De Allrounder 31
‘Meer’dere visserijen in het meer (2)
Door Bart Debaes
Hoe lekker het ontbijt ook smaakte, de drang om terug te keren naar de waterkant is toch stukken groter. Vorig jaar was het hier supertof vissen met een klein droog vliegje; maar ik had toen al de indruk dat het met een klein nimfje nog wat beter zou gaan. Toen probeerde ik dat niet, omdat ik het zo leuk vond om droog te vissen.
Nu is de vliegenhengel echter al volledig voorzien om te 'mini-nimfen'. Ik zag voor het ontbijt al op vele plaatsen kopvoorns zwemmen, dus weet ik gelijk waar ik zijn moet om te starten. Het heldere water speelt weer in mijn nadeel, wat ik al van ver opmerk aan het gedrag van mijn ‘prooivissen’.
De zon staat ondertussen hoger en die prooien blijken wel al meer actief te zijn. Velen onder hen zijn bedrijvig op zoek naar voedsel. Dat opent perspectieven. Ik stel me op net naast een boom aan het einde van een rietkraag. Van hieruit zal ik de aankomende vissen aanwerpen, in de hoop dat ze me nog niet in de smiezen hebben.
Als ik na een eerste worp mijn hengel hef om een volgende worp in te zetten, komt iets aangestormd achter mijn Pheasant Tail nimfje. Ik kan me nog net inhouden om pal in de kant de eerste vis te haken. Enigszins verwondert, start ik dus weer met een baarsje.
Een baarsje ‘genimft’.
Een groepje kopvoorntjes komt lanszij, van de linkse, ‘onbedekte’ kant. Toch maar eens een poging wagen. Gelijk als mijn nimfje valt, schieten ze er op af. De winnaar van het wedstrijdje ‘om-ter-snelst-een haak-met-veertje-pakken’ doet mijn hengeltop wat dansen. De verliezers kiezen snel het hazenpad.
Ze lijken echter blijvend nieuwsgierig. Kort nadat hun maatje terug wordt gezet, zijn ze opnieuw binnen werpbereik. Minder snel schieten ze er nu echter op af en geen enkele lijkt dit keer het wedstrijdje te willen winnen. Ik steek wat beweging in het aasje en dat wekt weer wat voedselnijd op. Een versnelling is vaak de trigger in dit soort omstandigheden, en ook nu loopt er weer ééntje in de val.
Na een derde, wil ik me toch wat meer concentreren op hun grotere ooms en tantes. Het valt snel op dat deze al veel meer de klappen van de vliegenzweep kennen. Als ze van links aankomen, is de kans tot vangen erg klein. Dan hebben ze me gezien, en is de argwaan te groot. Komen kijken dus wel, ja, maar aankomen dat niet.
Het is een ander verhaal als ze van rechts, van achter de rietkraag komen. Mijn kansen liggen daar veel en veel hoger. Regelmatig komt dus een dertiger binnen. Ze vechten telkens voor wat ze waard zijn.
Kopvoorns zijn echte vechtersbaasjes.
Wat verderop opent het eethuis aan het meer zijn deuren. Het terras dat boven het water hangt, wordt geveegd en heel wat ‘dingetjes’ vallen tussen de openingen van de plankenvloer. Dat heeft een ‘feeding frenzy-effect’ op de kopvoorns die er massaal onder liggen.
Het lokt eigenlijk ook mij aan om er onder te gaan gooien. Eerst vrees ik dat de ‘terrasbazin’ niet akkoord zou gaan met het vangen van haar “huisvissen”. Ze blijkt echter geen aandacht te hebben voor een vliegvisser, en dus haal ik mijn hart op. De eerste vissen komen echt snel.
Telkens als mijn nimfje valt schieten een aantal kopvoorns er op af. De dril verstoort in het begin de groep niet erg veel. Er zitten een paar dikke dertigers tussen, maar ik kan geen enkele van de echt grote vangen die daar hun thuisbasis hebben. Blijkbaar zijn ze te slim voor me.
Nog een dertiger op de Pheasant Tail.
Als het veegwerk boven hun ‘kopvoornkoppen’ wegvalt, nemen ze weer meer inspectietijd vooraleer ze toehappen. Na een aantal tevergeefse worpen, houd ik het dan ook voor gezien; daarenboven wil ik eigenlijk weer de wat minder tamme exemplaren gaan vangen.
Knarsende steentjes doen me achterom kijken. Mijn jongste zoon slipte met zijn fiets een spoor in de gravel. Hij is nieuwsgierig naar mijn vangsten. Ik meld dat ik zeker niet kan klagen, want de teller heeft ondertussen al een paar tiental keren geklikt. “Toon me dat vliegvissen op kopvoorn eens”, vraagt hij.
