De Allrounder 21   Herkansing in Oostenrijk: de kleine beek

De Allrounder 21 

Herkansing in Oostenrijk: de kleine beek 

Door Bart Debaes

Twee dagen nadien, mogen we weer aan de bak. Helaas hadden we dag ervoor opnieuw een hele warme dag, en ook nu was rivier de Möll sterk grijs gekleurd. Ontgoocheling bij ons vissers natuurlijk, maar al snel kwam onze pensionhouder met mogelijke oplossingen aandraven.

In die zin wil ik de man zijn pension wel echt aanraden. Ik plaats hier dan ook graag een link bij om zijn gasthuis op te sporen.

Gerhard belde een aantal andere watervergunninghouders uit de buurt op, om te vragen hoe het bij hen zat met de bevisbaarheid. Zowat bij iedereen klonk het niet erg hoopvol, dus moest er nog een andere oplossing komen.

We wisten niet dat Gerhard ook vergunning had voor een paar beken in de buurt, en gelukkig wilde hij ons die wel eens laten zien. Bij de eerste aanblik ging ik al gelijk overstag. Dit was een indianenvisserij die ik heel graag nog eens wou doen.


Hiervoor ging ik direct overstag.


Het leek me dat onze gids toch niet helemaal zeker was van de al of niet goede bezetting van dit riviertje. Op mijn vragen op dat gebied antwoordde hij steeds nogal vaag.

Hij was zeker dat er vis genoeg zat, maar omdat er al zo lang niet werd op gevist, kon hij geen recente gegevens kwijt. We geloofden hem echter op zijn woord, en gingen de uitdaging aan.

Naast elkaar stroomopwaarts trekken, zoals op de grote rivier, was hier zeker niet mogelijk, dus we moest kiezen wie welk deel zou aanpakken.

Kurt was het minst overtuigd van de bevisbaarheid, en de visrijkdom van dit watertje. Bovendien had hij geen ervaring met dit soort klautervisserij, dus liet ik hem het onderste stuk aanpakken.

Daar was het wat breder, beter bewerpbaar, de stroomversnellingen rustiger, en de watervalletjes waren kleiner, met een groter aantal aanlokkelijke putjes er achter.


Beter bevisbaar.


De auto konden we zowat halverwege het traject kwijt, zodat elk ongeveer even veel tijd had om zijn stuk te bevissen. Vanaf deze parkeerplaats kon ik al niet te water, de oevers waren gewoon te steil. Noodgedwongen moest ik een stevig stuk stroomafwaarts om over grote rotsblokken het water in te klauteren.

Eenmaal daar aangekomen had ik zicht op een smal paradijsje. Een gelukzalig gevoel borrelde op, wat is het hier mooi. Er zal geen supervangst van doen zijn om dit tot een prachtige voormiddag om te toveren.

Het was heel lang geleden dat ik nog zo een klein watertje aanpakte, maar dit hier met de droge vlieg afvissen, leek me super. Ik koos voor een niet te dunne leaderpunt van 16°°, kwestie van de vis toch een beetje van de gevaarlijke stekken te kunnen afremmen.

Alhoewel, echt grote vissen verwachtte ik hier niet. Een goed zichtbare bruine sedge als vlieg leek me een prima keuze. Na drie korte worpen werd dit kleinood al grof weg geslurpt. Wow, dat ging snel. Vlug een foto van mijn eerste vis, misschien volgen er niet veel meer.


De eerste uit de beek.


Ik had de beek echter verkeerd in geschat, want zowat overal waar ik een ligplaats van een forel vermoedde, kwam er ook eentje mijn vlieg pakken. De grootste moeilijkheid was echter de zichtbaarheid van de vlieg.

De bruine uitvoering mocht ik al snel verwisselen, want ik was vaak meer op zoek naar waar ze was gevallen, dan ik deftig aan het vissen was. Die bruine verdween in het kleur van de ondergrond en de vele schuimende draaikolken.

Ik meende dat een zwarte uitvoering beter zou scoren op zichtbaarheid. Vlak na de eerste worp kwam een forel al aantonen dat zij in ieder geval de vlieg goed kon zien. Een paar collega-forellen, waren het met die eerste eens.


