon hoog in de oppervlakte hangen.
Voor mij is dit de max natuurlijk, want ik zie perfect waar ik moet gooien. Snel gaat nog een handje drijfaas in hun richting.
Het geluid van de vallende pellets maakt hen niets uit. Als er weer een paar dicht bij elkaar liggen, klikt de camera. Het is ver, en het water is niet helder, dus superbeelden worden niet geschoten.
Naarstig op zoek naar dat lekkers.
Al gauw komt de drang weer opzetten om er nog eentje te vangen. Fluitje van een cent blijkt, en een leeftijdsgenoot van de vorige stelt de schijfremmen van mijn slip weer op de proef.
Tijdens de dril neem ik toch even de tijd om snel een handje pellets bij te gooien; kwestie van hun vreetdrang hoog te houden.
De tweede vis, is wel wat gespierder dan de vorige, en vraagt wat meer tijd om uit te drillen. Gelukkig zwemt hij uit zichzelf weg van mijn voerplek. Als gauw mag de schepnet er onder, en de derde vis van de dag is binnen.
Zo lijkt het er op dat het eigenlijk te gemakkelijk zal worden om echt veel visplezier te gaan beleven, maar de overige karpers blijken van nu af op hun hoede. Tof, want dat zet de jager zijn zintuigen scherper.
Als de nimf nu wat te hard valt, zie je aan het gedrag van de karpers dat ze weten dat er iets loos is. Traag duiken ze dan onder.
Regelmatig krijg ik nu ook een weigerende vis. Ze komen naar boven, en net voor ze de foam-kever pakken, merken ze gevaar en sluiten de lippen. Soms zelfs gaat dat gepaard met een wild wegduiken in een grote kolk.
Ik ga er dan van uit dat ze de lijn opgemerkt hebben. Daar het nu een stuk moeilijker is om een beet uit te lokken, levert het ook een groter ‘joepie-gevoel’ op als er uiteindelijk toch nog één wordt gehaakt.
De vissen zijn niet echt groot, toch niet voor een karper, maar de vliegenlat gaat er toch telkens goed op krom.
Nog eentje bij.
Beetje per beetje begint mijn foamvlieg er eigenlijk al wat versleten uit te zien. Ze zuigt zelfs wat water op, en de drijfkracht vermindert. Maar wat wil je; Deze nimf ving al een ganse resem karper, windes en forellen.
Ze doet de naam van haar leverancier: ‘Perfect fly’s’ best wel eer aan. Een nadeel van het water opnemen, is dat ze wat zwaarder wordt, en harder op het water valt.
Ik zorgde ondertussen wel al voor een paar reservespelers. Er mag er één het veld, euch, het water op.
De vissen liggen nu nog meer verspreid. Hun rangen zijn ondertussen ook al wat uitgedund, maar toch denk ik dat er nog een karper of drie regelmatig iets komt snappen.
Ze blijven niet meer boven hangen, maar duiken na elke hap naar onder. Zo is het moeilijker om na te gaan hoeveel er werkelijk nog liggen. Blijkbaar zit bij hen de angst er in.
Dicht tegen de overkant, pal tegen het gras aan, zie ik soms een kleine ring, van een vis die slechts in een klein gebied foerageert. Dit wordt mijn volgende target.
Het is niet gemakkelijk om pal tegen de grassen aan te gooien zonder er aan vast te komen zitten. Als het dan toch eens lukt, drijft de vlieg te snel weg vanwege de wind die mijn vliegenlijn wegduwt.
Gelukkig ligt na een droge worp of twee, telkens de vlieg snel terug op de juiste plaats. Een paar keren komen het stel lippen behoorlijk dicht tegen de keverimitatie naar boven om ‘iets’ weg te snappen.
De vis maakt hierbij geen grote ringen, en de ervaring leert dat dit wel vaker van een grote, slimme vis is. Het is telkens een zeer spannend moment, dat helaas voorlopig ook steeds uitloopt op een sisser.
Kort na het opnieuw aanwerpen van de ‘graskanter’, komt hij hoog in de oppervlakte, nu wel heel dicht bij mijn vlieg. Boenke, boenke, gaat de tikker in mijn borstkas.
Plots, uit het niets, komen echter nog een koppel lippen in een grotere snelheid aangestormd. Een kleine karper wil zijn nonkel niet laten voorgaan, en steekt hem de loef af.
Even twijfel ik om niet aan te slaan, hopend dat de vis het nepaas weer uit zal spuwen. Als ik deze vis namelijk vlak bij de graskanter aantik, zal deze hoogstwaarschijnlijk stoppen met azen.
De twijfel verdwijnt even snel als hij opkwam. Dit mag niet. Wat als de vis toch slikt, en de vlieg onzichtbaar diep, achter in zijn keel komt te zitten? Niet doen dus, en ik strek heel voorzichtig de lijn.
