Backstage bij Jan Willem Nijkamp
Door Patrick Princen
IJsselvisserij = vooral kolblei vangen…
Iedere streek heeft zo zijn eigen specifieke visserij. Vissers die deelnemen aan de wat grotere wedstrijden scoren dan ook vaak hoog wanneer een wedstrijd bij hen in de buurt wordt gevist. Dat geldt ook voor onze auteur Jan Willem Nijkamp, zelf wedstrijdvisser in hart en nieren. Patrick Princen ging daarom eens op bezoek bij de samensteller van deze vaste rubriek zelf!
In het oosten van ons land stroomt de IJssel, een prachtige hard stromende rivier, die net onder Arnhem ontspringt uit de Nederrijn. Jan Willem Nijkamp woonachtig in Lochem is op dit moment een van de bepalende vissers aan de IJssel. Dit jaar heeft hij onder andere tijdens de driedaagse van Zutphen de dag dat er op de IJssel werd gevist gewonnen. Onder andere deze uitslag heeft er voor gezorgd dat hij hoog op de lijst van ‘wedstrijdvisser van het jaar’ staat. Wat bepaalt een goede uitslag op de IJssel? Hoe pak je dat aan?
In het onderstaande verslag zal Jan Willem een boekje open doen.
Toppen van 5 oz!
Het is een heerlijke dag en ik zie eenmaal in Zutphen de auto van Jan Willem al staan onder aan de Kanonsdijk. Die naam alleen al ‘Kanonsdijk’... dat schept hoge verwachtingen. Jan Willem gaat vissen aan een strekdam net voorbij de brug. Het stroomt hier werkelijk als een tierelier!
Jan Willem zweert bij zijn ‘good old’ Tri-cast Triune feederstokken. ‘Dit zijn de stroomhengels bij uitstek’. “Ze zijn licht in gewicht, vergevingsgezind en kunnen toch een behoorlijk werpgewicht aan”, aldus Jan Willem. Ik zie echter ook dat de hengels zijn voorzien van ‘Shimano toppen’. Jan Willem blijkt een grote liefhebber van juist deze feedertoppen. “Ze hebben grote ogen en ze zijn sterk.” Wanneer ik opmerk dat ze ‘5 oz’ zijn, vraag ik waarom zo zwaar?
“Je zult zien dat zelfs een zware top van 5 oz bij deze stroming toch nog krom gaat staan. De beten die je hier krijgt zijn echter zo overduidelijk, die kun je niet missen. Zelfs de kleinere vissen zijn in staat om deze toppen te laten ‘rammelen’ alsof het een lieve lust is.Waarom zou je dan met lichtere toppen vissen! Dat gaat ten koste van je beetregistratie!”, spreekt Jan Willem overtuigend.
Hij heeft één van zijn beide hengels voorzien van gevlochten lijn (10/00 ‘Braidcast’ van Preston Inovations) met een nylon voorslag van 15 meter 25/00 nylon (‘Dual band’ van Maver). De andere hengel blijkt voorzien van 25/00 nylon rechtdoor (eveneens ‘Dual band’). Bij beide hengels hangt de 100 grams korf in een schuivende lus montage, simpeler kan het niet. “Gaande weg kom ik er wel achter welke combinatie op dat moment het fijnste vist”, aldus Jan Willem.
“Zoek altijd de stroming op, ook als je tussen de kribben vist”, legt hij verder uit. “Je vangt nu eenmaal meer vis in de stroming. Ik werp altijd net zo lang totdat de top maximale stromingsdruk ondervindt en daar ga ik vervolgens vissen.”
Waarom de ankers andersom?
Het valt mij direct op dat de ankers van zijn korven aan de andere kant van de korf bevestigd zitten. Ik vis als -Brabander veel op de Maas en maak daar ook gebruik van ankerkorven. De ankers zitten bij mij echter allemaal aan de achterkant. Waarom dat verschil?
Jan Willem: “De IJsselvisserij is vooral een kolbleivisserij, terwijl op de Maas de brasem jullie ‘target’ is. Vergelijk het aasgedrag van deze vissoorten eens. Een brasem neemt aas op en zwemt weg zonder dat hij zijn kop optilt. Deze vis gedraagt zich als een stofzuiger, die de voerplek grondig inspecteert zonder ‘omhoog’ te komen. De kolblei daarentegen is een bewegelijke vis die het aas snel grijpt en daarna snel stijgt. En daar zit ‘m nou net de kruks!
Doordat de ankers voor aan de korf zitten, kantelt de korf na een aanbeet om, waardoor het gewicht van de loodstrip meteen de haak zet. Resultaat een felle beet! Een brasem zou zich juist vasttrekken, omdat de ankers achter op de korf zich vastgrijpen in de bodem.”
