Het werd gisterenavond later dan we hadden gedacht. Eén van de Ieren die ook te gast waren in fishcamp “Casa-Rio” had zijn gitaar mee gebracht , en bleek bovendien ook een prima folkzanger te zijn.
Aan het gezellige barretje in het hoekje buiten klonken tot laat diverse soorten liedjes, gebracht door zangers met een Iers of Vlaams accent doorheen hun Engeltalige teksten.
De gezellige bar overdag bekeken.
Ondanks het late ‘in-bed-uur’ lig ik al te woelen in bed van omstreeks 3u30. Ik weet niet direct een duidelijk aanwijsbare reden, of zou het dan toch de spanning zijn voor de komende visdag?
Als ik zie dat er wat licht binnen valt door de gordijnen, sta ik stilletjes op, om Wim niet wakker te maken, en maak me klaar. Ik kan even goed eens naar het water gaan kijken, in plaats van hier te blijven liggen; misschien zie ik wel wat vissig-interessants. Het is bijna windstil en de zon is al aan haar klim bezig. Van tussen de bomen door schiet ik een paar plaatjes om door te sturen naar het thuisfront. Kwestie van te laten weten hoe erg wij hier “afzien”
Ochtendstond heeft goud in de mond.
Tijdens het erg verzorgde ontbijt overleggen we waar we vandaag naar toe trekken. Debbie, één van de vrouwen die de fishing lodge open houden is ook visser, en geeft ons de hint om nar de brug in Caspe te trekken. Daar zou veel meerval zitten, en het is ook een goede stek voor de snoekbaars. Werpend vissen met shadjes zou het meeste van deze stekelaars opleveren.
We zagen de brug gisterenavond al liggen, en dat leek ons natuurlijk ook al wel een stek om zeker eens aan te doen.
De brug van Caspe.
Er heerst bij Wim en Tom een nerveuze sfeer, want het lijkt een wedstrijdje “om ter snelst de belly klaar te krijgen”. Tom gaat als eerste op het water, en nog maar een vijftiental meter uit de oever hoor ik hem zeggen dat hij op zijn scherm een snoekbaars ziet liggen. Dat bericht ontsteekt ook bij mij “het heilig vuur”, en al gauw voeg ik me bij mijn makkers. Ik moet echter nog niet naar mijn hengel grijpen, want Tom slaat al een eerste vis aan. Mijn hengel blijft dus in de steun, en het fotoapparaat mag uit de tas. Toms “backbone”-meervalhengel, die ontwikkeld is door Michel Rijnberg, mag tonen wat hij waard is. Tom kan wel genieten van deze prima hengel, die volgens Michel onbreekbaar is! “Als er een auto over rijdt, zullen enkel de ogen wat verplooid zijn” , is Michels leuze.
Genietend van de eerste.
Regelmatig buigt de hengel diep en erg diep door, maar beetje bij beetje moet de vis van de bodem afkomen. Tom blaast er al wat van, en laat weten dat hij het er warm van krijgt. Blijkbaar krijgt de meerval medelijden, want de eerste keer dat hij boven komt, zorgt hij voor een spatje afkoeling.
Een spatje afkoeling.
Daarna gaat hij opnieuw de dieperik in, om nog een aantal keren na te gaan als Michels bewering wel klopt. Toch moet ‘snorremans’ na een tijd toegeven dat de druk van de hengel hem teveel wordt. Tom gaat in zijn tassen op zoek naar een handschoen, maar die zit er niet in. Ook waar, Wim zou daar voor zorgen, dus roepen we hem aan. Wim geeft aan dat hij zeker voldoende handschoenen bij heeft,…… in het logement. Dat wordt dus effe op de tanden bijten als de meervalgreep wordt toegepast. Stoere mannen als wij, hm. De vis ligt algauw daarna goed uitgedrild op Toms benen, en ik plaats hierbij onderstaande foto om te tonen dat je naast handschoenen, best ook een prima onthaaktang kan bij hebben als je op meerval vist, want de haken kunnen zich flink vastzetten in het stevige meerval-vel.
Klaar om te onthaken.
Als ik wat dichterbij kom om de vis beter te fotograferen, valt ons plots op dat er bijtsporen te zien zijn op de rug van deze toch al behoorlijke vis! Aan de omtrek van de bijtsporen af te leiden moet dit echt wel een gigantische kop zijn geweest die hier heeft toegehapt! Oei, ook meervallen van dik anderhalve meter kunnen hier best uitkijken waar ze rondhangen. Groottante of grootoom meerval vinden een jong mals meervalbiefstukje ook best lekker, zo te zien. Of gaat het hier om een liefdesbeet in de rug????