Daar wil ik maar al te graag aan voldoen. Natuurlijk willen de vissen dat moment niet zo echt :-(. Een paar worpen verder haalt hij dat ook aan. Mijn vadertrots wil ik toch hoog houden, dus draai ik me linksom en gooi een schooltje kleinere exemplaren aan.
Even strippen, een versnellingetje, en daar komt 15 cm vis naar binnen. “Wohoo, cool zeg, dat was mooi om te zien!!”, Is zijn reactie. “Nog eens?”, Vraag ik hem? In de volgende worp zijn nog meer versnellingen van doen om een aanbeet uit te lokken.
Zijn enthousiasme is er echter niet minder door. Ik voel het al aan, hij is rijp voor wat meer vliegvislessen. Zijn werpen lukte tot nu toe al redelijk, maar wat bijschaafwerk zal mijn vliegendozen langer gevuld houden “Moet je een foto”? Is Dries zijn volgende vraag. Daarmee stem ik graag in, maar toch liever met een wat grotere vis. Vijf minuten later mag ik al poseren.
Toch een ietwat grotere kopvoorn dan daarnet.
De kids gaan echter wat verderop het meer gaan wakeboarden, en surfboarden en dus geraak ik mijn toeschouwer al vlug weer kwijt. Een groepje kleine visjes spettert in een waaier uit elkaar. Zou die rover ook mijn nimfje willen aanvallen? Een geplaatste worp levert me al ras het antwoord. Een prachtig gekleurd baarsje mag even fotomodel spelen. Ik ving ze hier nu al in verschillende kleurenvariaties, maar wat me opvalt, is dat de zwarte strepen zo duidelijk ver tot tegen de staart lijken door te lopen.
Mooi gestreepte baars.
Zo schuif ik traag het meer rond. Op zowat elke stek, kan ik vlot de eerste vis vangen, maar daarna lijken ze wel snel verstoord. De zon zit nu al hoog, dus kan ik dieper in het water kijken. Soms sta ik verbaasd hoeveel vis hier in dit meer wel zit. Achter elke rietuitloper bevindt zich wel een school van 10-30 vissen.
Verderop weet ik een stuk oever die een binnenhoek maakt van +10m² groot. Vorig jaar bleek dit een echte hotspot. Behoedzaam nader ik deze stek. Het riet, en het lis lijkt extra hoog gegroeid te zijn, er valt bijna niet te vliegvissen. Als het niet was dat dit hier zo goed leverde vorige keer, dan……..
Er komt nog slecht nieuws in de vorm van droge rietstokken die bijna het ganse wateroppervlak bedekken, als een vlot van riet. “Ach, ik zou beter voorbij lopen”, denk ik kort. Toch is er een andere drang sterker. Ik gooi een meter over het rieten vlot. Direct na de val van mijn aasje zie ik de lijn zich al strekken. Hohoo, de vis ligt hier dus toch, en hoe!?!
Worp na worp komen de beten snel. Het enige nadeel is dat er van drillen de laatste meters geen sprake is. De vissen laten uitrazen voor de drijvende rieten is de enige mogelijkheid. Daarna schuif ik ze binnen, over het rietvlot.
Kopvoorn van achter het rietvlot.
De gemiddelde grootte is niet mis. Vreemd dat ze lange tijd niet verschrikt worden door het drillen van hun medebroeders. Plots valt het dan toch stil, zomaar uit het niets. Het kan toch niet dat ik alles weg ving hier, dat bestaat al helemaal niet. Een roofvis die de kopvoorns weg jaagde kan ook al niet, want snoek en snoekbaars zijn hier onbekend.
Op naar de volgende stek dus, daarvan liggen er hier nog veel. Die volgende meldt zich aan als ‘niet – gemakkelijk’ Er is maar weinig plaats tussen de boomtakken om de vliegenlijn tussen te laten passeren, maar er ligt zoveel vis dat het een poging wel waard is.
Geen gemakkelijke werpstek.
Na een eerste, kleine vis, is de rest van de groep echter helemaal verstoord. Verdere risico’s om de takken te haken wil ik dus niet nemen. Een blik op mijn horloge duidt dat het etenstijd is. De brasserie aan het meer, vormt het middagrestaurant. Vrouw en kids zitten al op me te wachten.
Het is er mooi toeven op het terras boven het water. De grote groep kopvoorns zwemmen er constant onder door. Als er stukje friet wordt naar toe gegooid, ontstaat vlak onder onze voeten een ware vreetorgie. Ik denk dat de grootste en dikste ‘koppies’ van het meer hier hun oude dag doorbrengen.
