Beginnen met vliegvissen (8)
Snoek en snoekbaars: vistechnieken
Heeft de door ons gekozen plas grote, ondiepe gedeelten dan komt allereerst het gebruik van een drijvende lijn in aanmerking.
De te gebruiken drijvende of langzaam zinkende streamers dienen liefst wiervrij gebonden te zijn. Liggend voor zo'n ondiep gedeelte vissen we eerst links en rechts van ons de overgang naar dieper water af.
Vervolgens plaatsen we de worpen meer richting oever, vissen de streamer zo langs waterleliebedden, plukken riet en het vervallen steigertje. Het moet al gek gaan wil er op die manier niet een snoek(je) op onze bundel veren en bucktail duiken.
Varieer de snelheid waarmee de streamer terug gevist wordt, een plotselinge versnelling kan een snoek tot de aanval doen overgaan. Doordat we zo laag in het water zitten, is het volgen door een snoek van de streamer voor ons zelden zichtbaar. Vis een streamer dan ook zo geconcentreerd terug alsof er continu een snoek achteraan zit.
Streamers gebonden met bucktail kunnen ook op ondiep water zeer langzaam gevist worden en leveren dan vaak meer aanbeten op dan ander kunstaas.
Met zinkende lijnen zijn meerdere vistechnieken mogelijk, is het water nergens dieper dan een meter of twee dan kan trouwens ook een sinktip vliegenlijn al voldoende zijn om de gewenste diepte te halen. Liggend bij de ondiepe oever kunnen we richting dieper water werpen, de lijn af laten zinken en dan de streamer terug langs de bodem omhoog vissen.
Bij deze methode wordt de streamer, vlak naast de bellyboot, vaak op het laatste moment nog door een snoek gegrepen. Hoezeer je daar ook op voorbereid bent, je schrikt toch iedere keer weer. Maar leuk is het wel.
Liggen we boven dieper water dan kan er ook richting oever geworpen worden. We beginnen dan wel direct met terugvissen, maar bij gebruik van een snelzinkende lijn zal een langzaam geviste streamer dichter bij de bellyboot toch nog diep genoeg gaan.
En als laatste kan natuurlijk ook een diep gedeelte van een plas met de snelzinkende lijn uitgekamd worden. Ga daarbij voor anker liggen en gebruik richtpunten op de oever (bomen, struiken, palen) om de worpen goed over de plek te spreiden. Ook de secondewijzer van een horloge kan hierbij eigenlijk niet gemist worden, ook een snelzinkende lijn heeft namelijk behoorlijk wat tijd nodig om op drie, vier of vijf meter diepte te komen.
Ook bij die snelzinkende lijnen maak ik graag gebruik van zwevende of drijvende snoekstreamers, gewoon omdat ze minder vaak vastlopen in de waterplanten of vuil op de bodem. De leader is misschien anderhalve meter lang en bestaat uit twee stukken 40 en 35/00 mm nylon. Voor mij komt alleen een spinstangetje in aanmerking om voor de streamer geplaatst te worden. Met soepel staaldraad en kevlaronderlijnen heb ik, in combinatie met de vliegenhengel, tot nu toe minder goede ervaringen.