Niet zo ver uit mijn buurt ligt een water waar ik al vaker mijn visdrang goed kwijt kon geraken. Op één vissoort lukte het me daar echter al jaren niet, en dat is op de snoek aldaar.
Blijkbaar zouden er een paar exemplaren op het water zitten, maar voorlopig kreeg ik er nog geen enkele aan de haak. Al vaker heb ik gedacht dat de aanwezigheid van snoek op dat water eerder een verzinsel was dan werkelijkheid. Als ik er echter een paar vis-uren zoek maak met het vliegvissen op de aanwezige karpers, komt de beheerder een praatje maken. Hij vraagt naar mijn vangsten, en ik vertel dat het prima gaat, eigenlijk veel beter dan ik kon verwachten. Ik mocht ondanks deze winterse tijd toch al een paar karpertjes drillen; karpers die ik kon verleiden tot het nemen van mijn drijvende vlieg. Het is eigenlijk ongelofelijk dat dit lukt in deze late decembertijd.
Karper op de droge vlieg half december
We praten wat over koetjes en kalfjes, en dan begint hij opeens over een dode snoek die hij uit het water heeft gehaald. De mans armen gaan behoorlijk wijd uiteen als hij het over het formaat van de gestorvene heeft. Hij heeft hem gedumpt achter een boom een eindje verderop. Ik houd me voor om op de terugweg toch eens te gaan kijken, maar voorlopig heb ik nog teveel honger naar nog een gevangen karper. Als de zon dan mooie kleuren begint te schilderen aan de horizon, en de temperatuur echt naar beneden valt, melden mijn ijskoude handen dat het “opwarmen-voor-de-kachel-tijd” aan het worden is.
Hoogtijd om te stoppen
De lijn wordt een laatste keer opgespoeld, en met rasse schreden stap ik naar de aangetoonde boom. Daar ligt inderdaad een dode snoek, en niet onredelijk van formaat. Het snel opgediepte meetlint duidt een dikke 80cm aan. Whow! Zwom die vis hier al jaren op dit water???? Elke winter probeerde ik al één of twee keren een paar uurtjes om hier een snoek te vangen, maar dit lukte mij nooit. Werd deze snoek dus onlangs op dit water gepoot, of is hij mij al die jaren te slim af geweest? Heeft hij of zij hier ook nog neven en nichten zitten, of was dit de enig overblijvende snoek van een bestand die hier ooit aanwezig was?
De laatste der (snoek)mohikanen???
Mijn camera klikt een paar keren, en dan schiet me een geintje te binnen. Ik leg mijn vliegenhengel naast het lijk, en diep mijn smartphone op. Ik stuurde deze namiddag al een paar foto’s door van mijn winterse “droge-vlieg-karpers”, want dat waren toch wel echt speciale vangsten. Snel nu ook even een appje sturen met de melding dat ik ook nog eens een snoek op de vliegenhengel kon vangen. Niet dat ik ook maar 1 seconde denk dat er iemand dit gaat geloven, maar als er hier en daar een glimlach zal verschijnen, ben ik al tevreden. Daarna neem ik me voor om hier binnenkort toch nog een keer een poging te wagen met kunstaas.
Snoek op de vliegenhengel
Een paar dagen later heb ik een uurtje. Een van de plaatselijke reglementen hier, is dat je enkel mag met kunstaas vissen met 1 enkele haak. Dat is wat vervelend, want een zeer groot aantal soorten uit mijn tackleboxen vallen dan gelijk al af. Dit keer heb ik echter een paar chatterbaits bij mij, en die zijn standaard voorzien van enkele haken, dus netjes volgens de regels. De eerste die aan de speld mag is de Windex. Deze ‘klapperaar’ uit de stal van Rapture bezorgde me deze winter al veel mooie vangsten. Het vertrouwen in deze hap is dan ook erg groot geworden. Tot nu toe ondervond ik nog maar 1 nadeel: ik verspeelde al meer van deze aasjes dan ik verwacht had te doen. Niettegenstaande de enkele haak altijd netjes omhoog staat, haakte ik onder water al te vaak een te zwaar “iets” om naar boven te tillen, met verlies van het aasje als spijtig gevolg. De haken zullen te scherp zijn waarschijnlijk. Mijn eerste aanblik op het water leert me dat het ondanks de gevallen regen van de laatste dagen toch niet te gekleurd is.