Hoe goed zou het gaan om vanaf hier deze vissen te belagen met een stuk friet aan de haak. Het lijkt supersimpel, en dat zal waarschijnlijk ook wel zo zijn voor de eerste vis, maar het tij kan daarna ook heel snel keren. Dat weet ik uit ervaring op andere soortgelijke ‘toeristische voederstekken’. Ze zijn er zeer gewend aan om als prooi aanzien te worden, en hebben dan ook van hun gemaakte fouten geleerd.
Nu is er geen sprake om hier te vissen, ik heb nog vele stekken te doen verderop. Na het eten ga ik wat verderop een beetje ‘show’ verkopen aan ’t vrouwtje. Eens tonen hoe snel ik hier vis vang. We zagen hier tijdens wandelingen al een paar ‘inlanders’ vissen, en zoals wel vaker gebeurt heb ik, ook dan, aan haar getoond hoe deze eigenlijk zouden moeten vissen om meer te vangen.
Hoe vreemd het ook is, je kunt hier gemakkelijk een kwartier staan kijken naar de plaatselijke vissers, zonder ze iets te zien vangen. Eén worpje is echter al voldoende om mijn volgende vis.
Net voor het aanslaan en drillen.
Handig dat mijn eega in de buurt is om fotograaf te spelen. Jezelf fotograferen tijdens het vliegvissen, is niet altijd zo gemakkelijk. De volgende kopvoorn is net wat groter, en ook die mag op beeld. Ze oppert dat dit vliegvissen een wel heel erg gemakkelijke manier is om vis te vangen. Als ik haar glimlachend voorstel om even de hengel over te nemen, haakt ze toch af. Ze houdt het voorlopig bij de camera.
Vis met de camera vangen lukt haar wel.
Als vrouw en kids weer de boards opzoeken, stap ik stevig door naar de plek waar ik deze middag gestopt was. Er staan vele kringen op het water, ver van de kant af. Ik vermoed dat het een school Rotaugen (Red: Rutilus rutilus, in Nederland bekend als blankvoorn) is die in de oppervlakte aan het azen is. Deze vis lijkt wat op de rietvoorn, en heeft zowat hetzelfde gedrag maar ziet er net wat anders uit.
Deze school gedraagt zich echter een beetje als een school dolfijntjes. Ze schuiven aan een stevig tempo naast elkaar door het water, en happen om beurt ‘iets’ uit de wateroppervlakte. Het ‘iets’ ligt zeker niet ‘op’ de waterspiegel, dus vermoed ik dat ze poppen van muggenlarven snoepen.
Normaal zijn Rotaugen niet erg kieskeurig en hebben ze, net als onze ruisvoorn, helemaal geen afkeer van iets roze. Een klein foambolletje, dat voor de rest op niets gelijkt, moet het doen. Het vervult zijn taak met bravoure. Vlotjes komen ze binnen. Het kost me wel telkens wat moeite om de worp zo ver te maken, maar daarna geniet ik des te langer van de dril. Het formaat is telkens netjes.
Telkens een mooi formaat Rotauge.
Na een paar vissen verdwijnt de school telkens weer, om na een tijdje de aanlokkelijkheid van de ontpoppende larfjes niet meer te kunnen weerstaan, en opnieuw te beginnen stijgen. In die tussentijd kan ik me dan richten naar de kopvoorns. Ze zitten hier minder in aantal, maar de gemiddelde grootte ligt wat hoger. Het lukt me om hier de grootse van de dag te plukken.
De grootste van de sessie.
Eén bepaald stukje wil ik zeker nog aandoen. Het is een rietkraag waar vorig jaar de rotaugen wel heel wild raceten naar mijn droge vliegje. Dat moest toen, door binnen te strippen, strepen trekken op het water om deze woeste aanvallen uit te lokken.
Dit keer lijken ze minder enthousiast voor dit spelletje, en de spelertjes lijken ook eerder minderjarig. Dit tempert ietwat mijn vangstdrang, en ah ja, ondertussen staat de teller ook al boven de 60 vissen. Een voldaan gevoel over dit meervissen overvalt me. Tijd voor wat anders?
Kleinere exemplaren aan de rietkraag.
Ik besluit daarom om het aangrenzende stuk rivier, dat ook in deze gemeentelijke vergunning zit, aan te doen. Normaal is hier veel en ook grote vlagzalm te vangen, maar ik viste er nog nooit. De wandeling er naar toe is kort. Lange tijd overschouw ik de rivier.
Ik hoop een teken van leven te kunnen ontwaren in de vorm van kringen van stijgende vissen. Er is echter geen kringel te zien. Ik kan ook nergens insecten ontwaren en toch gaat een droge vlieg aan de leader. Ik heb er namelijk nog een paar nieuwe, van Perfect Flies, die nog niet mochten zwemmen.
