Ik heb ik dit eigenlijk altijd al gedaan, het spiedend stappen rond het water. Al van jongs af aan was ik begeesterd van al dat waterleven. Sinds ik een heel kleine jongen was, wou en zou ik gaan kijken naar alles wat in het water leefde.
Ook als mijn ouders mij, “manueel,” op andere, minder gevaarlijke gedachten wilden brengen. Er waren namelijk in de buurt al een drie-tal kinderen verdronken, en dat wilden mijn ouders duidelijk voorkomen. Als kind sta je daar natuurlijk niet zo bij stil.
Ook in de volgende hoek liggen heel wat vissen hoog. Ze liggen er open gegroepeerd. Vanwege het groenige water zijn ze niet zo goed te onderscheiden, maar de donkere vlekken worden door een visser toch goed herkent.
Verspreid gegroepeerd
Ik schiet een paar plaatjes. Terwijl ik daar mee bezig ben, vliegt een duif over. De schaduw van de overvliegende vogel zorgt voor een kolkend resultaat.
Kolkend resultaat
Hoog tussen de lelies wat verderop, ligt er niets. Het zal wel te maken hebben met het feit dat het grootste deel ervan in de schaduw ligt. De bewegende bladeren verraden echter dat er op dieper water wel actieve vis ligt. Ik mag daar graag staan naar kijken. Als ik nog een jonge kerel was, deed ik dat ook heel erg vaak aan een vijver in mijn buurt. Daar stonden nogal wat waterplanten in de oever. Het viel me toen al op dat vissen vaak op net dezelfde baan aan het zwemmen waren.
Vooral tussen de bedden veenwortel hadden de vissen hun vaste trekroutes. Het precies weten waar ik moest zijn, op bijvoorbeeld een korte vissessie, leverde me zo vaak gemakkelijke snelle vissen op. Toen al viel het op, dat als je uw deegbal een meter naast de trekroute neer liet zakken, je daar veel minder snel beet kreeg, dan als ze precies op de juiste zwemlijn werd gelegd.
Bij dit leliënbed is dit nog niet van tel. Het is nog te jong. De “zwemgangen” moet nog worden gemaakt. Al lijkt dat moeilijk bij een dicht begroeid leliënbed, toch ben ik ervan overtuigd dat dit zo is.
Hier ontbreken zeker nog de vaste trekroutes
Weer stap ik rustig verder. Ik verwacht niet veel vissen te zien in het open water, maar toch ligt er hier en daar een donkere schaduw. Telkens gaat het om giebels, zelden een jonge spiegelkarper of schubkarper. Ik kom voorbij een pakje drijvende stukken rietstengels. Als mijn schaduw er opvalt, ontstaan 3 4 kolken. Ik schrik me een hoedje. Dit had ik niet verwacht hier, dus weer niet goed genoeg gekeken?
Verderop liggen nog wat pakketjes riet, en ik neem me voor om ze voorzichtiger te benaderen. Inderdaad, het blijkt dat de vissen deze drijvende pakketjes zien als parasolletjes. Onder elk pakketje liggen wel een paar vissen. Ze gedragen zich net als de grote rovers uit de tropische zeeën, die zich ook graag verschuilen onder elk stuk drijvend materiaal, als waren ze bang voor de zon. Vreemd toch, ze willen zonnebaden, maar willen zich toch beschermen ertegen?
Karperachtigen onder een zonnedak
In de volgende hoek is een hoop drijvend materiaal samen gewaaid. Ik zie er een zachte deining middenin. Heel voorzichtig nader ik de plaats. Ik vermoed karper. Het is voorjaar, en de weerman haalde het al een paar keer aan: het is ten volle het seizoen is van de boompollen. Dit stuifmeel waait overal rond, en dus ook op het water. Al ziet het er een echte vieze smurrie uit, toch blijken karpers dit wel te kunnen appreciëren, en komen ze het van de oppervlakte slobberen. Ik kan de vis dicht benaderen, want blijf uit zijn zicht vanwege de vieze drab boven zijn ogen. Ik moet er enkel op letten dat ik geen trillingen maak met mijn voeten. Steeds dichter en dichter kom ik nader, en ondertussen probeer ik op het juiste moment af te drukken op mijn smartphone.
Klik, net te laat
Het is soms moeilijk want de vis komt vaak boven waar ik hem niet verwacht. Dan kan ik toch wel genieten van het zicht van zijn uitstulpende bek die soms helemaal open komt, en dan kan ik soms bijna in de diepte zijn keelgat kijken. Maar om dat vast te leggen op beeld, heb je vaak maar een kwart seconde. Het sluipwerk, en de spanning om op het juiste moment de klikken, maakt het bijna even spannend als het vissen met een drijvende korst. Hoe gemakkelijk lijkt het nu om deze vis te vangen. Moest ik hier een haakje laten zakken, pal voor me, met een broodpluim aan, dan vermoed ik dat het binnen de minuut raak is. Maar ach, het is corona tijd, dus vissen is verboden. Al vind ik het hier toch weer super tof om dit te doen.
Dit is beter
Even kijk ik naar mijn horloge. Whowww, ik ben hier al een dik uur aan het water. Wat is de tijd gevlogen. Als ik nog mijn laatste te volbrengen taken wil wegwerken, voor het nieuws op de tv, dan moet ik het voortmaken. Dat nieuws wil ik in deze corona-tijd namelijk niet missen. Stel je voor, dat ze erin voorspellen, dat we vanaf morgen toch weer met de hengel mogen aan de waterkant zijn. Het zou toch zonde zijn om dat nieuws te moeten missen. Een paar visrijke stekken heb ik dankzij deze wandeling in ieder geval al weer gevonden. Is het binnenkort nog niet zo dat we weer mogen hengelen, dan vind ik in deze manier van “vissen zonder vissen” wel een mooie vervanging.
Debaes Bart
Ik verwacht meer van het volgende leliënbed in de volgende hoek. De zon staat achter me. Ze staat bovendien laag. Dat zorgt ervoor dat mijn schaduw ver voor me in het water valt. Gelukkig staat er een rij sparen achter ben ik kan me dus verbergen in de donkerte van hun schaduw. Een eerste vis is al te zien.