Het kleur valt best mee.
Behoorlijk nieuwsgierig naar wat staat te gebeuren, start ik de sessie. Drie kwartier later heb ik al heel wat worpen gedaan, en het enige wat ik kon naar binnen draaien waren een paar ‘afgestormde’ takken. De laatste daarvan kreeg ik bijna niet los getrokken, en ik vreesde al dat ik weer een Windex zou moeten offeren. Gelukkig knakte de tak uiteindelijk, en kon ik mijn aasje redden. In mijn geest kwam al een paar keer de gedachte dat ik hier nog maar eens aan het werpen was voor Piet snot, en dat de snoekstand samen met die gevonden dode snoek naar het hiernamaals was vertrokken. Maar goed, ik was buiten, de temperatuur viel best mee, en ik had wel zin in nog wat werpen, dus waarom zou ik stoppen.
Ik ben al halverwege mijn tijd, als er een zachte deining door de hengeltop loopt. Hoe zacht het ook is, dit is voelbaar geen tak, en ik sla aan. De weerstand daar beneden is niet klein, maar er wordt ook niet direct geknokt. Dus denk ik dat ik toch nog maar eens een tak zal mogen landen, en zet wat extra kracht. De “tak” beantwoord dit met een “tik” terug, en toch dringt het bij mij niet onmiddellijk door dat dit wêl een vis is. (bedenk ik maar achteraf) Als er dan nog eens een lichte ruk komt, merk ik bij mezelf dat ik kan ik het nog steeds niet goed kan geloven dat dit wel eens snoek zou kunnen zijn. Misschien haperde ik aan een karper of zo. Voor alle zekerheid sla ik nog eens na, en dan gaat de vis er wat beter van door. Toch is het geen echt fel gevecht met de snelle spurtjes die zo typisch zijn voor een snoek. Als de rover dan een eerste keer boven komt, en ik er toch een groenjas in herken, slaat mijn hart even over. Deze vis maakt vanbinnen iets bij me los. Ik heb een beetje het gevoel als bij het vangen van mijn allereerste snoek, en niet mijn tig-duizendste. Met zelfs ietwat trillende handen kan ik de vis met de kieuwgreep grijpen en in het gras leggen.
Geland
YES, eindelijk, eindelijk vang ik hier mijn eerste snoek. Geen monster, maar wel goed gevuld, en eigenlijk speelt het formaat helemaal geen rol nu. De Windex-haak laat zich vlot lossen, en dan mag deze veel gelukbrengende rover terug. Ik vis nog een tijdje door, langer zelfs dan vooropgesteld. Vangen hoeft eigenlijk niet meer. Ik heb het gevoel dat niets de warme gloed binnenin nog kan verstoren. Een lichte glimlach blijft plakken op mijn gezicht, ik voel het maar weersta er niet aan. Het duister is al goed aan het vallen, als ik nog eens vast loop op “iets”. Het voelt nu niet aan als vis, maar toch verwacht ik ergens iets. Het blijft bij wishful thinking. Het ‘iets’ lijkt nog maar eens een tak te zijn. Een tak die helaas ook gek is op mijn chatterbait, en hem niet wil lossen. Ik probeer uit alle richtingen mijn aasje los te trekken, maar het getrek eindigt met de “klets” van een knappende lijn. Balen natuurlijk, want dit was alweer mijn voorlaatste exemplaar van dit Rapture-aasje. Hopelijk is het rek in de winkel al terug aangevuld, want binnenkort is het weer wedstrijd, en zonder dit “nog-maar-eens-met-vertrouwen-bijgetankte-kunstaasje” zou ik liever niet vertrekken.
Geen zin om nog iets anders aan te knopen nu. Ik tuig volledig af en stap naar de wagen. Hoog boven me ontwaar ik een witte bol. In de verte roept een fazant. Erg ver in het duister meen ik de vlucht te herkennen van een steenuiltje. Ik geniet nog even na van dit zicht, van de heersende sfeer. Even voel ik me één met mijn omgeving, een gevoel dat ik nooit zou hebben als ik nu thuis TV zou zitten kijken. Machtig toch dat ik een visser ben.
Zonder woorden
Bart Debaes