Zwart blijft een lievelingskleur voor vele forellen.


De vlieg zakte al gauw wat dieper in de waterspiegel, en opnieuw moest ik te vaak zoeken naar waar ze rond drifte. Zeker nu de zon hoger was geklommen en met haar fel licht mijn zicht wat hinderde.

Ik schakelde over op een eigen creatie: een droge vlieg volledig opgebouwd uit oranje polywing. Zeker al ze pas ingevet was stond ze erg hoog en heel erg zichtbaar op het water. De zonnestralen maakten haar kleur tot het oranje van een fluo-hesje.

Het was een vinding geweest die ik in eerste instantie gebruikte als beetverklikker als ik met een nimf viste. Niettegenstaande het ding compleet onnatuurlijk was, werd het wel vaak gegrepen door de vissen die ik eigenlijk met de nimf onderaan wou vangen.

Een haakje inwerken in deze pluk polywing was dus de logica zelve, en er sneuvelden ondertussen al heel veel vissoorten aan. Ook in de polder laten de ruisvoorns deze oranje hap niet graag passeren.

De vis bleef regelmatig komen, maar steeds meer leek mijn uitstap op een klimparkoers dan op een vliegvisparkoers. Op een paar plaatsen stond het wateroppervlak zelfs op ooghoogte als ik gewoon recht stond.

Het is een zeer vreemde gewaarwording als je vlieg daar een paar meter voor je drijft op dezelfde hoogte als je kijkt. Het vissen op zo’n stek was leuk, maar leverde nooit iets op. Misschien gelukkig, want het landen zou zeker niet gemakkelijk zijn geweest.

De klim, de waterval op, was dat even vaak niet. Het kostte me soms een kwartier om letterlijk hogerop te geraken. Zeker op de plaatsen waar het water schuimend kolkte, en mijn zolen niet veel grip kregen op de gladde stenen was het soms hachelijk.


Hierdoor waden is soms hachelijk.


Na een bocht viel ik in een vreemde verrassing. Mijn liefelijk beekje was verdwenen. Het was veranderd in een dikke plastic buis die zijn inhoud over naakte rotsen braakte.


Weg mooi riviertje.


Het leek wel een onaangenaam sprookje waarin de prinses werd omgetoverd naar een lelijke heks! Het gaf me gelijk ook een vreemde gewaarwording alsof ik de ganse tijd in een wel heel kunstmatig watertje had gevist, volledig aangelegd door mensenhanden. Wat verderop waren die mensenhanden dan ook aan het werk in de kraanbediening.


'Beekaanleg en Co' aan het werk.


Ergens van binnen knaagde iets aan me dat mijn ganse visserij misschien toch wel wat kunstmatig was geweest. Aan de andere kant nam mijn verstand het al gauw van mijn gevoel wat over.

Er zal wel geen rivier zijn in Oostenrijk, misschien niet in West-Europa, waar de laatste 100 jaar geen werken zijn aan gebeurd. Rivieren dienen namelijk niet alleen om in te vissen, maar dienen in oorsprong om water weg te voeren.

Dat door erosie zaken soms wel eens anders beginnen te lopen dan bedoeld, zorgt er voor dat de werken noodzakelijk zijn. Het is hier dus niet anders. De vis heeft daar compleet geen weet van, en doet gewoon verder wat zijn instinct hem opdraagt.

Het bewijs kwam er al snel, als ik in die ruwe leegte toch een paar beten konden versieren. De visjes waren wel steeds iets onder de maat.


Ook hier kwamen beten.


Hier vliegvissen was toch minder idyllisch, dus vatte ik de terugweg aan. Al gauw kwam ik bij de hoogste waterval die ik nog niet zo lang geleden had beklommen. De afdaling zou nog wat hachelijker worden.

Een extra motivatie was dat ik, naar onder gooiend in het schuim van de waterval, een knappe regenboog op mijn sedge kreeg. Drillend afdalen vormde wel een extra moeilijkheid. Het was best wel een grote vis voor zo een kleine beek.


