Vissen in de laatste wildernis van Europa: Finland
door Thomas Sintobin
‘Did you have a good catch, Sir?’ Aan het woord was de mooie jongedame aan de bagage check-in op de luchthaven van Helsinki. Ik stond versteld. Normaalgezien vragen dat soort mensen mij wantrouwig wat er in die verdachte groene koker zit wanneer ik hem op de weegschaal zet. ‘Any big ones?’, vroeg ze nog…
Een visgek land
Na vier dagen in Finland had ik het nochtans moeten weten. Finland is een land voor vissers. Jong en oud, mannen en vrouwen, iedereen is er even visgek. Ik sprak er met een vrouw die zei dat ze in de vakantieperiode met haar moeder en haar dochter, drie generaties dus, een paar keer met netten op snoekbaars vist, er is een Fins hengelsportblad dat elke maand een rubriek aan vrouwelijke vissers wijdt, er is zelfs een voltijdse vrouwelijk visgids, die vistrips op de Baltische zee verzorgt. Ik denk dat 50 procent van de Finse bevolking er regelmatig op uit trekt om een paar dagen te vissen. Met een totale bevolking van 5.2 miljoen betekent dat een gigantische hoop volk. En gelijk hebben ze. 68 procent van Finland is nog altijd woud, 10 procent bestaat uit water. Er zijn rivieren, de Baltische zee en 188.000 meren van meer dan 5 hectaren. Ik denk dat zelfs mijn moeder, die een notoire niet-visser is en al zeeziek wordt door naar een boot te kijken, zou vissen als ze hier woonde.
Met zoveel verschillende types water, zout, zoet en brak, zijn de Finse hengelsportmogelijkheden uiteraard onvoorstelbaar uitgebreid. Ik was er slechts vier dagen, dus jammer genoeg kon ik niet veel meer doen dan hier en daar wat “proeven”. Ik had geluk dat ik een goede gids had, echter. Haar naam was Sirpa Glad-Staf, ze werkte vroeger bij Rapala maar organiseert tegenwoordig vistrips. Zij vist al sinds ze zes jaar was en kent een heleboel wateren in Finland als haar broekzak. Zij was vorig jaar samen met mij in België komen vissen, en nu trakteerde ze me begin september op een Fins ‘viskwartet’.
Hare majesteit de forel
Finnen zijn gek op forel. Het eerste stukje water waar zij me naar toe nam, was dan ook een forellenwater, dat wordt ‘Kusaakoski’ genoemd. Dat betekent zoveel als ‘de middelste rapid’, vertelde Sirpa me. Een ‘rapid’ is een stukje van een rivier waar het water aanzienlijk sneller stroomt door hoogteverschillen. Ongetwijfeld weten heel wat lezers dat al, maar ik wist het dus niet. Ik ben namelijk niet bepaald een groot licht als het op forelvissen aankomt, en de edele kunst van het vliegvissen ben ik nog altijd niet meester. Erger nog, ik ben nog altijd geneigd om Jan Eggers’ bewering dat vliegvissen ‘een mooie manier om niets te vangen’ is, te onderschrijven. Grapje natuurlijk, ik bewonder goede vliegvissers echt wel, het zijn ware kunstenaars, maar voorlopig heb ik me nog niet geduldig genoeg weten te tonen om mij deze hengeltechniek eigen te maken. Ik moest bijgevolg dus mijn plan trekken met een spinhengel en wat kleine plugjes, en kon enkel staan gapen naar de elegantie waarmee Petri, de visgids die Sirpa daar voor me geregeld had, uitpakte.
De omstandigheden waren niet denderend. Ook in Finland is het klimaat van streek aan het geraken, en na een stikhete zomer was de watertemperatuur veel te hoog: 18 graden, tegenover de gebruikelijke 12 graden. Bovendien was het waterpeil meer dan een meter lager dan normaal. We stonden met onze voeten op de gebruikelijke hotspots… Gelukkig waren er nog hotspots genoeg waar wél water stond. ‘Tussen die twee stenen,’ zei Petri die eerste middag, ‘ligt er meestal wel een forel op de loer’. Ik gooide mijn forelkleurige Rapala van 5 cm op die plaats en ving binnen de 3 minuten een bruine forel. Het was geen monsterlijk grote vis, maar een echt plaatje, met een prachtige tekening en kleuren..
