We praten wat bij, en overleggen welke kant we verder uit gaan. In de omgeving ligt zoveel goed water dat het altijd moeilijk kiezen is. In de nabijheid ligt een nieuwbouwwijk waar we al een lange tijd niet kwamen.
We zijn benieuwd hoe de visstand daar ondertussen is. Het water is er ongelofelijk helder. Het riet is er nog niet gemaaid, en dat maakt het vissen erg moeilijk. Toch geeft dit me ook het gevoel dat er dan ook maar weinig werd gevist op deze stek, dus mijn concentratie ligt hoog. Met de hengeltop hoog kan ik, net boven het riet uit, hier en daar toch wat worpen binnen vissen. Bijna aan het uiteinde van het watertje, daar waar nogal wat bladval samen gewaaid ligt, worden mijn inspanningen beloond met een knaller van een aanbeet. De dril verloopt wat belabberd tussen al dat groen, maar even later kan ik de vijftiger met veel moeite digitaal op beeld vastleggen.
Zo goed als binnen
Die wijk levert verder niets op. We stappen door naar een aanpalende buurt. Het is ondertussen al een gans stuk warmer geworden, en met de vele meters in de benen, staat bij iedereen de jas open. Het is uitzonderlijk warm voor half november, ook een ferm stuk warmer dan voorspeld. De klimaatopwarming zorgt er dan ook voor dat vele bomen nog ten volle in blad staan. Ik geniet de ganse morgen intens van de vele herfstkleuren die mij omringen.
Nog veel blad
Daarom geniet ik echter niet minder van de snoek die een lekkere prooi ziet in mijn Windex. De vis levert ruim wat centimeters op, maar de dril stelt echt niet zoveel voor. Hij ligt algauw grijpklaar voor mijn voeten. Blijkbaar ben ik behoorlijk aan het dampen van al dat stappen, en dat dampen zorgt voor een wasem op mijn lens, en dus ook op de foto’s die ik van deze vangst neem.
Gewasemd beeld
Ik zie Kurt wat verderop wegwegstappen van een plek nabij een betonnen brug. Hij is nog niet ver als ik plots er een kolk door het wateroppervlak zie gaan. Blijkbaar trok hij daar een snoek op gang. Voorzichtig stap ik naar de stek, hopend dat de groenjas nu “los” genoeg zit om mijn “kletteraas” aan te vallen. Het is een erg schuin aflopende oever waar ik op sta, en mijn voeten staan stevig gespannen om me in evenwicht te houden.
Ook mijn zenuwen staan strak gespannen, want ik verwacht snel een aanbeet. De eerste worp levert niets op. Ik vis tot pal tegen mijn eigen oever, voor ik mijn aasje uit het troebele water hef. Daarna zet ik een nieuwe worp in. Bij die beweging ontstaat een grote kolk vlak aan mijn voeten. Een grote donkere modderwolk blijft lang hangen in het bruine water. Blijkbaar is een snoek mijn chatterbait gevolgd, maar greep hij jammer genoeg niet toe. Ik probeer nog met diverse worpen en verschillende stukken kunstaas om alsnog een aanval uit te lokken, maar het mag niet baten.
Verder dus maar. Het duurt tot bij een andere wijk voor nog een actie komt. De aanval komt weer op mijn chatterbait. Kurt speelt even voor fotograaf.
Nog één op de Windex
Ik heb nog vele aasjes in mijn dozen zitten, maar zie voorlopig geen enkele reden om te gaan wisselen. Ik vis graag met deze Windex, hij werpt erg zuiver, start erg snel op, en is vandaag het kunstaas dat het meeste beten uitlokt.
Dat ‘beten uitlokken’ ligt anders bij Felix. Om voor ons onverklaarbare redenen kreeg hij vandaag nog geen enkele aanbeet, hoe vaak hij ook wisselde van aas. Het is zeker niet omdat hij niet kan vissen, hij kent deze wateren ook al zeker twintig jaar, maar tja, iedereen heeft eens zo een dag waarop het niet wil lukken. Ik weet helaas ook maar al te goed, hoe dit nu bij hem aanvoelt.
“Dit zijn de dagen waardoor je de momenten dat het wel goed loopt nog beter kunt appreciëren”, zegt men dan. Helaas heb ik op zo een slecht lopende dag weinig aan dit soort van filosofisch getroost. De uitspraak “daarom heet het vissen en niet vangen” is helemaal niet aan mij besteed. Al kan ik wel steeds meer genieten van alles wat rond het visgebeuren vast hangt, (wat ouder worden zeker) en ik houd al wel meer halt om eens een mooi natuurbeeld vast te leggen, maar regelmatig een kromme hengel doet me toch het meest genieten.
Mooi stilleven
De zon komt er nu zelf regelmatig door. Van de voorspelde regen lijkt niets terecht te zullen komen; we zullen dit eerlijk gezegd ook niet missen. Het wordt echter te warm voor onze winterse manier van kleden. Kurt staat al lichtjes te koken in zijn thermisch ondergoed, en besluit terug naar de wagen te stappen. Hij moet dringend af van een aantal lagen kledij. Hij zal ons dan wel oppikken met de wagen in de volgende wijk. Dat is handig voor ons, en bespaart ons een ferm aantal stappen.
In die volgende wijk liggen nogal wat watertjes pal tegen appartementsmuren aan. Zeker midden in de winter komt nogal wat vis deze stekken opzoeken, maar voorlopig geven ze nog niet thuis. Net als Felix me voorbij stapt komt een snoek van tegen een muur aan, achter mijn Windex gezwommen. Felix staat hoog op de oever en ziet de roofvis erg zijn best doen, om pal achter mijn aasje te zwemmen, zonder toe te bijten. Dan stopt de rover plots, en laat zich afzakken. Ik doe nog diverse worpen maar de “achterzwemmer” laat zich niet meer zien.
Als ik Felix op mijn buurt voorbij loop, kan ik van hoog op de oever prima de loop van zijn ‘homemade’ lepel volgen. Die loopt fantastisch op de manier waarop zijn ‘dirigent’ hem binnen tikt. Moest ik een snoek zijn dan hap ik altijd naar dat ding. Felix worpen zijn ook zeer nauwkeurig, en ik verbaas me er nog maar eens over hoe ver hij onder een brug door zijn metalen verleider kan gooien. Hij bevist mooie stekjes, maar de beten komen niet.
Mooie stekje toch
Nee aan zijn kunnen ligt het zeker niet; er moet een andere reden zijn dat hij vandaag niet aan de bak komt. In de verte komt Kurts wagen in zicht. Het middaguur is al lang voorbij en onze magen knorren stevig. Tijdens het eten is er opnieuw overleg over de volgende stekkeuze. Het zal ons 20 minuten rijden kosten, en misschien is die plaats nog niet goed te bevissen vanwege de meestal weelderige plantengroei aldaar, maar we gokken het er toch op.
Kurt lost er daar eerst 2 voor hij er nog ééntje op de kant kan krijgen. De vis is al terug het water in, nog voor ik mijn camera kan opdiepen. Even later is het weer mijn beurt. Bij de versmalling van een al erg smalle sloot, lag hij op een hoekje in hinderlaag. De overgave waarmee hij zich op mijn kunstaas stort doet me vermoeden dat dit smalle slootje niet vaak wordt bevist.
De teller loopt weer wat op
Bart Debaes