Pal tegen de oever, duidt een donker stuk bodem aan, dat het daar wat dieper moet zijn. De sedge-imitatie wordt boven die put gestuurd. Behoorlijk snel volgt er een reactie. Een knappe bruine forel verheugt me om deze vlotte start.
Hoopgevende start.
Deze startsnelheid wordt echter niet aangehouden. Er volgt op vele worpen geen reactie. Een zeer kleine kring lokt mijn aandacht. Naar grootte en vorm vermoed ik een kleine vlagzalm. Ik knoop een dun gebonden, kleinere droge vlieg aan.
De eerste worp ligt perfect in de verhoopte lijn. Net op dezelfde plaats van daarnet verschijnt weer een kringetje. Die aanbeet wordt echter gemist.
De volgende worp leidt tot hetzelfde resultaat. Daarna volgen twee slechte worpen. De stress speelt me parten in het aangooien van de stek. Even diep ademhalen en de vis wat rust geven. Nu lukt het me om mijn vlieg weer juist te serveren. De aanbieding wordt aanvaardt door deze kleinste vlagzalm die ik ooit in Oostenrijk ving.
Mijn kleinste 'Österreichischen äsche'.
Wat later komt Gerhard, de eigenaar van ons gasthof de Dorfshenke eens kijken, hoe mijn visserij lukt. Hij is positief verast van de grote aantallen op het meer. Toch spreekt deze visserij hem echter minder aan; het riviervissen is meer zijn ding.
Dat ik na die kleine vlagzalm al anderhalf uur op zoek ben naar een volgende buit, vindt hij nog verrassender. Hij geeft me tips en aanwijzingen over stekken en manieren van vissen, maar ook samen komen we er niet uit. Hij vindt dit vreemd, net als het gebrek aan ringen van stijgende vissen.
Soms zie je er hier honderden over de rivier, verhaalt hij. Als ik aanhaal dat ik de rest van de dag wel op het meer zal doorbrengen, doet hij me een tegenvoorstel. De dagrest doormaken op één van de duurste stukken rivier van de omgeving.
Daar moet ik nog een mooie avond maken, zegt hij. Hoe kan een mens daar nee tegen zeggen. Een rit over berg en dal, en door weiden brengt me bij een prachtig stukje rivier. Waaw, wat is het hier mooi. Geen wonder dat Gerhard deze stek uitkoos om op zijn vliegvis-flyer te plaatsen.
De foto gebruikt op de flyer van de Dorfschenke.
Helaas ligt mijn camera nu in mijn auto. Gerhard weet de vlagzalmen perfect liggen en algauw plukt hij er één. Deze demonstreert met bravoure waarom hij 'vlag'zalm heet. Gelukkig heeft mijn gastheer een behoorlijke camera op zijn smartphone.
De naam ‘vlag’zalm werd niet gestolen.
Het snelle verval en de grote rotsblokken zorgen voor een extra moeilijkheidsgraad om je vlieg goed te serveren. Mijn leader moet ik een groot stuk verlengen. Bij de worp moet deze dan in een zijdelingse lus worden gelegd, zodat de droge vlieg toch een paar seconden kan blijven liggen in de luwte achter een steen.
Elke keer dat het zo lukt om een vis te doen stijgen, geeft je het gevoel dat je die aanbeet echt wel hebt verdiend. Het kost wel constante concentratie. Ik kan een zestal fario’s vangen en luk ook een paar wild springende regenboogforellen.
Al deze vissen kosten telkens behoorlijk wat driltijd. Dit omdat ze perfect weten hoe ze de stevige stroming moeten gebruiken om ‘lastig’ te doen. Mijn vliegenhengel staat dan ook heel erg vaak hoepeltjekrom, en de slip van mijn Bolt vliegenreel moet veel bijspringen om de leader heel te houden.
Oei, een blik op mijn horloge duidt aan dat ik eigenlijk al aan het avondmaal moest zitten. Gerhard is ondertussen al een gans stuk opgeschoven, ik kan hem zelfs niet vinden om afscheid te nemen, dus moet ik mijn eigen weg terugvinden naar de wagen.
Tijdens het aftuigen, kan ik toch nog genieten van het dal dat zich stilaan klaar maakt om de avond te ontvangen. Wat is het hier toch mooi.
Een echt mooi, visrijk dal.
Veel kans dat we hier in Stall volgend jaar opnieuw zullen boeken. Op visgebied kan je hier in ieder geval zeker ‘meer’dere kanten uit.
Bart Debaes