Belly-avontuur in Zweden (1)

Belly-avontuur in Zweden (1)

door Johan Caneel

Reeds jaren ging de kano mee tijdens de vakantie. Nu hadden we voor de bellyboat gekozen. Een echtpaar dat met twee belly’s op vakantie gaat is niet alledaags.

                       


Redelijk onvoorbereid vertrokken we laat op de dag richting Duitsland. Na een overnachting in de buurt van Osnabrück streken we de volgende dag, direct na de oversteek bij Puttgarden, in het Deense Sakskøbing neer. Aangezien daar al veel interessant water te vinden is, begon het al te kriebelen. Toch trokken we de volgende dag verder via de nieuwe verbinding tussen Kopenhagen en Malmö.

Enkele uren later streken we neer bij Jälluntofta, ter hoogte van Göteborg, ongeveer 100 km landinwaarts. De camping lag vanzelfsprekend aan een meer. Het zag er veelbelovend uit, maar dit bleek bij nader inzien wat het vissen betreft tegen te vallen.

Zoals ik later nog vele malen zou ervaren, kenmerken Zweedse meren zich dikwijls door grote ondiepe stukken. Grote oppervlakten met een bellyboat te lijf gaan is geen kleinigheid, vooral omdat de wind doorgaans onmiskenbaar aanwezig is. Bovendien zijn de oevers vaak langdurig ondiep en blijken op open water de rotsen tot vlak onder de oppervlakte te komen. Op zich zijn dat natuurlijk interessante plekken. Met een boot kun je je met de nodige voorzichtigheid redelijk snel verplaatsen. De belly leent zich daar echter niet voor.

Wanneer je dan een week of drie hebt rondgereisd en een tiental verschillende wateren hebt bevist, heb je enige ervaring opgedaan en ga je een volgende keer al veel gerichter te werk. Dan zal ik me uitsluitend concentreren op kleine meren met een behoorlijke diepte. De vele kaarten die verkrijgbaar zijn, veelal in combinatie met de benodigde vergunningen geven hierin vrij snel inzicht. Bovendien haal je dergelijke documenten veelal bij een regionale hengelsportzaak en daar kan men je doorgaans redelijk adviseren. Natuurlijk blijft een bellyboat iets dat men niet overal gebruikt en dienen de vragen zich vooral te richten op kleinere wateren met een behoorlijk roofvisbestand.

                       

Kleinere wateren met een behoorlijk roofvisbestand

Beschutting is ook een belangrijk. Deze kan op sommige grotere meren ook gevonden worden. Hier geldt weer dat de betreffende informant goed begrijpt wat een bellyboat is en dat het water dus overzichtelijk en niet te ondiep moet zijn. Anderzijds is te diep ook niet echt aantrekkelijk. De ervaring heeft mij geleerd dat water tussen de twee en zes meter het best wordt beheerst..

Hoe ik tot deze inzichten ben gekomen kan worden ontleend aan het verslag dat ik gedurende deze vakantie heb gemaakt. Jälluntofta was dus de eerste locatie waar de bellyboat te water ging. Het water zag er prachtig uit. Mooie rietkragen en enkele eilandjes maakten het zeer aantrekkelijk. Vroeg in de ochtend stapte ik het water in en merkte al snel dat bij de prachtige rietkanten niet meer dan een halve meter water stond. Het talud van twee meter naar dieper water bevond zich soms wel 100 meter uit de kant. Daartussen was het moeilijk om interessante plekken te ontdekken. Plotseling zit je aan de grond en blijkt een groot stuk open water van de oever tot de eilanden een maximale diepte van ongeveer een halve meter te hebben. Na je hier half lopend, half varend door heen te hebben geworsteld kom je met veel moeite op een mooi stuk dieper water. Werpend naar de oevers hoop je op een aanbeet, die dit prachtige water toch zou moeten bieden.

Mijn geduld werd aardig op de proef werd gesteld. Aan de andere zijde van de eilandjes was het water zo mogelijk nog mooier en sierden gele plompen en waterlelies de oevers. Daar lukte het uiteindelijk een snoekje van 47 cm te verleiden in een shad te bijten. Dan blijkt de wind plotseling te zijn gedraaid en is het worstelen tussen grote rotsen door. Vallen en opstaan, om vervolgens een rustiger stuk water te vinden. De vangst blijft beperkt tot die ene vis. Ondertussen ben ik een uur of vier bezig geweest.

Ook de volgende trip blijft het een teleurstelling wat de vangst betreft. Op het laatste traject van de voorgaande keer staan grote velden plompen en geeft de dieptemeter ongeveer twee tot zes meter water aan. Maar alles wat ik probeer, er volgt geen enkele aanbeet. Ook op het stuk waar ik mijn eerste vis ving blijft iedere aanbeet achterwege. Vissignalen van dieper water worden beantwoord met diepgaande shads, maar leveren evenmin iets op. Het enige dat ik die dag tegen kom is mijn zwemmende echtgenote. Die voelt zich als een vis in het water en schuwt een flinke afstand niet.

                       


Het enige dat ik tegenkwam was mijn zwemmende echtgenote…

Aangezien je blijft zoeken, observeren en experimenteren, ga ik achter de kleine baarsjes bij enkele vlonders aan. Aangezien deze blijkbaar bang zijn voor de kleinste shadjes en plugjes, besluit ik een plugje van 3,5 cm eens precies langs de vlonder te vissen en warempel, een snoekje van 42 cm weet dit te waarderen. Ik moet zeggen dat het een hele leuke ervaring was om aan zo’n klein ding een naar verhouding grote vis te vangen. (wordt vervolgd)