Eerder verschenen: deel 1
Chile/Argentina 2012 - deel 2
door Gerlof van den Berg
Na een schitterende kampeertrip in Argentinië ben ik inmiddels weer terug in Coyhaique (Chili). Als ik ’s avonds na mijn eerste visdag “thuis” kom, zie ik kilometers lange files voor de benzinepompen staan. Wat zou er aan de hand zijn? Marco Gonzalez, bij wie ik al 5 jaar regelmatig een kamer huur, vertelt me dat er ernstige rellen zijn uitgebroken in het nabij gelegen plaatsje Puerto Aysen.
Rebellen, waaronder veel beroepsvissers uit Puerto Aysen voelen zich benadeeld ten opzichte van de rest van de Chileense bevolking. Hoge belastingen, slechte medische zorg, slechte wegen, geen goede scholing voor de kinderen enz. laten de gemoederen hoog oplopen. De opstandelingen hebben de brug over de Rio Aysen in handen en al het verkeer wordt geblokkeerd. Alle levensmiddelen en ook brandstof worden vanuit de nabijgelegen haven Puerto Chacabuco de rest van de provincie in getransporteerd.
Ik kan als buitenstaander de politieke situatie natuurlijk niet goed inschatten, maar ik maak me niet direct zorgen. De sfeer wordt echter van dag tot dag grimmiger en vooral ’s avonds wordt er op sommige plaatsen in de stadjes Coyhaique en Aysen hard gevochten tussen rebellen en de Carabineros. De overgrote meerderheid van de bevolking van de provincie Aysen steunt de acties van de rebellen echter volledig, waardoor vrijwel het gehele dagelijkse leven ernstig wordt ontwricht.
Grimmige stemming…
Er rijdt vrijwel geen auto meer rond in Coyhaique. Het doorgaans zo vredige Andesstadje begint steeds meer op een spookstad te lijken. Zo worden er ’s avonds door opstandelingen elektriciteitspalen omver getrokken waardoor de halve stad zonder stroom zit. Het vliegveld en alle doorgaande wegen worden geblokkeerd met brandende autobandblokkades.
Veel ruiten van overheidsgebouwen moeten het ontgelden en er wordt stevig gevochten met leger en politie. Demonstranten gooien met stenen en molotovcocktails waarop het leger en de politie antwoordt met rubberen kogels van de Carabineros, die met grote aantallen elite-eenheden vanuit Santiago zijn ingevlogen.
Nu is Coyhaique niet echt een toeristische trekpleister. Het stadje vervult een soort centrumfunctie voor de gehele provincie Aysen. Veel inwoners van Aysen zijn grotendeels ecomomisch afhankelijk van veeteelt en (zee)visvangst. Het stadje ligt aan de Carretera Austral, de weg die volgens “deskundigen” tot de mooiste wegen ter wereld gerekend kan worden.
Er zijn dus in de zomermaanden eigenlijk altijd wel reizigers/toeristen in het stadje te vinden. Daarnaast zijn er natuurlijk nog de peperdure, luxe lodges, velen met speciale arrangementen voor vliegvissers. Ook hun trips zijn waarschijnlijk voor een groot deel in de soep gelopen. Vrijwel elke toerist komt behoorlijk in de problemen door deze compleet onvoorziene gang van zaken.
Omdat ik geen benzine heb willen verspillen door te gaan vissen is mijn tank gelukkig nog voor driekwart gevuld. Ik heb de situatie aanschouwd, maar na bijna een week geen hengel meer in mijn handen te hebben gehad, begin ik toch wel ongeduldig te worden. Nog vervelender is het voor een groepje van 4 Nederlandse vliegvissers dat over zou komen om met mij 2 weken te komen vissen. Zeker ook omdat niemand weet hoe lang dit nog gaat duren. Via Skype overleg ik met Edward, het opperhoofd van het groepje, dat ze de vlucht beter om kunnen boeken naar Argentinië of anders in Puerto Monnt (1000km noordelijker) uit te stappen en met de bus verder richting Argentinië te reizen.
Die avond in ons met kaarsen verlichte stamcafe, en waar de tap gelukkig nog steeds geen hinder ondervindt van alle ongeregeldheden buiten, zeg ik tegen Norman: “Morgenvroeg vertrek ik voor dag en dauw richting Paso Banos Nuevo,” de dichtstbijzijnde grensovergang. Ik heb echter geen flauw idee of ik dat door de vele wegblokkades ga halen, en al helemaal niet of ik erdoor gelaten zal worden.
Op het plaatselijke politiebureau had ik die middag navraag gedaan waarbij ik te horen kreeg dat de grens gesloten zou zijn. Er klinken echter veel tegenstrijdige verhalen aan alle kanten. Met driekwart tank benzine zou ik het eerstvolgende gehucht Rio Senger in Argentinië moeten kunnen bereiken. Mocht ik er bij de grens niet doorgelaten worden, dan kon ik altijd weer terug naar Coyhaique rijden en verder afwachten hoe de situatie zich zou gaan ontwikkelen (de grenspost ligt ongeveer halverwege).