Hiermee hoop ik dat de vis niet ‘wegknalt’, maar het eerste moment niet goed zal weten wat hem overkomt, en enigszins rustig blijft. De list lukt. De ‘kleine’ duikt rustig aan de gestrekte lijn naar onder, in de richting van het midden van de sloot.
Pas hier verhoog ik de druk, en pas nu start zijn run. Wat later ligt hij op zijn zij, om te worden geschept.
Klaar om te worden geschept.
Terwijl ik aan de dril ben, zie ik dat de graskanter nog eens naar boven komt. Ik heb dus nog een kans. Voorzichtig gooi ik nog wat Xpanders bij. De wind zal ze tot tegen de oever duwen, perfect waar ze moeten zijn.
Gevoelsmatig duurt het lang voor mijn target nog eens komt stijgen. In uurwerktijd zal dat wel niet zo lang geweest zijn.
Daar verschijnt dan toch een kleine ring. Kort erna, vijftig centimeter verder opnieuw een ring. Ik weet dus in welke richting ik moet gooien. De imitatiekever, of moet ik eerder zeggen de Xpander - imitatie, valt.
Er volgt geen plop. De worp was net wat te ver en de punt van de leader bleef haperen aan het gras. Het foamhapje hangt net boven de waterspiegel te bengelen. Een kort rukje aan de vliegenlijn, is net te zwak.
Poging twee zorgt ervoor dat mijn vlieg net naast het gras valt. Bijna gelijktijdig komt een stel lippen naar boven. Het is net alsof de vis lag te wachten tot dat zwarte bolletje zou vallen.
Met een ruk aan de lijn zet ik de haak. Wohw, dat voelt massiever aan dan alles voorheen vandaag. Is dit wel vis? Het antwoord volgt snel. De karper schiet weg, de slip moet me bijstaan. Rakketakketakketak, mijn halfautomaat geeft lijn prijs.
De vis weet zeer goed waar hij naar toe wil. Daar een eindje verderop hangen boomwortels, een stuk onder water. Instinctief, of uit ervaring, weet hij dat hij daar zijn vrijheid terug kan vinden.
Eerst duikt hij diep, maar als hij in de omgeving komt van de wortels, begint hij steeds hoger te zwemmen. Ik steek de top van de hengel zo diep mogelijk onder water, in de hoop dat mijn leader onder de worteltoppen blijft.
Dat lukt moeilijk, want de drijvende vliegenlijn, probeert om te blijven drijven. Een paar keer voel ik dat de lijn ergens kort aan hapert, maar ze blijft voorlopig heel.
De vis neemt opnieuw een run, mijn Bolt-reel ‘has to bolt’. Het is een run naar de volgende bomenrij. Daar hangen de wortels nog lager. Ik zet dus zoveel druk als ik durf te zetten met 16°° nylon.
De Trabucco tough bewijst dat hij zijn naam waardig is. Het lukt, de vis keert, en zoekt opnieuw de diepte op. Hij wil opnieuw naar de eerste bomenrij, maar het getak van mijn reel rolt niet meer zo snel bij deze poging.
Het is een teken dat de vermoeidheid begint op te komen. Toch geraakt de vis tot bij de wortels. Het is nu echter eerder loom gewicht dat naar boven komt. Even pareer ik te weinig, ik dacht te vroeg dat de strijd was gestreden.
Hierdoor krijgt de karper de mogelijkheid om zich toch ‘ergens’ aan vast te zwemmen. Mijn hengel staat als een boog gespannen, net voor de pijl wordt gelost. Verdorie, ik zal die vis toch nog verspelen.
Net als die gedacht bij me opkomt, springt de lijn weer los. Oef, nu laat ik hem niet meer zo ver gaan. Constant kan ik met de hendel aan mijn reel lijn binnenhalen. Een halfautomaat blijf ik voor dit soort visserij superpraktisch vinden.
Mijn vliegenlijn raakt nooit de grond, om er aan iets te blijven haken. Beetje bij beetje komt mijn trofee in de richting van het net. Eén keer scheppen is voldoende. De hoofdprijs van de dag is binnen.
De hoofdprijs van de dag.
Net geen zeventig centimeter. Dat is één van de grootste vissen die ik hier ooit ving. Als ik hem zachtjes terugzet, geniet ik van het trage wegzwemmen, richting zijn thuis.
Voor mij is het ook zo ver, mijn tijd is alweer ruim om. Heel erg voldaan raap ik alles samen. Wanneer ik de zak Xpands opraap gaat door mijn hoofd: ”Nou, voor de eerste ‘loktest’ zijn jullie in ieder geval geslaagd”. Ik hoop dat jullie voor veel toekomstige zullen slagen.
Bart Debaes