Dit rapid-vissen is een erg plezierige manier van vissen. Je staat tot aan je middel in het water en dat geeft je echt wel het gevoel dat je daar ‘hoort’, dat je deel uitmaakt van de natuur rondom. Die middag en de volgende morgen ving ik een paar baarzen en zes forellen, alle aan kleine plugjes en aan vijfgrams jiggen waarop witte Marabouveren waren gebonden. De beste vangsten boekten we toen het begon te schemeren; blijkbaar hadden de vissen de duisternis nodig om hun schuwheid in het glasheldere water te overwinnen. De zwaarste forel moet zoiets als 3 lbs gewogen hebben. Er zitten echter nog veel grotere bruine forellen in dat stukje rivier. Twee dagen voor ik er viste, ving een vriend van Petri het seizoenrecord: een forel van maar liefst 68 cm en 5.5 kilogram zwaar! Hij gebruikte een 7 cm Rapala en spinhengel met 22/00. De grootste vis die ik haakte, deed wat kanjers meestal doen: hij muisde er vantussen. Hij maakte een spectaculaire sprong en brak mijn hoofdlijn…
Ik gebruikte een lichte spinhengel met 18/00 op de spoel, maar dat was te licht. Helaas had ik dat niet meteen door, ik nam aan dat de lijn beschadigd was geraakt tegen een rots of zo, maar dat was een grove vergissing die me de volgende dag een nog grotere vis zou kosten tijdens het zogenaamde ‘driftboating’.
Raften en vissen terzelfder tijd
‘Drift boating,’, hoor ik u nu zeggen. ‘Wat is dat nu weer?’ Het lijkt nog het meeste op de combinatie van vissen en ‘raften’ – u weet wel, die avontuurlijke sport waarbij men een helm op in een rubberband een wildwater rivier afdrijft. Ik leg het even uit: we kruipen in een stevige boot met een visgids, en we drijven de snelstromende rivier af. Wanneer we vóór een stroomversnelling komen, legt de visgids de boot min of meer stabiel stil in de stroming. De bedoeling is dan dat we ons kunstaas tot vlak voor het watervalletje brengt, want precies daar, in de door het water uitgesleten geul, liggen de forellen op voorbijdrijvend lekkers te wachten. We hoeven ons kunstaasje, ik gebruikte diepduikende plugjes, zelf niet bijster veel actie te geven, dat doet de stroming wel in onze plaats. ‘Don’t walk the dog, let the dog walk itself,’ was de tip die de gids ons gaf. Zodra we een vis haken, moeten we hem proberen te beletten in de wit schuimende stroming te duiken. Het zijn sowieso al echte krachtpatsers, en zodra ze de hulp van de stroming krijgen, zijn ze er met geen stokken meer uit te krijgen…
Plots gilde mijn molenslip alsof ze een hartinfarct kreeg. Ik voelde meteen dat het een erg grote vis was, veel groter dan de kleinere exemplaren die we tot dan toe gehaakt hadden, maar onze ontmoeting was al te kort. Ze dook in de stroming en brak mijn lijn… Ik was niet bepaald gelukkig, en dat was de enige grote vis die we al driftboatend haakten. Het lag aan ons, denk ik, want de vissers die voor ons gedrift hadden, kregen beduidend meer aanbeten. Zij visten trouwens met poppers, die ze op precies diezelfde plaats hun werk lieten doen. Dat kunstaas gebruikten ze echter niet omdat die zo geweldig efficiënt waren, want – zo vertelden ze mij althans – ze verspeelden 9 vissen op de tien. Nee, zij kozen voor poppers omdat de aanbeten zo spectaculair zijn.
Snoek op het programma
Deze rapid komt uit in een groot meer, en we besloten om ons geluk daar de volgende morgen eens te proberen. Tijdens het ijsvissen de voorbije winter waren er al snoeken gevangen tot zo’n 22 pond, dus wie weet… ‘Het moet al heel gek gaan als je hier niets vangt,’ zei de verhuurder van de bootjes, ‘er zit snoek zat, en als je weet wat je doet, vang je er zoveel je wilt.’ Hij zei het wat minachtend, want zoals de meeste Finnen vond hij snoeken maar niets. Ze zijn dom, ze hebben scherpe tanden en tot overmaat van ramp vreten ze dan ook nog eens forellen… Nee, de verstandhouding tussen snoeken en Finnen is niet bepaald optimaal. ‘Ze hebben altijd honger,’ voegde hij er smalend aan toe toen we van de steiger weg begonnen te roeien.
Wel, de snoeken in dat bepaalde water deden hun reputatie in elk geval alle eer aan. Door de harde wind konden we maar in een heel beperkte, redelijk beschutte hoek van het meer vissen, zo’n 100 meter op 20, maar daar lagen ze zowat op elkaar denk ik. Ik kreeg namelijk 18 aanbeten in 2.5 uren. Stuk voor stuk zetten ze hun tanden in mijn vertrouwde Salmo Sliders (zinkende versie, 10 cm), die ik zeer snel binnentikte vlak boven het wier. Supergroot waren ze niet, maar tijdens de dril sprongen ze dat het een lieve lust was.