Best wel een grote beekbewoner.


Met de droge vlieg stroomafwaarts vissen bleek al gauw geen goeie optie. In het schuimende water vond ik te moeilijk mijn vlieg terug. Als oplossing zag ik het stroomafwaarts vissen met de nimf.

Ik geef alvast ootmoedig toe, dat dit niet mijn sterkste manier van vissen is. De bedoeling was de schuimende putjes aan te pakken, net onder de watervalletjes.

Een uit de kluiten gewassen beetverklikker kreeg de opdracht zijn naam hoog te houden. Het duurde een tijdje voor ik de juiste manier, en nimfgewicht vond om mijn aasje correct aan te bieden, maar dan ging de 'aanbetenpoort' open.

Vreemd genoeg gingen er wel behoorlijk wat vissen af, telkens kort na de aanslag. Regelmatig kwam een stevige vis naar boven. Dit waren steevast regenboogforellen.

Nu en dan moest ik een stukje er achteraan lopen om mijn lijn hoog genoeg boven de rotsen te kunnen houden, als ze weer eens een stroomafwaartse run hadden gemaakt.


Regelmatig een stevige regenboogforel.


Hoe lager ik kwam, hoe lager ook de watervalletjes. In de kleinere putjes naar onder lagen er evengoed vissen op me te wachten.


Ook vis in de kleinere putjes.


Bij Kurt was het zelfs nog een stuk beter gelopen. Hij had het vissen met de droge vlieg al veel sneller opgegeven, en was aan de slag gegaan met de stroomopwaarts geviste nimf.

De stevige beetverklikker, die er kort voor zat gemonteerd, hadden de forellen niet verschrikt. Bij het middagmaal haalde hij aan dat we misschien toch eens konden gaan kijken als het water in de Möll al helder genoeg was geworden. Het bleek een goed idee te zijn, want de rivier was inderdaad weer heel snel uitgeklaard.


Opnieuw snel uitgeklaard.


Dat een uitklarende rivier vaak op zijn best is, werd ook nu weer bewezen. Ik ving me werkelijk te pletter. In de resterende vier en een half uur ving ik 52 vissen!

Ik maakte het eerder nog nooit mee, maar hier kon ik twee maal in een namiddag meemaken dat ik op vijf worpen ook vijf vissen binnen bracht. Ik ging voluit met de stroomopgeviste nimf. Opnieuw mocht ik met een paar mooie, sterke vlagzalmen een robbertje vechten.


Sterke vlagzalmen.


Het kleur van hen was telkens weer wat anders. In het ondertussen echt heldere water lukte het me om met de onderwatercamera een leuke snapshot van één van hen te maken.


Onderwatersnapshot van een rustende vlagzalm.


De camera mocht opnieuw klikken als ik tijdens het verkassen een ringslangetje ontdekte. Het beestje repte zich om zo snel mogelijk van mijn grote laarzen weg te kruipen.


Een zeer jonge ringslang.


Even verassend was het feit dat ik verderop nog een knappe kopvoorn kon scoren. Hij kwam uit dezelfde geul als ik net ervoor een vlagzalm mocht vangen. In dit stuk van de rivier is dit een niet dagelijkse gebeurtenis. De vis was hierom zeker niet minder welkom.


Verassing in de vorm van een kopvoorn.


Het einde van de visdag kondigde zich aan. Ik wou in schoonheid eindigen, dus knoopte ik er nog eens een droge vlieg aan. De laatste vis van de dag werd een fario.


De laatste van de dag.


Ik genoot van het terugzetten van deze mooie vis. Gehurkt keek ik nog even naar de omgeving. Man, man, man, wat is het hier mooi. Als er een Walhalla bestaat voor vliegvissers, dan zal het er wel ongeveer zo uit zien. Zowel qua uitzicht, en al helemaal qua vangsten.

Met een vrouw die heel graag in de bergen vertoeft, en de streek die zoveel aanbiedt voor de kids, zal het zeker niet de laatste keer zijn dat we hier komen. Ik verlang al naar de volgende keer.

Bart Debaes

ANDEREN LAZEN OOK