Cassiën, het Mekka der karpervissers (deel 5)
Door Luc Coppens
Zes maanden gaan voorbij na mijn tweede Cassiën-succes en samen met vismaat Urbain wordt de volgende trip gepland in de maand mei, een ietwat onzekere periode omdat de kans bestaat dat de karpers dan nog niet afgepaaid zijn. Ditmaal wordt er niets meer aan het toeval overgelaten.
Ik heb zwaar in materiaal geïnvesteerd, voor zover mijn budget dat toeliet. Een Zodiac van 3.10 meter werd aangekocht waar een X-25 Lowrance dieptemeter en een elektromotor op mochten pronken. Fier als een gieter was ik op deze uitrusting. Urbain had precies dezelfde uitrusting bij zich, wat ons -als het moest- onafhankelijk zou maken. Op mijn 13-voets Armalite hengels had ik nieuwe Daiwa molens gezet met een grote spoel. Zelfs de verdere stekken lagen nu binnen bereik! Als lijn gebruikte ik de 15-ponds van Berkley, de Big Game White. Die heeft me nooit in de steek gelaten; de enorme schuurbestendigheid had zich steeds bewezen. Natuurlijk waren we weer voorzien van de nodige vismeelboilies die we thuis bevroren in piepschuimen dozen hadden verpakt. Eenmaal ‘bij Pierre’ aangekomen zat zijn vriezer al gauw weer vol met zo’n 80 kilo knikkers voor ons tweeën. Als particles fungeerden weer de tijgers. We hadden een zak van 25 kg bij ons.
Zelfde scenario
Het zou ditmaal maar een weekje vissen worden. Net als op de vorige vakanties draaiden we hetzelfde scenario en kregen de eerste nacht geen enkele aanbeet. Geruchten deden al snel de ronde dat er heel slecht gevangen werd. Als stek werd nu direct uitgepakt op Blue Boat omdat mijn favoriete stek Rocher niet vrij was. Eenmaal de stek in kaart gebracht met de dieptemeter leerde dit ons dat er 20 meter uit de met dichtbegroeid bos bedekte overkant een plateau lag van 10 meter breed en 80 meter lang. Hierop lagen nogal wat obstakels. Precies in het midden van het plateau, op de plaats waar deze het meest naar het midden uitstak, was een paar vierkante meters waarop niet veel boomstronken stonden en precies daar dropten we elk een hengel. Twee hengels aan elk van de uitstekende delen van het plateau links en rechts, en twee hengels werden gedropt in de eigen kant op dieptes van 5 tot 7 meter. Het plateau aan de overkant varieerde van 3.5 meter langzaam aflopend naar 12 meter diepte. Mogelijkheden zat dus. Omdat het voorjaar was gokten we op dieptes tussen de 3.5 en 6 meter.
“Observeren, de sleutel tot succes…”
De eerste dag voerden we over het hele plateau met tijgers en boilies, twee kilo per hengel, maar zeer verspreid zodat de vissen echt zouden moeten zoeken naar de lekkernijen. Op mijn vorige trips had ik wel vissers op Blue Boat zien zitten, maar nooit visten die op dit plateau en dat stond me wel aan. Ik redeneerde dat de karpers dat ook wel opgevallen moest zijn. Door de ervaring van mijn vorige trips was ik gaan geloven dat de karpers hier in Cassien veel moesten zwemmen om de hengeldruk te mijden, en dat ze dat altijd via een vaste en een voor hun veilige route moesten doen. ‘Vind die route en de rest komt vanzelf’, dacht ik bij mezelf.
Het rode lichtje Het werd al snel duidelijk dat ik gelijk had met deze theorie. Bij het intreden van de tweede nacht sprongen verschillende kapitale vissen op onze stek, precies daar waar onze boilies en tijgers uitgestrooid waren. Slapen was er nu niet meer bij. Als een gespannen veer zat ik in mijn stretcher te wachten op wat komen zou. Iets na middernacht ging de eerste Delkim af. Het rode lichtje van de beetmelder gaf aan dat mijn rechtse hengel op het plateau dringend van de steun af wilde. Een vijftal minuten verder zat ik met mijn volledig parabolisch gebogen hengel in het bootje boven een van die zwaarvechtende Cassiën-vissen. Oef, wat had ik dat gemist! Ditmaal maakten we gebruik van de elektromotor om de verplaatsing richting vis te maken, mijn maat stuurde en ik drilde. Toen eenmaal de vis uitgedrild was werd deze met net en al in de boot op een ruime onthakingsmat gelegd en voeren we op volle snelheid naar de kant om de verdere handelingen uit te voeren. De 32 pond zware spiegel had mijn lichaam opnieuw voorzien van de nodige hoeveelheid adrenaline en de lijn werd weer beaasd en in de donkere nacht uitgevaren. In deze periode deed ik dat nog altijd samen met mijn vismaat, maar daar zou later in het jaar nog verandering in komen.