Het was overigens opvallend dat ze werkelijk voor dit type kunstaas schenen te gaan. Sirpa viste met pluggen, spinners, lepels en jerkbaits van een Fins merk, maar ze kreeg niet één aanbeet! Op een bepaald ogenblik besloot ik een poging te wagen met die Finse jerkbait. Ik gooide zo’n 25 keer na elkaar op dezelfde plek, maar kreeg geen tik. Toen hing ik er opnieuw mijn Salmo aan en het was meteen, al na twee tikken, raak… Misschien was het toeval, misschien heeft het te maken met het feit dat ik die Salmo’s nu eenmaal gewend ben en er dus veel beter mee vis, maar toch. Voor de lol probeerde ik alle kleurtjes uit die ik bij me had, en ze vingen allemaal even goed. Toen de wind nog aanwakkerde, kozen we het hazenpad. Hoewel, ‘hazenpad’ is nu niet bepaald het juiste woord voor het moeizame partijtje tegen-de-wind-roeien dat ik daar moest verrichten…
Wrakvissen… op snoek!
De laatste trip was iets bijzonders. We gingen snoekvissen… in zee! In de Baltische zee, meer bepaald, in de zogenaamde Golf van Finland. In dit reusachtige, brakke water waar zelfs een klein beetje getijdenwerking is, leven snoekbaars, baars, snoek, zeeforel en bot ‘broederlijk’ naast elkaar. Hoewel, ‘broederlijk’!? Eén van de snoeken die ik ving had een soort zeedonderpad in zijn bek! Het is er dus in principe mogelijk om zowel zoutwatervissen als zoetwatervissen te vangen. In de jaren tachtig, zo vertelde Erik, de visgids, mij, vingen ze soms gullen tussen het snoeken door, maar dat gebeurde de laatste jaren nog maar heel zelden…
We visten vanuit een stevige motorboot en maakten daarbij steevast lange driften langs de vele eilanden die dit water rijk is. Rond de eilanden bevinden zich stenen, rietkragen en scheepswrakken, en de snoeken liggen daartussen. Het leek wel wat op zeebaarsvissen: zo dicht mogelijk bij de obstakels vissen, terwijl er meeuwen en zelfs visarenden boven je hoofd vliegen… De 7 snoeken die ik hier ving waren stuk voor stuk enorm sterk, en ze vielen mijn jerkbaits bijzonder agressief aan. De meeste vissen hadden het ook hier weer erg snel geviste kunstaas diep in de bek. Er zaten stevige vissen tussen, maar naar ik van Erik begreep waren we een dikke maand te vroeg voor de echte kanjers en voor de echt grote aantallen. Ook voor zeeforel was het seizoen niet geschikt, maar hij stuurde mij naderhand wat leuke foto’s door, dus ze zitten er in elk geval wel, al zullen het ook hier geen makkelijke vissen zijn om te vangen vrees ik. Van Erik begreep ik dat 2 stuks per trip al een aardig resultaat waren…
Na deze visdag sliepen we in een blokhut op een privé-eilandje, en ik moet zeggen dat het één van de mooiste plaatsen was waar ik ooit ben geweest. Terwijl de zon onderging aan de ene kant, kon je terzelfder tijd de maan zien stijgen aan de andere. De visgids maakte op een barbecuevuurtje vissoep (wat anders?), hij had voor wijn gezorgd en voor vers brood. Wat moet een visser meer hebben? Op het eilandje stonden drie gebouwtjes: het barbecuehuisje, een blokhut met 5 slaapplaatsen en een saunahuis. Ik houd niet zo van sauna en heb het dan ook niet getest, maar zelfs een hitte-hater als ik kon wel begrijpen dat het plezierig moest zijn om na de sauna in de zee te springen… Overigens sprenkelt men daar het brakke water van de Baltische zee over de kooltjes van de sauna, omdat dat blijkbaar een heel apart aroma geeft. Het is maar een weet…
Paradijs voor de jerkbaiter…
In mijn lange carrière als reizende visser heb ik alvast één ding geleerd: sla het advies van de visgids niet in de wind. Die lokale jongens weten steevast verdraaid goed hoe ze hun visje moeten vangen. Dat bleek ook weer op deze reis: zonder Petri zou ik de verkeerde hotspots bevist hebben, zonder Erik rond de verkeerde eilanden gedobberd. Nochtans was ik blij dat ik hen op mijn beurt iets kon leren, namelijk dat jerkbaits wél een fantastisch aas zijn, en dat het hele jaar door. Ze hadden er namelijk niet bijster veel vertrouwen in, mompelden iets over ‘typical summer bait’ of zo en reikten mij gulhartig een ondiep duikende plug aan. Ik bleef echter koppig doorgaan met mijn eigen kunstaas, en ik kreeg niet alleen meer aanbeten, maar dan ook nog eens van grotere snoeken! Moraal van het verhaal: bent u op zoek naar een plaats waar massa’s snoeken nog nooit een jerkbait hebben gezien en er dus ongegeneerd en zonder dressuur opvliegen? Dan is Finland the place to be…Goedkoop is het er niet, net zomin als in andere Scandinavische landen, maar charme en vis zijn er ruimschoots aanwezig!
Meer informatie?
www.highlightholidays.fi. Sirpa verzorgt volledig georganiseerde en op maat gemaakte visreizen (sirpa.glad-staf@highlightholidays.fi).
Meer foto’s van de visgids die mij op de Baltische zee vergezelde zijn te vinden op www.kalaopas.info