Bite of love?
Na wat napraten, kan ik ook starten met vissen. Daar het water behoorlijk helder is, start ik met een bruine Raptureshad. Al gauw laat deze Powershad in de kleur motoroil me een eerste aanbeet missen. Pal naast de volgende brugpijler, tikt opnieuw een vis aan. De aanslag is dit keer raak, en een zowat halve meter grote zilveren snoekbaars is de klos.
Eerste van de dag.
Hm, ik ben nog maar een paar pijlers ver, als dit de ganse weg zo verder gaat, dan wordt dit best een aardige visdag. Maar zoals u wel weet, zijn dromen vaak bedrog, en ook hier spat die droom al snel uit elkaar. De rest van de pijlers blijken vis-loos. Aan het eind van de brug ligt een hoop drijfhout verzameld. Ietwat links er voor staan een paar takken boven water. Deze boom heeft het indertijd met zijn leven moeten bekopen toen ze na het bouwen van de stuwdam zijn vallei onder water lieten lopen. Ik besluit om maar niet te dicht in de buurt van de takken te gaan verticalen, want de boomkruin kan indertijd best wel groot zijn geweest. Op de bodem ligt al even veel hout als er hier op de waterspiegel ligt; ik kan het goed voelen via mijn gevoelige hengeltop. Hier moet wel prooivis, en dus ook roofvis in de buurt liggen, vermoed ik. Die gedachte is nog niet lang weggeëbd, als er een stevige ruk via mijn lijn wordt doorgeseind. De aanslag volgt in het automatisme dat elke verticaler wel herkent. Het is een vis van hetzelfde slag als de eerste, maar wat bruiner gekleurd.
Anders van kleur.
Ik blijf nog wat in de buurt rondpielen, je weet maar nooit. Plots gaat er een keiharde beuk door de hengel, ik hoef niet te slaan waarschijnlijk, maar in reflex is dit toch al gebeurt. De dril belooft een ander formaat vis, want de rover blijft lang op diepte bonken. Beetje bij beetje komt hij toch naar boven, en een brede smile verschijnt als ik hem voor het eerst op grootte kan schatten. Die zal wel dik de 70cm halen, schat ik. Het is ook een goed gevulde vis, vandaar al die ten toon gespreide kracht tijdens de dril. Ik grijp naar mij fototoestel om een paar platen te schieten van het laatste deel van de dril. Net als ik een eerste keer zou afdrukken, gaat stekelmans nog wat kopschudden in de oppervlakte. Dit kan wel eens mooie actiefoto’s opleveren, maar dit keer schiet de haak gewoon los. Grrrrrrmmmbllll, dat was nu echt niet de bedoeling. Naar ik al opzocht, komen grotere snoekbaarzen niet zoveel voor, dus misschien loste ik net de mogelijk grootste van de trip. Maar goed, niets aan te doen. Als ik op deze kleine oppervlakte al 2 beten kreeg, zullen er nog wel meer liggen. Ook deze hoop is echter ijdel, en als ik mij eens wat dichter riskeer bij de boom dan eigenlijk verstandig is, ondervind ik dat je de ratio op sommige momenten beter kunt volgen dan een gevoel. Mijn shadje wordt hierdoor de klos, want ik loop vast, en kan het shadje niet los krijgen uit het onder water gelegen hout.
Dat betekent wat tijdverlies aan knoopwerk, en daarna ga ik de andere kant van de pijlers eens aanpakken. Zo te zien loopt de lichte stroming langs die kant weg, en misschien liggen de rovers wel met meer aan die kant te wachten op aangevoerd lekkers. Er liggen ondertussen al wel een vijftiental bootjes en bellyboaten in de omgeving van de brug; blijkbaar zijn wij niet de enigen die deze stek werden aangeraden. Een klein aantal meervalvissers, maar nog meer zijn het snoekbaarsvissers die werpend aan de slag zijn. Ik zag voorlopig nog niemand iets vangen, dus lijkt het me beter dat ik verticalend aan de slag blijf. De andere kant van de brug levert me helemaal niets op, enkel een mooi zicht op de aan en af vliegende zwaluwen die onderaan de pijlerverdikkingen hun nesten hebben gemetseld. Hier zijn ze blijkbaar lang niet zo zeldzaam als in ons Belgenlandje.
