Cassiën, het Mekka                   der karpervissers (deel 3)

Cassiën, het Mekka der karpervissers (deel 3)
 
Door Luc Coppens
 
Door de gebeurtenissen van de eerste echte Cassiën-trip leef ik nog dagen in een roes en vraag ik mezelf af hoe ik zo snel mogelijk terug geraak in het zuiden van Frankrijk…


 
Ik had hier slechts twee weken vakantie voor opgeofferd en ik had nog twee weken op mijn krediet staan. Die resterende twee weken zou ik samen met mijn vrouw besteden, dat had ik al beloofd. Er was nog één kans; we hadden nog geen bestemming uitgekozen… Een deal met Jolande werd snel gemaakt en ze beloofde met vissen mee te gaan als ik maar af en toe de spullen zou inpakken om eens naar Saint Tropez te rijden en ook een keertje Cannes zouden bezoeken. Stel je in mijn plaats: wat kon ik anders doen dan dit aanvaarden? De keuze was simpel.
 
 
Engelsen

Als datum koos ik 15 juni uit, om verschillende redenen. Ik was te weten gekomen dat rond die tijd het Engelse karperseizoen openging en van Engelsen zou ik op die datum dus niet te veel last hebben omdat de echte zware mannen hun opening toch niet zouden willen missen. Tweede belangrijke reden was dat de karpers zeker uit het reservaat getrokken zouden zijn en ondertussen allemaal afgepaaid waren. Dit in tegenstelling tot de laatste keer toen er een massa karper in het reservaat bleef zitten om daar in de ondiepere met riet begroeide zones de juiste watertemperatuur af te wachten om af te paaien. Ditmaal zou ik het weer zonder visvinder moeten doen want al het geld dat over was werd in de reis gestopt, en eigenlijk durfde ik het deze keer niet te leen te vragen aan Marc, die deze spullen de trip ervoor bij zich had. Belangrijkste op dit moment was in Cassiën te geraken en de rest was bijzaak! Door de vele uren die ik de trip ervoor met het bootje en de dieptemeter in het achterste deel van de westarm had doorgebracht, had ik een beeld van de bodemstructuur en wist ik ongeveer waar ik zou moeten vissen. Een boot had ik ook nog niet, maar deze werd bij ‘Pierre’ gehuurd, nog steeds het rendez-vous voor de karpervissers.


Een stukje van de westarm

Na een vermoeiende autorit van 14 uur kon ik Cassiën opnieuw in al haar schoonheid bewonderen, en diezelfde avond zat ik weer onder die indrukwekkende sterrenhemel bij een heldere nacht. Duizenden kikkers in het nabije reservaat maakten een gesprek bijna onmogelijk door met zijn allen tegelijk te kwaken. Afgezien van dit lawaai uit de verte heerste er een opvallende stilte. Een paar uur nadat de duisternis was ingevallen, staakten de kikkers hun koor en in de stilte van de nacht hoor ik enkele vissen springen. Er was geen twijfel mogelijk; dit was niet ver uit de buurt van mijn voerplaats. Nooit eerder had het geluid van springende karpers zo’n indruk op me gemaakt. Na elke springende vis schoten er gedachten door me heen van enorme Cassiën-spiegels.
 
 
Saint Tropez

De hele nacht ging voorbij zonder dat een van de beetverklikkers bewogen had. Na een ontbijt van stokbrood en jam werd het bivak opgeruimd en zouden we zoals beloofd overdag niet vissen maar een van de geplande uitstapjes maken. Voor ik wegging voerde ik gauw nog een paar honderd boilies en hoopte dat er niemand op mijn stek zou neerstrijken. Dit werd een van de meest vermoeiende trips ever. Als alle materiaal in de boot geladen was moesten we 40 minuten roeien naar ‘Pierre’ en daar ook nog eens alles uitladen in de auto, van daar naar Camping Floralie en dan naar St. Tropez. Zonder te mopperen probeerde ik de dag door te komen, maar wat was ik opgelucht om uiteindelijk weer van dit massatoerisme verlost te zijn. Ik zat te popelen om terug naar mijn stek te kunnen.

Het plan was om een paar uur voor donker weer op de stek aanwezig te zijn om al vissend te overnachten. Pierre schudde het hoofd, ik wist wat hij dacht toen hij me elke dag zag sjouwen met al dat materiaal. Gelukkig was mijn stek de tweede dag nog altijd vrij en lagen alle drie mijn hengels on the place to be voordat de nacht zou beginnen. Het zou een nacht vol actie worden. Twee hoge twintigponders komen aan de kant terwijl één vis door lijnbreuk aan een obstakel verspeeld wordt. Jolande heeft de assistentie met de boot voorbeeldig gedaan en na een korte fotosessie in het ochtendgloren wordt het bivak weer opgeruimd voor een van onze volgende uitstapjes. Dit begint redelijk aan me te knagen. Mijn eerste succes is binnen en ik ben als de dood dat mijn stek bezet zal raken als ik overdag afwezig ben. Maar ik heb geluk. De tijgernoten waar ik mee bijvoer kook ik op het terrein bij Pierre achter de keuken, want als je met zoiets door de ‘rangers’ betrapt wordt op je stek, is het niet best: dan vlieg je gegarandeerd weg.
 

Storm

Tijdens de derde avond steekt er een storm op en regen en wind beletten ons om uit de bivvy te komen. Een luxe bivvy dome had ik toentertijd nog niet, maar wel een 50 inch canvas overwrap. Tijdens de storm vang ik een 28-ponder die ik op goed geluk vanaf de kant dril en beaas deze hengel daarna niet meer. In de ochtend gebeurt het opnieuw. Mijn waker zakt voor drie pieptonen. Aanvankelijk denk ik aan een brasem tot ik opeens met een hengel gebogen tot in het in handvat in mijn handen sta. Weer roeit Jolande me tot boven de vis waar de uiteindelijke strijd bevochten wordt. Ik begin op dit punt verslaafd te worden aan de zware drils vanuit een bootje en weet zeker dat de karpers nergens sterker zijn dan in St Cassiën. Een half uur later kan ik een prachtige spiegel netten van 39 pond. En vandaag gaan we nergens heen, dat had ik juist beslist, veel te slecht weer!


Eén van de hoge dertigers

Overdag komt er totaal geen actie. Het lijkt er op dat de karpers mijn vismeelboilies op prijs stellen want de vierde nacht vang ik weer een paar vissen waarvan de grootste 33 pond weegt maar 98 cm op de meetlat brengt. De bewaarzak waar ik de vis in borg loog niet over de tafel waaraan de karpers aangeschoven hadden: twee handen vol resten vismeelboilies en tijgernoten trof ik er in aan.