Oké, daar zit wat in. Wéér wat geleerd!
Aas en voer
Wanneer Jan Willem zijn aas en voer te voorschijn tovert, schrik ik toch wel een beetje! “Is dat niet een beetje veel?”, vraag ik. Uit zijn tas haalt hij twee vacuümpotten van een liter vol met casters, één liter maden, drie blikken mas en ongeveer drie kilogram gram voer!
Jan Willem vist overigens met voer van de firma Wielco. Hij mengt ‘Feedermix’ van deze bekende Nederlandse fabrikant één op één met ‘Superfeeder’ eveneens van Wielco. Dit laatste voertje is naar een recept van Leo Koot en Bert Aufderhaar. Twee cracks die ook hun mannetje staan, niet alleen op deze rivier!
“IJssel vissen is voeren, voeren en nog eens voeren. Iedere korf moet rijkelijk voorzien zijn van aas” zegt Jan Willem. “Je moet de vis met deze stroming op de plek houden. Doe je dit niet, dan ga je onder uit.”
Wanneer Jan Willem alles heeft geïnstalleerd, vraag ik waarom hij geen wormen heeft klaar staan? Zijn antwoord is even simpel als logisch: “Bij een wedstrijd op de IJssel is de kolblei de bepalende factor, met deze vissoort kun je het grootste gewicht halen. Wormen zijn een echt ‘brasemaas’. De tijd dat brasem op de IJssel de ‘target’ vis was, ligt al lang achter ons. Tijdens een meerdaagse wedstrijd op de IJssel wil het knippen van wormen nog wel eens effectief zijn, omdat dan de brasem wat geconcentreerde komt te liggen. In veruit de meeste gevallen zijn echter casters en blikmaïs bij uitstek het aas om de kolblei aan de praat te houden.”
Felle aanbeten!
Nadat Jan Willem de korf een paar keer op 30 meter heeft ingeworpen om wat aan te voeren, bevestigt hij een onderlijn van ca 120 cm lang 18/00, met daaraan geknoopt een haak 10. Die diameter ben ik niet gewend; op de Maas starten wij met onderlijnen van 14/00. Waarom zo dik?
“In zo’n sterke stroming bijt de vis als een razende en dan is de dikte van de onderlijn minder van belang. De vis heeft niet zo veel tijd om de zaak te inspecteren en zal snel moeten toeslaan anders is het eten weg. Je zult dadelijk zien dat kolbleien zeer fel aanbijten. Met deze stroming is de kracht die op de onderlijn wordt uitgeoefend echter ook vele malen groter dan op stilstaand of matig stromend water. Bovendien is de kans dat je op dit soort stekken barbeel vangt zeer groot. En haaklijnen die dunner zijn dan 18/00 breken gegarandeerd als vriend ‘snorremans’ aanbijt!”
Na de eerste inworp met een beaasde haak staat de top meteen al te rammelen. Beheerst heft Jan Willem de hengel naar achteren. Het is een kolblei. Door de stroming wordt de gehaakte vis -helemaal naar links gestuwd. De hengel vangt de klappen van de vis met gemak op. Niet lang na de aanbeet wordt de vis kundig geschept en onthaakt. Snel wordt de haak opnieuw beaasd met een aantal drijvende maden en wordt de korf gevuld met voer, maïs en casters. De lijn is nog niet slap gevallen of er dient zich een nieuwe aanbeet aan, wederom van een kolblei. In rap tempo vangt de inwoner van Lochem de ene vis na de andere. Voor de verandering vangt hij een aantal mooie windes, maar kolblei is toch de hoofdmoot. Dan valt het stil.
Direct valt me op dat Jan Willem ook dán blijft voeren, iedere vier minuten werpt hij een rijkelijk gevulde korf richting voerplek. “Kijk” zegt ie, “de meeste mensen maken de fout dat ze bij een afnemend aantal aanbeten minder gaan voeren. Juist op de IJssel moet je dan echter voer blijven inzetten. De vis moet een reden hebben om weer terug te komen!”
Bham… Uit het niets wordt de top krom getrokken om vervolgens terug te klappen. Al tijdens de dril voelt Jan Willem dat het een brasem is. Het zal de enige platte zijn die vandaag het net inglijdt.
Deze reportage en diverse andere opnieuw
weer zeer lezenswaardige artikelen over o.a.
het feedervissen met een dobber (!) en de
invloed van het weer op de witvisvangsten,
kunt u terugvinden in Witvis Totaal no. 39,
dat verschijnt rond 20 augustus 2008.
Voor meer informatie over o.a. aantrekkelijke
abonnementsaanbiedingen: Klik Hier!