Rijen zwaluwnesten.
Er lijken steeds meer bootjes bij te komen, soms bemand met 4 vissers per boot, en als er dan loodkopjes behoorlijk dicht in mijn buurt beginnen te landen, besluit ik andere oorden op te zoeken. De snel aflopende rotsen aan de overkant zijn al een tijd naar mij aan het lonken.
Aanlokkelijke oever.
Eerst moet ik nog wat pijlers passeren, en ik kan even goed nog wat vissen dus. Als ik mijn shadje voer net naast zo een betonnen stam, krijg ik een zeer harde ruk. Gelijk zet ik de haak, en voel hierbij onmiddellijk dat dit een zware vis is. Hij komt geen centimeter mee bij de aanslag. Het voelt in de dril ook niet aan als een snoekbaars, en dan valt de druk plots van de hengeltop. Nog voor ik “AAAAACH” kan zeggen, komt de druk er toch weer op, en moet de hengel weer diep buigen. Dit wordt dus heel waarschijnlijk meerval. MACHTIG, daar ga ik van genieten! De slip van mijn Arca-molen wordt nu getest. Op het ritme van de kopschudden van de meerval moet telkens een stuk lijn worden gegeven. De hengel gaat hoepelrond, mijn pols staat onder grote spanning. Bij wijle lijkt het alsof ik met een licht forellenhengeltje aan de slag ben. Het lijkt alsof ik geen kracht op de gehaakte rover kan zetten. Na een tiental minuten stevig drillen, heb ik nog steeds niet veel in het verhaal in te brengen. Om de driltijd wat in te korten, en wat meer de meester te worden in dit gevecht, besluit ik de slipmoer nog wat dicht te draaien, een klein beetje maar. De eerste keer dat de vis nu weer een paar meter lijn neemt, knalt mijn hengel ineens helemaal recht. Dit keer is het echt over, ik ben de vis kwijt. Bij nazicht blijkt de haak te zijn recht gebogen. Aan de lijn hangt nog wat meervalslijm als ultiem bewijs dat dit zeker geen snoekbaars was.
Uitgebogen en bezet met meervalslijm.
Dom, dom, dom!!! Zo dom eigenlijk dat ik mij als een beginner liet verleiden om de slip harder te zetten. Och, ik kan mezelf wel voor de kop slaan, dit soort fout maak ik normaal nooit. Maar misschien ligt mijn fout ook al eerder in de tijd. Over de Sickle-haken waarmee ik hier op deze loodkoppen vis, ben ik erg tevreden bij het snoekbaarsvissen. Ze zijn erg scherp en vanwege hun dunne draad penetreren ze prima, maar hier moest ik er op voorzien zijn, door enkel wat stevigere haken mee te brengen; haken waarbij ik meer kans krijg als er al eens een meerval door loopt. Ik besluit direct te wisselen en vanaf nu, hier, enkel nog aan de slag te gaan met Gamakatsu loodkoppen. De vismaten komen langs om te melden dat ze honger en dorst hebben, en dat ze even naar de kant gaan. Ik besluit met hen mee te gaan, al peddel ik toch wat trager, zodat ik nog een groene “Rib Slim Shady”, (een Trabucco shadje) kan meevoeren, dicht tegen de bodem aan. Deze zet levert me nog een extra zander op, weer pal tegen een pijler aan verleid. Mijn god, wat is de kracht dat deze vis ten toon spreidt veel kleiner dan de meerval van daarnet.
Een troostprijs.
Het meegekregen lunchpakket smaakt heerlijk, en het koel drankje uit de frigobox doet ook al zo een deugd. Ook ben ik blij dat ik er toch voor heb gekozen om niet in een neopreenpak te kruipen. Mijn kameraden worden steeds roder in hun gezicht terwijl ze met hun neopreen waadpak in de zon staan. Het is al wel wat te warm voor een dik goed isolerend pak. Later op de week gaan we naar de 28°C en dan zal mijn ademend waadpak nog aangenamer zijn. Er wordt zelfs al aangehaald dat ze het wel eens op een nacht zullen pikken, tot ze bedenken dat we wel een klein maatje verschillen
Een klein maatje te groot?
Bart Debaes