Ik besef dat ik waarschijnlijk niet op tijd terug zou zijn om nog een paar dagen met Norman en zijn zoon Ethan te kunnen gaan vissen, omdat zij gezamenlijk terug naar de U.S.A. zullen vliegen over 2 weken. ‘s Avonds wordt ons (vervroegde) afscheid dus gevierd met vele cervezas, maar ondanks het vele bier sta ik de volgende morgen om 6 uur naast mijn bed en begin ik aan de onzekere reis.
Na vele, vele uren in wegblokkades terecht te zijn gekomen (waarbij de sfeer overigens opvallend gemoedelijk is! Ik drink bijvoorbeeld Chileense thee met de plaatselijke bevolking van het gehucht Villa Ortega), bereik ik dan halverwege de dag toch eindelijk de Chileense grens, waar er ogenschijnlijk geen problemen lijken te zijn. Nadat mijn papieren zijn gecontroleerd, word ik er doorgelaten.
Wegblokkades…
Bij de Argentijnse grens aangekomen blijkt echter dat de Chileense Internationale Politie een van mijn autopapieren niet goed heeft ingevuld. Ik word linea recta weer terug gestuurd! Nu zou het er echt om gaan spannen. Wederom 25 kilometer (plm. 2 liter benzine) verspilt! Ik vertel de Chileense politieman dat mijn papieren aan Argentijnse kant niet in orde zijn, en dat ik het land niet in mag. Er worden wederom 2 stapeltjes formulieren uit een laatje getoverd en door hem ingevuld. “Alles is nu in orde,” klinkt het met een zwaar Chileens accent. “Weet je het zeker?” vraag ik nog voorzichtig. “Als die *&$#@@# Argentijnen je er nu niet doorlaten, dan kom ik hiermee voor de dag,” zegt hij dreigend en wijzend op zijn revolver.
... Die best gemoedelijk zijn.
Wederom aangekomen bij de Argentijnse grenspost wordt alles wederom opnieuw aandachtig bestudeerd. Het is dan ook een enorme opluchting als ik de douanebeambte naar zijn stempelkussen zie grijpen en na een stuk of 6 harde klappen met een ouderwets houten stempel, worden de felbegeerde stempeltjes in mijn paspoort en op alle overige (mij compleet onduidelijke) papieren gestempeld.
Het hek dat mij toegang verschaft tot de Argentijnse pampa, zal voor me open gedaan worden, maar uiteraard niet nadat mijn gehele auto inclusief dakkoffer van binnenstebuiten en ondersteboven wordt geïnspecteerd. “Buen Viaje,” oftewel goede reis, lacht de Argentijnse beambte. “Ik heb het gered,” zeg ik tegen mezelf. “Ik ben Aysen uit!”
“Ik heb het gered, ben Aysen uit!”
Aangekomen in het eerstvolgende plaatsje Rio Senguer, slaat mijn euforische stemming al gauw om. Vanuit de verte zie ik het al! Ook hier is de benzinepomp afgezet met oranje pionnen en inmiddels weet ik maar al te goed wat dat betekent. “No Hay Bencina,” (oftewel geen druppel brandstof te verkrijgen!) zegt Diego Martinez, de pomphouder die ik nu al 3 jaar ken. De vorige keren dat ik door dit plaatsje heen reed, dronk ik er altijd een bakje koffie en vulde ik er altijd mijn tank. Zo kwamen we destijds aan de praat over het vissen in Patagonië. Diego vliegvist zelf ook en in het verleden heb ik hem wel eens een verzamelingetje persoonlijk favoriete Patagonië-vliegen cadeau gedaan, met de mededeling om die maar eens te proberen op zijn lokale stekken.
Ik vertel Diego dat ik behoorlijk in de problemen zit. Ik moet Esquel zien te bereiken want daar heb ik afgesproken om met 4 “pescadores Holandes” te gaan vissen. Hij zegt, “Ik kan het niet maken om je benzine te geven. De plaatselijke bevolking zou woest op me worden, benzine geven aan een “gringo” en dan ook nog eens in een Chileense auto.” Hij vraagt me of ik een plastic reservetank heb. Natuurlijk heb ik die. Wel 2! Het is idioot om in het uitgestrekte Patagonië zonder extra benzine op pad te gaan.
Hij geeft me een grote plastic zak. “Doe die tank hier in, zodat niemand ziet wat erin zit, en kom over 2 uur terug, ik vul hem voor je, en jij maakt dat je hier wegkomt en giet de benzine niet eerder in je auto nadat je minstens 30 kilometer buiten de stad bent,” vertelt hij me er nog nadrukkelijk bij. Ik ben Diego nog steeds dankbaar, en de volgende keer als ik langskom krijgt hij een hele vliegendoos vol met vliegen van me.
Met de meegekregen benzine kan ik het volgende plaatsje dat wederom zo’n 200 kilometer verderop gelegen is bereiken. Ook hier honderden meters lange wachtrijen voor de pomp, maar er komt tenminste benzine uit de pomp. Per auto mag er voor 100 pesos aan benzine getankt worden. Ver en ver na middernacht bereik ik Esquel…
Wordt vervolgd…
Gerlof
Klik hier voor deel 1.