Creatief
Door Teye Marra
Tegenwoordig kan de snoekvisser kiezen uit een overweldigend aanbod aan verschillende soorten kunstaas. Nauwelijks twintig jaar geleden was dat anders. Wilde je iets aparts, dan moest je zelf aan de slag. Teye Marra deed dat en is met zijn eigen gemaakt kunstaas ook nu nog steeds succesvol.
“Creativiteit kent geen grenzen”
Nog niet zo heel erg lang geleden was het een stuk lastiger om een kunstaasdoos vol te krijgen. Veel meer keus dan een handvol plastic, een paar spinners, een enkele lepel en een verdwaalde plug was er niet. De doos van een kunstaasvisser was snel gevuld. Wou je wat anders, dan moest je zelf aan de slag. Bijvoorbeeld zelf onverzwaarde spinners maken of dunbladige lepels en voor de echte doe-het-zelver gróte pluggen. In beginjaren ‘80 ben ik als roofvisvisser opgegroeid. Met lepels viste ik niet, behalve dan die enkele keer dat ik het krooslepeltje van Jan Schreiner over een verwaaid veldje kroos sleepte. Plastic was evenmin favoriet en pluggen leken mij niet maakbaar. Ik moest me in mijn creatieve drang dus wel beperken tot de spinner. Niet lang daarna gevolgd door de streamer. Met deze twee kunstaasjes heb ik heel veel visplezier beleefd. Jaren zijn ze het vaste koppel in mijn kunstaasdoos geweest. En over deze twee wellicht wat oubollige, maar oh zo effectieve aasjes wil ik u graag meer vertellen.
De spinner
Laat ik beginnen met de spinner. Vele heb ik er gemaakt. Omdat alle begin moeilijk is, eerst zo eenvoudig mogelijk: spinnerblad, ruitertje en kogeltje op een stangetje, met daaraan een loshangende enkele haak. Eén van de eerste verbeteringen van dit standaardconcept was het toevoegen van meer kogeltjes. Bert Schouten had me namelijk eens laten zien dat drie kogeltjes het blad veel gemakkelijker laten draaien dan één of twee kogeltjes. Probeer het zelf maar eens: zet op ieder kogeltje een streepje en laat het spinnerblad draaien. U zult zien dat het bovenste kogeltje het snelst draait en ook sneller (dus makkelijker) zijn rondjes maakt dan wanneer er twee of minder kogeltjes worden gebruikt. Zet overigens nooit kogeltjes of kraaltjes boven het spinnerblad. Dat lijkt misschien wel leuk, maar remt vooral in het water het draaien van de spinner. Een tweede aanpassing van mijn spinners was het fixeren van de enkele haak met als doel de vis beter te haken. Een loshangende haak moet namelijk eerst worden rechtgetrokken - niet te letterlijk opvatten - voordat de haak in een vissenbek kan worden gezet. Door nu de haak vast te zetten, bereikt u dat bij een aanslag de kracht direct op de haakpunt kan worden overgebracht.
Aanvankelijk zette ik de haak helemaal vast door het uiteinde van de spinstang een aantal keren om de bovenkant van de haaksteel te draaien. Later gebruikte ik een stukje ventielslang, dat ik over de verbinding van de spinstang en de haak schoof om een minder starre verbinding te krijgen. Die ventielslang werd ook nog eens ingesneden om een nog lossere verbinding te krijgen. Dit alles omdat een vaste haak door zijn grotere hefboomwerking weer eerder door de vis kan worden gelost. De enkele haak werd vervangen door een dregje om het aantal missers en losschieters verder te reduceren. Schoorvoetend werd vervolgens, met eetlust verhogende verwachting, enig plastic aan de haak gehangen: een ‘flaptail’ werd zo’n dingetje genoemd. Schoorvoetend, omdat één der toenmalige sportvisjournalisten had geschreven dat dergelijke toevoegingen de actie nadelig zouden beïnvloeden en, minstens zo erg, de haak tot ‘roestoord’ konden maken.
“Ook dit kunstaas blijft succesvol”
De streamer
Al vlot werd mij duidelijk dat in het water waar ik mijn kunstaascarrière startte, de plaatselijke poldervaarten, de vis vooral in de buurt van watervegetatie moest worden gezocht. Een groot probleem was echter dat het toenmalig door mij gebruikte kunstaas, met name spinner en plug, niet geschikt was en is om in ‘groen’ water te worden gevist. Mijn verwachtingen waren dan ook hooggespannen toen ik voor het eerst kennis maakte met de streamer. Dit op zich zelf al lichte aasje kon ook nog eens zo worden gebouwd dat het nagenoeg anti-wier was. Dat opende nieuwe perspectieven in de plaatselijke, zwaarbegroeide poldervaarten.
Ik had echter (nog) geen vliegenhengel en was ook niet van plan er een aan te schaffen. Zoiets moest toch ook met de spinhengel te vissen zijn. Het eerste exemplaar dat ik zo viste, had ik gekregen van een vliegvissende bekende. Hij had zijn grootste haak gebruikt en er wat extra materiaal op gezet om het beestje maar zo zwaar mogelijk te maken, zodat ik ‘m met de spinhengel zou kunnen vissen. Dat ging uiteindelijk, maar het hield beslist niet over. Ik kon er een aantal meters ver mee gooien, maar de overkant van mijn poldervaarten heb ik er nooit mee bereikt. En wat nog erger was, de anti-wier constructie werkte niet goed. Te regelmatig haakte ik nog vuil.
Dat moest dus anders. Ik had inmiddels de kunst van het werken met veren en haar onder de knie en ging zelf aan de slag. Eerst volgens de methode van Arjan Willemsen en vismaat Rob van Dinther, waarbij de veren en het haar op een gebogen, forse enkele haak worden gezet. Het resultaat, door de heren Arrob-streamer genoemd, was verbluffend. Deze streamer kan overal doorheen worden getrokken zonder dat je ergens aan vast komt te zitten. Door z’n kielmodel blijft de haak mooi rechtop staan en de bosjes bucktail schermen de haakpunt mooi af. Zelfs door een veld verse gele plomp is ie nog goed te vissen. De Arrob heeft echter één maar: hij haakt slecht vis. Daarom werd een ander model geprobeerd. Dezelfde grote haken werden gebruikt (maatje 6/0 of groter) maar nu mooi recht gelaten. Dat betekende wel dat je veel meer moeite moest doen om deze uitvoering wiervrij te maken. Kon je bij de Arrob volstaan met een bosje haar links, rechts en bovenop de haaksteel, het nieuwe model had meer haar nodig. En die bosjes haar moesten ook nog eens dwars op de haaksteel worden gezet, om de haakpunt af te schermen. Vooral dit laatste werkje vind ik nog al arbeidsintensief en daarom minder geslaagd aan dit model. Het resultaat is echter wel een beter hakend alternatief. Maar dat betreft dus zowel vis als groen. Je kunt deze streamer dan ook minder gemakkelijk door de gele plomp trekken, om maar een voorbeeld te noemen. Zeker ook als je bedenkt dat ik m’n streamers ben gaan combineren met een koploodje.
Het volledige artikel, waarin ook het maken van de streamer en het gebruik van de spinnerbait wordt beschreven, plus nog veel meer ander roofvisnieuws, kunt u vinden in nummer 40 van Dé Roofvis, dat komende week in de betere hengelsportzaak en/of boekhandel- kiosk is te verkrijgen. U kunt natuurlijk ook gewoon abonnee worden dan krijgt u ieder nummer automatisch in de bus. Klik hier voor meer informatie.
Meer Roofvis (archief)
|