De beste Ierse dag van 2018 deel 2
We verkassen naar een nabijgelegen meer. Helaas liggen daar een paar onbekende belly-eigenaars op. We moeten dus opnieuw overleggen naar waar we zullen trekken. Veel tijd willen we niet meer verliezen met rijden dus dichtbij zijnde plassen zullen worden gekozen. Ik kies voor een klein meer, en de anderen zullen dichtbij een wat groter meer bevissen. Dat ze klein zijn komt wel van pas. De wind is weer stevig aangetrokken al is daar dwars door het bos weinig van te zien.
Rustig zo te zien
Het valt me bij het uitladen van mijn bellyboot op dat mijn ene tube zachter is dan de andere. Vijf minuten op het water merk ik dat er zelfs nog meer lucht is uit verdwenen. Meer zelfs; ik moet naar de kant om te gaan blazen. Aiaiai, hopelijk heb ik nergens een lek opgelopen, want ik heb geen pomp bij. Mijn vrees wordt echter de waarheid. Er moet een lek zijn, want elke vijf minuten moet ik de kant opzoeken en blazen. Gelukkig is de oeverrand overal hard genoeg om op te staan.
Het blijft zeer vervelend dat ik elke twintig worpen naar de kant moet, en even twijfel ik als ik wel de overkant durf op te zoeken. Maar aan deze kant krijg ik geen beet en ja aan de overkant had ik vorige keer een paar heel sterke tachtigers. Dus de overkant lonkt me als een siréne.
Dan toch maar eerst de bladder eens keihard blazen. Ik word van al dat geblaas al wat ijl in mijn hoofd. Gelukkig moet ik niet pal tegen de wind op varen, want mijn belly hangt al behoorlijk schuin als ik de overkant bereik. Vanwege de inspanning gaat het blazen me nu goed af. Tegen de eerste struik aan komt ook de eerste aanbeet. Hij heeft gelijk erg vol gepakt.
Erg vol gepakt
De volgende pakt dan weer erg voorzichtig en de e enkele haak zit netjes voorin de bek. Wat verderop staat een struikenrij. Nog wat verderop stroomt een beekje uit of in dit meer. Daar moeten zeker ook de nodige rovers liggen. Als er eventjes weinig wind staat, zie ik zelfs kleine witvis spelen in de oppervlakte. Nauwkeurig gooi ik de stek uit.
Aan de struik ligt helaas geen actieveling. Tegen dat ik die helemaal heb uitgemikt is mijn bladder eigenlijk al behoorlijk gelost. Toch wil ik nog wat doorvissen en de hoek net voor de beek uitpeuteren. Zo zal ik die stek niet verstoren door er over te varen, vooraleer ze is uitgegooid. Ook daar komt helaas geen actie. Ik moet nu echt wel de kant opzoeken want de tube is ondertussen behoorlijk leeg. Ik vind er echter nergens vaste grond. De oever is er vreselijk drassig, en ik zak telkens diep weg. Daar heeft het aanwezige zwanenjong duidelijk geen probleem mee.
Het zwanenjong heeft geen vaste ondergrond nodig
Een wat paniekerig gevoel overvalt me. Ik probeer zittend bij te blazen, maar kan onmogelijk zo laag komen met mijn hoofd. Daarenboven gaat mijn belly nu al te veel gaan kantelen aan die lege kant. Als ik er naar toe hel, om bij te blazen, voel ik dat ik ga kantelen.
Dat lijkt me met 6°C watertemperatuur niet het leukste om te doen. Ik probeer de kant op te stappen, maar ook dat lukt niet. Een overschot aan doorntakken, en een veel te hoge opstap naar de vaste grond voorkomt dat. Ik moet hier nu snel weg. Terugkeren voorbij de struikenrij is nu zeker veel te ver weg.
Ik moet dus voorbij die beek. Door te kijken naar de begroeiing, weet ik tot waar het zeker zompig blijft. Dat blijkt nog een gans stuk ver te zijn. Ik hang al helemaal schuin, en vanwege de platte bladder ga ik steeds trager vooruit. Ik probeer mijn gewicht goed naar de volle bladder te verleggen, maar schuif constant af naar de andere. Ik vrees dat ik sowieso seffens het koude water zal inglijden, en mijn automatisch reddingsvest een luide “POEF” zal zeggen. Gelukkig draag ik dat vest wel.
Dan kom ik bij een dicht stoppelveld en daar moet het wel lukken, het blijkt er echter te diep, ik kan niet aan de grond. Mijn ogen vallen dan op een schuin liggende dikke stok onder water. Als die niet te rot kan ik daar wel op steunen hoop ik. Het lukt en snel blaas ik mijn tube op. Ik wordt helemaal dronken van het geblaas en ben blij dat ik daarna even rustig kan zitten.
Als een paar kleine visjes net voor de beek uit elkaar stuiven slaat de schrikknop weer over op normaal en ga verder vissen. Ik mis het eerste kleine tikje. Er volgt geen herkansing en laat de aanvaller even ruste voor ik opnieuw mijn shad zijn richting in stuur. Weer zo een mini-tikje dat niets oplevert maar dit keer is ‘de tikker’ wel gevolgd. Een beetje shad-spelletjes vlak voor de belly laat me de rover uit de beekmonding alsnog vangen. De enkel haak zit nog maar net voorin de bek.
De rover uit de beekmonding
Mijn wens dat er nog bijtgrage buren bij liggen wordt voorlopig niet ingevuld. Toch ben ik behoorlijk zeker dat er meer moeten liggen. Ik hang een wekker aan de speld, in de vorm van een Aruku. Rammelend hiermee haal ik er toch nog twee uit hun winterslaap.
Wakker gemaakt met de Aruku
Als ik een eind verder, er één twee maal mis op dit aasje klik ik weer de groene “The Boss” er aan. Die wordt gelijk vol gegrepen. Aanbeten volgen nu nog weinig maar toch geraak ik aan zeven stuks. Dat brengt mijn dag-totaal op 35 en vierhonderd en achtenzeventig keer blazen, voor dat eerste getal wil ik altijd wel tekenen.
’s Avonds willen ze wel mijn geheim wapen zien waarmee ik zo goed ving vandaag. Bij de groep van vier lukte het namelijk helemaal niet zo goed op hun respectievelijke meren. Het is straf dat de shad nog maar zo weinig geschonden is na zoveel aanbeten. De “snoek-tanden-bestendigheid” vanuit de reclame zit er dan toch niet naast.
Weinig schade na tig aantal aanbeten
Het is ijdel maar ik kan er niets aan doen; die avond blijft onderstaande zin regelmatig in mijn hoofd terugkeren: Fonetisch klinkt het in het West-Vlaams wel 3 keer ongeveer hetzelfde:
“Deboaes was vandaag de boaz met the Boass”
Debaes Bart