Afscheidscadeau De tweede nacht gaat voorbij en levert twee vissen op, eentje wordt verspeeld. Urbains vis is achter in de twintig pond. We zijn in onze nopjes. De start is gemaakt en die belooft wat voor de resterende dagen. De volgende dagen en nachten blijven we volop in de actie zitten en na vier dagen krijgen we zelfs runs bij klaarlichte dag. Mijn vismaat verspeelt een zware vis die niet te stoppen valt en die in een van de vele obstakels eindigt met lijnbreuk. Gelukkig krijgt hij een herkansing en vangt ‘s nachts een mooie 38-ponder. Ondertussen is de laatste dag alweer aangebroken en tijdens het opruimen van de spullen verzilver ik nog een run in de vorm van een 29-ponder die ik beschouw als een afscheidscadeau. Maar niet voor lang, dat is zeker! Andere vissers kwamen al dagen kijken wanneer we weg zouden gaan. Wanneer we wegvaren met onze volgestouwde Zodiacs is de stek direct weer bezet. Deze korte trip konden we terugblikken op 16 gevangen karpers met de 38’er van Urbain als zwaarste. Toch is het moeilijk om weg te gaan nu de stek is opgebouwd tot een maximum.
Terug! Het duurt precies 5 weken tot ik weer terug ben, nu voor mijn jaarlijkse vakantie. Pierre lacht alweer, mijn vrouw is erbij maar dit keer is het niet zoals vorig jaar. Het wordt een echte trip zonder uitstapjes overdag. Toch niet buiten Cassiën. Al mijn andere bekende stekken zijn bezet maar ik geef er niks om. Ik wil niet afhankelijk zijn van twee goeie stekken en besluit deze trip om elke twee dagen te verkassen, teneinde zoveel mogelijk stekken in kaart te brengen.
Ik begin ditmaal in de zuidarm. Ik had al gehoord dat daar minder vis gevangen werd maar over het algemeen de zwaardere exemplaren. Wat volgde waren dagen dat zelfs maar één enkele dag op één bepaalde stek gevist kon worden omdat er simpelweg geen hengel kon worden uitgevaren of deze zat muurvast in obstakels, die niet altijd te zien waren op de dieptemeter. De zuidarm en zeker de overzijde van Gerard en Pierre lagen bezaaid met verzonken boomstronken met grote kans op lijnbreuk. Op enkele dagen verspeel ik vijf vissen achter elkaar. Dit frustreert me zo dat ik naar de kant van Pierre verhuis. De Electric Lines is de stek waar ik nu terecht kom voor de laatste twee dagen. Hier valt -mits ik goed uitkijk en de hengels niet uitdraai vanaf de kant- redelijk te vissen. Bij aasverversing vaar ik hier alleen met mijn bootje en met mijn elektromotor naar de stek toe en draai daarna pas de slapgevallen lijn langzaam strak. Belangrijk is het om het lood niet van zijn plaats te trekken. Eenmaal boven de stek haal ik de hele zaak pas omhoog. Doe ik dit niet dan is het in 99 % van de gevallen een complete rig voor de bodem van Cassiën.
24 op 24 Een tweede interessante plek vind ik op de Y-stek einde van de zuidarm. Deze trip van twee weken vang ik ‘slechts’ een twaalftal karpers waarvan de grootste 38 pond blijkt te zijn. Ik ben tevreden met het resultaat ondanks dat ik een zestal vissen in obstakels verspeel. Misschien dat daar net een echt grote bij zat? Opvallend was deze trip dat ik bijna alle aanbeten in de voormiddag kreeg, zo tussen 8 en 11 uur, typerend voor de zuidarm zou later blijken. Door het vele verkassen had ik deze periode geen enkele stek kunnen opbouwen en waarschijnlijk had er daardoor geen uitschieter bij gezeten. Maar het was niets voor niks geweest en ik wist wat ik moest weten; ik had er enkele potentiële stekken bij die ik een volgende keer serieus zou bevissen. Bovendien had mijn vrouw zich overdag al zonnebadend in een stretcher goed kunnen vermaken en was ik ‘24 op 24’ met uitzondering van het boodschappen doen aan het water geweest.